___________________________________________________________ |
Goliath met (vaste) berijder Jan Pieter Oepkes, geschilderd door Jan Rijk Mathijssen
___________________________________________________________
Op het schilderij loopt het paard naar links.
In Zuurdiek Mien Dörpke is de afbeelding echter gespiegeld afgebeeld en loopt het paard naar rechts.
Foto: Goliath met Jan Pieter Oepkes de Boer, afgebeeld in “Zuurdiek, mien Dörpke”
___________________________________________________________
In 1957 hing het schilderij op de tentoonstelling “Verhildersum Herleeft“.
Details van het schilderij “Goliath”
___________________________________________________________
Meester J.S. van Weerden schrijft in Zuurdiek Mien Dörpke bij de foto het volgende:
Peerd Goliath, ‘n inlandse zwaarte roen, bereden deur Jan Paiter Oepkes de Boer, pikeur van Henderikus Woarendörp Törrengoa van Zuurdiek, schilderd ± 1840 deur I.R.M. (= Jan Rijk Matthijsen van Laiwòrn?)
De twijfel van Meester J.S. van Weerden was overbodig. In die jaren woonde in Leeuwarden: Jan Rijk Matthijssen, kunstschilder, * 23-05-1816 Leeuwarden, Wijk Letter F No 157, † 07-06-1850 Arnhem, 34 jaar x 19-10-1843 Leeuwarden Maria Hermina Pool, ~ 28-12-1806 Nijmegen, † 28-02-1894 ‘s-Graveland
Op 21-08-1843 vestigde Jan Rijk Matthijssen zich als portretschilder in Leeuwarden
Op 26-08-1843 was Goliath eigendom van T. J. Ritzema, landbouwer op de boerderij het Gasthuizen Voorwerk te Garsthuizen.
Op 06-09-1844 deed het paard “Kruizinga” van H.W.J. Torringa mee aan de harddraverij in Zandvoort.
Er is dus veel voor te zeggen dat Goliath in 1843 geschilderd is door Jan Rijk Matthijssen
Dit alles als een eerbetoon voor ruim 6 jaar trouwe dienst, begonnen in 1836? Echter een rustige oude dag op Stoepemaheerd hoorde er niet bij?
___________________________________________________________
In zijn glorietijd kwam Goliath rivalen als De Nette en De Lietse regelmatig tegen. Bijvoorbeeld op 30-06-1842 te Appingedam.
Van De Lietse is geen schilderij bekend, wel van zijn eigenaar Adriaan van der Hoop.
Sake Meintes Visser heeft een schilderij laten maken van een paard. Het staat niet vast dat dit paard De Nette is.
___________________________________________________________ |
De Rooms-Katholieke Jan Pieters de Boer was in zijn tijd een beroemd pikeur uit Friesland. Hij heeft ondermeer met het paard “Goliath” voor H.W.J. Torringa veel prijzen gewonnen.
In de kranten werd hij veelal J.P. de Boer of J.P.O. de Boer, J.P. Oepkes de Boer, J.P. Oepkes, Oepkens genoemd.
Hij was een zoon van Pieter Oepkes uit Makkum, hetgeen wellicht een verklaring geeft voor Jan Pieters Oepkes (= Jan zoon van Pieter Oepkes). In slechts 2 akten de burgerlijke stand ondertekende hij met J.P.O. de Boer, maar haalde daarna de O weer door. Bij de akte naamsaanneming ontbreekt zijn handtekening.
Blijkbaar was er iets mysterieus aan hem, want zijn naam leefde in de provincies Groningen en Friesland nog jaren voort, getuige ondermeer een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden van 28-06-1941:
Bij “De Groene Weide” werden vanouds de harddraverijen van paarden gehouden. Toen in Juni 1837 Koning Willem l een bezoek bracht aan de stad, werd er bij “De Groene Weide” een harddraverij gehouden. De Koning woonde dezen wedloop met z’n gevolg bij. De koepel aan het einde van den tuin “bood een heerlijk overzicht langs de baan”.
De prijs – een zilveren koffievaas met komfoor, een kristallen melkkan – werd gewonnen door R. Torrenga landbouwer te Zuurdijk, met het paard Goliath, bereden door J. P. O. de Boer. Een overbekende pikeur in dien tijd: “Jan Paiter Oeps de Boer”. De naam leeft in ons dialect nog voort: wil men op de nieuwsgierige vraag: “Wel is dat?” geen juist antwoord geven, dan zegt men schertsend: “Jan Paiter Oeps”.
(R. Torrenga moet zijn H. Torrenga)
en Leeuwarder Courant 25-05-1966:
Recensie Gronings dorp Zuurdiek, Mien Dörpke, door J. S. van Weerden. Uitgeverij Sasland, Grunnen 1966. 158 blz., rotsprint.
[] Wij hebben vaak gedacht wie toch wel die Jan Piter Oepkes („Janpiteroepkes”) geweest kon zijn, over wie oude Leeuwarders tegenover kinderen (vergelijkenderwijs?) wel spraken. Welnu: hier staat een plaatje van het paard Goliath bereden door omstreeks 1840 bekende pikeur Jan Paiter Oepkes (de Boer). Dat Van weerden nu deze oplossing moet brengen!
___________________________________________________________ |
In het Algemeen Handelsblad van 22-07-1836 stond naar alle waarschijnlijkheid de eerste vermelding van Goliath
De berijder van Goliath werd niet vermeld. Ook de berijder van het paard de Molenaar wordt niet vermeld .
Aangenomen kan worden dat Jan Pieters de Boer en Arie Houtman de berijders waren.
Op 27-08-1836 deed H.W.J. Torringa in Scheemda mee met twee paarden: Goliath en Princes, beiden bereden door J.P. Oepkes:
27-08-1836 Hardrijderij Scheemda | SCHEEMDA den 28 Augustus.
Gisteren namiddag had alhier de vroeger aangekondigde paardenharddraverij plaats, waarbij weer en weg niets te wenschen overig lieten. Acht schoone paarden, als:
een bruin langstaart ruinpaard van Kamerlingh, te Groningen bereden door den pikeur Juursema;
een zwart bles ruinpaard, Hercules genaamd, van Buringh, te Zuidbroek, bereden door den pikeur Boersema;
een zwart paard, de Jonge Piet genaamd, van Jullens, te Hoogezand, bereden door den pikeur Koopman;
een zwart ruinpaard, Goliath genaamd, van Torringa, te Zuurdijk, bereden door den pikeur J. P. Oepkes;
een bruin merriepaard, De Hoop genaamd, van Roelfsema , te Nieuw-Scheemda, door hem zelf bereden;
een zwart merriepaard, Prinses genaamd, van Torringa voornoemd bereden door Oepkes;
een zwart blespaard, genaamd Jan, van B. E. Botjes te Zuidbroek, door Aeilkema bereden; en
een zwart ruinpaard, van Hooiboer te Dorkwert, door den pikeur Juursema bereden,
draafden achtereenvolgende in de baan, tot dat op het laatst de beide paarden van Torringa, te Zuurdijk overig bleven, waarvan bij de laatste rid de prijs werd behaald door het paard Goliath genaamd, terwijl alzoo de premie werd gewonnen door het paard, genaamd Prinses, zoodat aan den eigenaar dezer beide paarden, zijnde Torringa, van Zuurdijk , is toegewezen en vrij vereerd zoo wel de schoone prijs als premie beide, de eerste in eene zeer net en fraai bewerkte, ruim met goud voorziene zweep, en de andere in eene even uitmuntend bewerkte, bij uitstek zwaar met zilver gemonteerde zweep bestaande.
Eene overgroote menigte toeschouwers, van alle zijden zamengekomen, heeft het hare toegebragt tot opluistering en veraangenaming van dit ware volksfeest, waarbij zich velen tot Iaat in den nacht hebben vervrolijkt, doch hetwelk overigens in de beste orde is afgeloopen.
Dank zij derhalve al degenen, welke tot daarstelling en opluistering van dit onschuldig en geliefkoosd volksvermaak het hunne hebben bijgedragen; het strekt ten bewijze, hoe gaarne men zich op eene betamelijke wijze wenscht verlustigen, en het spoore de daarstellers aan, om dit feest in waarde te houden, en alzoo door onderlinge bijdragen jaarlijks de gelegenheid aan te bieden tot een zoo onschuldig als betamelijk voiksvermaak, hetwelk al dadelijk is gebleken, hoe zeer hetzelve wordt bemind, en hoe gaarne van de gelegenheid daartoe gebruik wordt gemaakt.
___________________________________________________________
De in de couranten van belangrijke harddraverijen gepubliceerde uitslagen bevatten tot ongeveer 1845 opvallend vaak de namen voor van:
Henricus Warendorp Jannes Torringa te Zuurdijk en pikeur J.P.O de Boer,
Adriaan van der Hoop te Amsterdam en pikeur Arij Houtman, alsmede
Sake Meintes Visser te Akkrum en pikeur Wouter van der Meulen.
Een enkele keer ook de naam van Fokke Tammes Tammens, landbouwer op de boerderij Nijenklooster te Kloosterburen.
___________________________________________________________
Jan Pieter Oepkes de Boer komt in “Harddraverij” geschreven door mr T. P. Tresling in 1838.
Adriaan de Hoop komt voor in “‘t Joar Dârtig” geschreven door mr A. S. de Blecourt in 1901
___________________________________________________________
Vele nazaten van J. P. O. de Boer zijn ongeveer 100 jaar (tot 1939) actief geweest in de paardensport en die van H. W. J. Torringa gedurende 180 jaar.
Actief als fokker, eigenaar, pikeur, jockey, spring-, dressuurruiter, keurmeester.
De nazaten van H. W. J. Torringa bleven over het algemeen tot voor kort in en om Zuurdijk wonen.
De nazaten van J. P. O. de Boer bleven wonen in de provincie Friesland en daarna in Noord-, en Zuid-Holland.
Uitslagen harddraverijen waaraan deelnamen H.J.W. Torringa, A. van der Hoop, Sake Meintes Visser, Jan Pieter Oepkes de Boer, Arie houtman, Wouter Piekes van der Meulen:
Namen van de nazaten, actief in de paardensport
___________________________________________________________
Op 10-05-1842 deed Goliath mee aan de harddraverij in Utrecht. H. Torringa en zijn zoon Roelf Eijes waren aanwezig. Roelf Eijes zette droogjes in zijn reisverslag:
Den 9 Mei. Van hier reden wij op Amersfoort een vrij groot en niet onaanzienlijk stadje, wij kochten een slokje bij van den Broek en vervolgden toen onze reis tot op een kwartier buiten Amersfoort alwaar wij op een heuvel waarover de straatweg loopt stilhielden en eenige schreeden in de heide gingen op een klein heuveltje met negen eiken omzet, van waar men een verrukkend gezigt heeft op Amersfoort en omliggende landschappen, van hier reden wij op Soesterberg en zoo langs over heerlijke buitenplaatsen en lusthoven met heerlijke bosschen langs de Bildt eene schoone streek huizen en buitenplaatsen en zoo kwamen wij omstreeks 12 uur te Utrecht aan. Hier logeerden wij bij Vermeulen aan het Vreeburg, hier koffie gedronken hebbende wandelden wij langs de paardemarkt en vonden hier spoedig O Bulthuis T Koning J.P.O. de Boer J Elema F Kruisinga en J Leima en bezagen met dezen de Manège, de dom waar wij boven op zijn geweest, hierna bezagen wij de Domkerk, hier ligt eene graftombe van den Baron van Gendt en een Bisschopsstoel een gedenkstuk uit vroeger tijden, een fraaije deur, een brillant
Den volgenden morgen den 10 Mei bezagen wij met ons gezelschap de Munt hetwelk aan ons verlangen voldeed. Men muntte gulden, waarvan zij 40.000 per dag konden munten.
Toen wandelden wij langs de winkel van Sinkel waar ik een nieuwe zakdoek kocht. Vervolgens gingen wij in de Maliebaan de harddraverij zien waar 16 paarden naar een prijs dongen welke behaald werd door het zwarte langstaart merrie paard van den heer A van der Hoop van Amsterdam de Lietse genaamd, en de premie door het zwart langstaart ruinpaard van den heer Take Visser van Akkrum de Nette genaamd.
In de Utrechtsche Provinciale en Stads-Courant van 11-05-1842 stond het volgende bericht:
UTRECHT den 10. Mei.
Na dat wij sedert 1830 geene Harddraverij alhier hadden, heeft dit nationaal Volksvermaak heden alhier plaats gehad in de daartoe zoo geschikte Maliebaan, welke tot dat einde was afgeschoten. Zestien paarden hebben naar de door de Regering dezer Stad uitgeloofde prijzen gedongen, zijnde de eerste prijs een fraaije zilveren Vaas en de tweede een paar fraai bewerkte Hoofdstellen.
Onder de afwisselende muzijk van het 10de regement, hebben de paarden met derzelver berijders gewedijverd.
De eigenaars der 16 paarden zijn de heeren S. M. Visser, uit Akkrum ; A. van der Hoop, M. Wijthofen W. Koopmanschap, uit Amsterdam; K. Hielkema, uit Leijden; H. Torringa , uit Zuurdijk ; H. van der Beek, uit ‘s-Gravenhage ; -S. Douwma, uit Bergum ; F. Tammes, uit Kloosterburen, en K. Bouman, uit de Beemster. (Op dit oogenblik is nog niet uitgewezen welke paarden de prijzen hebben behaald.)
Op de Paardenuiarkt van den 9. Mei alhier, zijn 443 stuks paarden aangebracht.
In de Leeuwarder Courant stond het volgende verslag:
In de Utrechtse Courant van 13-05-1842 stond de uitslag:
In al de nummers onzer vorige Courant hebben wij niet kunnen mededeelen, dat bij de Harddraverij gisteren in de Maliebaan gehouden, de eerste prijs is behaald door den heer A. van der Hoop, met zijn zwart langstaart merriepaard, genaamd de Lietse, pikeur A. Houtman, en de tweede prijs door den heer J. M. Visser, met zijn langstaart ruinpaard, genaamd de Nette, pikeur W. v. d. Meulen. Deze prijzen werden uitgereikt door den Burgemeester Kien, met eene gepaste aanspraak.
De pikeurs reden daarop met hunne behaalde prijzen door de Maliebaan en werden door het met geestdrift toegejuichd. De geheele harddraverij heeft van half een ure tot omstreeks half vijf ure geduurd.
Het viertal, hetwelk, uit 16 paarden overbleef, bestond uit de paarden Willemijntje en de Lietse van den heer A. v. d. Hoop, beide bereden door den pikeur A. Houtman, de Nette van den heer S. M. Visser bereden door den pikeur W. v. d. Meulen, Goliath van den heer H. Torringa, bereden door den pikeur J. P. Oepkes de Boer.
Over het algemeen liepen al de paarden voortreffelijk en gaf zulks veel genoegen aan de duizenden toeschouwers. Al de huizen aan de zijden van de Maliebaan waren met menschen bezet, terwijl men aan beide zijden van de baan eene menigte rijtuigen gen opmerkte, die het fraaije gezigt der harddraverij verhoogden.
Door dit nationaal volks-vermaak waren ook vele vreemdelingen uit andere plaatsen herwaarts gekomen, dat er bijna geene plaatsen in de herbergen over waren. Het spreekt, dat door dezen toevloed van menschen veel vertier en vele voordeelen door consumtie als anderzints, aan de ingezetenen wordt veroorzaakt, en dat zodanige dag niet alleen eene uitspanning voor velen, maar een feestdag voor allen is.
Het schoone weder begunstigde dit volksvermaak, hetwelk tot elk genoegen met de meeste orde is afgeloopen.
Wat zoon Roelf Eijes Torringa en de Couranten niet vermeld hebben is dat er tijdens de harddraverij snelheidsmetingen uitgevoerd zijn.
Ook werd niet vermeld dat de pikeurs A. Houtman en W. van der Meulen een geschil kregen over de uitslag, getuige het Algemeen Handelsblad van 16-09-1842:
* LEEUWARDEN, 12 Sept. Hoezeer onder de nationale Vriesche volksvermaken de harddraverijen eene eerste plaats bekleeden en als de voornaamste en meest geliefkoosde, maar ook de meest met zorg aangekweekte, mogen beschouwd worden, waartoe niet zelden de keur van echte harddravers uit andere provinciën mededingen; de op heden alhier gehouden wedren maakte evenwel op alle anderen eene zeldzame uitzondering, welke strekken kan tot bijzondere aanmoediging voor hen, die daarin een daadwerkelijk belang stellen.
Op de voor eenigen tijd te Utrecht gehouden harddraverij, waarbij door het snel dravend paard van den Heer van der Hoop van Amsterdam, de Lietze (kleine) genaamd, bereden door den pikeur A. Houtman, de daarbij uitgeloofde eereprijs werd behaald, terwijl de toegezegde premie aan het ros van den Heer Sake Visser, van Akkrum, genaamd de Nette, en door den pikeur Wouter van der Meulen bereden is toegekend geworden, ontstond tusschen voormelde pikeurs eenig geschil omtrent de al- of niet gegrondheid waarop deze toekenning van prijs en premie had plaats gevonden, bewerende de pikeur van der Meulen dat zulks, volgens zeggen, niet zuiver zoude zijn te werk gegaan; dit geschil al ras ter ooren gekomen zijnde van voormelde Heeren eigenaren, die beide evenzeer wenschten, dat hetzelve door een doorslaand bewijs werd opgeheven, kwamen weldra overeen, om deze hunne paarden, tegen elkander, op bepaalde plaats en tijd te laten draven, waartoe door hen mede werd vastgesteld dat de pikeur van het snelst dravend paard van den eigenaar des anderen honderd guldens tot vereering zoude bekomen, zoo werd dat naar ik vernomen heb, door de verliezende partij nog ƒ100 ten voordeele der armen van de gemeente, waar de wedloop plaats vond, zoude worden uitbetaald.
Tot dat einde lieten zich dan nu ook beide Heeren, met derzelver pikeurs en harddravers heden morgen bevinden in het Zaailand alhier, alwaar de ruim 925 Vriesche voeten lange baan in behoorlijke gereedheid was gebragt; ten elf ure ving nu de wedren aan, met dien uitslag dat het paard van den Heer Visser, al dadelijk van de vijf voorgestelde ridden, de drie eerste won, en gevolgelijk overwinnaar bleef;
waarbij is opgemerkt geworden, dat de baan hij de beide eerste ridden, telkens binnen de 30 seconden en de derde rid in 28 seconden is afgelegd. Ongeacht het buijig weder was de toevloed der aanschouwers, maar nog meer der, echte liefhebbers talrijk, en mag het er veilig voor gehouden worden, dat deze beide rossen ongetwijfeld de snelst dravende paarden zijn die thans in ons land bestaan.
(Friesche Voet is 0,296 meter. De baan had dus ene lengte van ruim 2.738 meter)
De 5 ritten werd in 1792 de Friese methode genoemd. Bij de Hollandse methode werd 1 rit gereden, waarbij de snelste won. In 1842 zal dit ook zo geweest zijn.
Zie Brieven over de Vereenigde Nederlanden
In deze brieven wordt ook de rol van de kasteleins fraai beschreven
___________________________________________________________ |
De reis van Roelf Eijes Torringa werd vanuit Winsum op 07-05-1842 aangevangen en op de 3e dag kwam het reisgezelschap in Utrecht aan. Uit het reisverslag blijkt verder dat Jan Pieter Oepkes de Boer en Goliath al in Utrecht was gearriveerd.
De vraag is of Goliath op stal stond in Zuurdijk of bij Jan Pieter Oepkes de Boer?
Gezien de deelnames aan vele draverijen ligt het voor de hand dat Jan Pieter Oepkes de Boer, Wouter van der Meulen en Arij Houtman de paarden bij zich zelf stalden en zelfstandig of in overleg met de eigenaar besloten aan welke draverijen ze mee deden. Zij zullen gezien de reistijden ook gekeken hebben of er nog andere draverijen op hun routes gehouden werden. Van vele draverijen werden in de kranten wel aangekondigd, maar niet alle uitslagen haalden de krant.
Op 7 mei werd om half 5 in de ochtend uit Winsum vertrokken; in Assen werd aangehouden voor paard en mens gezorgd voor een natje en droogje; om half 5 in de middag werd na 12 uur Meppel bereikt. De paarden werden uitgespannen, gedrenkt en gevoerd. De reizigers kregen een natje, droogje en bed.
Op 8 mei werd aangehouden in Elburg en Harderwijk. In Nijkerk werd overnacht.
Op 9 mei werd aangehouden in Amersfoort en om 12 uur werd het einddoel, Utrecht bereikt. 6 bekenden zullen ongeveer dezelfde route gevolgd hebben.
Op dit soort routes kwam men tegen: kroegen, logementen, herbergen en uitspanning, al dan niet gecombineerd. Waarschijnlijk werd vooraf niet gereserveerd en moest men maar afwachten of “er plaats was in de herberg” en zonodig elders onderdak vinden. Lag het logement aan een “drukke” handelsroute dan had je kans dat het logement “wel beklant” was. De herbergen, logementen en uitspanningen waren dus voor de reizigers, kooplieden, de economie enz belangrijke instellingen. Geen wonder dat bij deze instellingen de harddraverijen gehouden werden. Het paard was de auto van nu. Veel uitbaters waren getuige de advertenties in de kranten eveneens stalhouders en hengstenhouders.
Van Adriaan van der Hoop – paardenhouder, bankier, politicus, kunstverzamelaar – is bekend dat hij ook paarden fokte, maar ook paarden kocht.
Van het merriepaard Lietse (= klein in het Fries) is bekend dat zij geboren is in Friesland en dus gekocht is door Adriaan van der Hoop. Aan de jaarlijkse grote draverij te Leeuwarden mocht op een geven moment alleen friese paarden deelnemen. De Lietse mocht dus, als Fries paard, deelnemen en Goliath, als zijnde een Gronings paard niet.
___________________________________________________________ |
A. van der Hoop heeft gestudeerd in Groningen en was dus redelijk bekend (geworden) met de paardenfokkers en draverijen in Groningen, Friesland en Drenthe. Zijn vaste pikeur Arie Houtman, was tevens logementhouder.
Van Sake Meintes Visser is bekend dat hij koopman was en met zijn paarden zeker 40 gouden en zilveren zwepen heeft gewonnen. Zijn vaste pikeur Wouter Piekes van der Meulen was voor de afwisseling pikeur, landbouwer en koopman, maar geen logementhouder of herbergier.
Henricus Warendorp Jannes Torringa was landbouwer en zijn vaste pikeur Jan Pieter Oepkes de Boer, was eveneens logementhouder.
Deze pikeurs reden overigens ook met hun eigen paarden.
Voorzichtig kan gesteld worden dat vele eigenaren van drafpaarden niet bepaald onbemiddeld waren. Een drafpaard moest gestald, verzorgd en gevoerd worden. De pikeur zal voor zijn werk en overnachtingen betaald moeten worden. Enerzijds was het hobby en anderzijds handel. De eigenaar behield de gewonnen prijzen.
De eigenaren zullen ook gestreeld zijn door de vele vermeldingen in de kranten van de deelnames en gewonnen prijzen.
Ook was het natuurlijk niet bepaald slecht om de kunnen zeggen dat je de hand van de Koning, Koningin, prinsen en prinsessen geschud hebt!
Koning Willem I, Willem II en Willem III hadden (grote) belangstelling voor paarden en draverijen. Koning Willem II en zijn zoons hadden in Gelderland een eigen stoeterij.
Ook voor de Koningshuis was het bezoeken van een hardrijderij en het uitloven van een prijs goed voor de “public relations”.
Met als titel “Geld en Goud ….” wordt in het Nieuwsblad van het Noorden van 22-07-1960 de vorstelijke belangstelling voor draverijen beschreven.
Niet geheel duidelijk is of in die tijd pikeurs in loondienst waren of buiten de stallingskosten per rit betaald werden met een vast bedrag of percentage van de prijs.
Het Gerechtshof ‘s-Gravenhage wees op 12-12-1910 een arrest betreffende het loon van een pikeur.
De kleinzoons van Jan Pieter Oepkes de Boer – J.G. en J.F. de Boer – gaven als getuigen aan dat f 10,00 per rit gebruikelijk was of 10% van de gewonnen prijs. In feite spraken de eigenaar en de pikeur met elkaar af wat het loon zou zijn.
“door de getuigen J. G. de Boer, Koster en J. F. de Boer: dat zij sedert respectievelijk dertig, acht en veertig en twintig jaar als beroepspikeurs hier te lande op harddraverijen hebben gereden met paarden van eigenaars in wier vasten dienst zij niet waren; dat zij daarvoor steeds met f 10 per draverij of een derde van den gewonnen prijs zijn betaald en dat zij weten, dat dit de gebruikelijke belooning is; en door dien getuige Steinnagel: dat hij tien jaar geleden paarden van den Heer Hommes te Groningen bereed en daarvoor overeenkomstig het destijds bestaand gebruik als belooning ontving f 10 per draverij of een derde van den door hem gewonnen prijs;”
___________________________________________________________ |
30-06-1842 Appingedam.
Van A. van der Hoop, S.M. Visser en A.R. Aeilkema deden 2 paarden mee.
Nette won de prijs (zilveren Koffij Vaas)
Goliath won de premie (zilveren Tabaks-Komfoor)
___________________________________________________________ |
Getuige een artikel in de Groninger Courant van 29-08-1843 werd Goliath verkocht aan T.J. Ritsema:
Winsum den 26 Augustus
Kon er te regt ten vorigen jare vermeld worden, dat de harddraverij met paard en chais, welke toen te Bellengeweer plaats had, den meeslen luister werd bijgebragt, doordien met roem bekende paarden in dien wedloop om ‘t zeerst naar den uitgeloofden prijs dongen, — thans is het verblijdend te kunnen kenbaar maken, dat de harddraverij met paard en chais, welke op heden aldaar plaats had, niet minder luisterrijk en genoegelijk was.
Of is niet een zoodanige wedren, waaraan twee, met zoo veel roem bekende paarden deel nemen, — waarin de Goliath en de Prinses beide nog ten volle deden blijken, dat de verguizing, welke hun, nu zij oud van dagen zijn, bij velen ten deel valt, ten minste niet om hunne krachteloosheid voor als nog, zoo immer, op hen mag blijven kieven? Hoe het ook zij, de gespannene verwachting en de hoop, welke zoo velen der aanschouwers bezielden, dat één dier beide paarden tegen hunne vijf jeugdiger, en voor ‘t meest zeer snel loopende kampgenooten, die ook al hunne krachten inspanden, om overwinnaars ie zijn, — zij werden niet te leur gesteld.
— Nadat toch de Goliath van het sierlijk paard, genoemd Bonaparte, toebehoorende aan den landbouwer D. Bakker, van Oosterwietwert, in de loopbaan bestierd door H. L Stoit, van Winsum, den eersten rid met glans (zoo als men dit noemt) gewonnen had, verloor de Goliath nogtans den tweeden, terwijl een derde rid alweêr met glans door den Goliath werd gewonnen. De Prinses, als ‘t ware ijverzuchtig op de aanvankelijk door haren lotgenoot behaalde overwinning, deed, door haren tegenwoordigen bezitter, G. W. Vennema, te Winsum woonachtig, gedurende de wedren bestierd, nog boven aller verwachting hare vlugheid en kracht blijken tegen het paard de Vlugge, aan den te Dorkwert wonenden landbouwer B. P. Hooiboer toebehoorende.
Tot vijfmalen toe betwistten beide die paarden elkander de overwinning, welke nogtans te beurt viel aan dat, in wezenlijkheid Vlugge paard, dat nu met den Goliath op zijne beurt de wedren moest beginnen en eindigen.
Dan — als ware het, dat de Goliath, als aanschouwer dier zegepraal, thans nog meer vlugheid en kracht tegen de Vlugge wilde ten toon spreiden, dan hij werkelijk bezat, — deszelfs aandrift was nu in ’t eerst te hevig, en het gevolg was, dat hij dien rid verloor; — maar hij herstelde zich, en de eerstvolgende zoowel als de derde en laatste rid werden door den Goliath met glans gewonnen, en werd alzoo de prijs, zijnde een fraai bewerkt, met Berlijner zilver gemonteerd chaisgereide aan den heer T. J. Ritzema, wonende op de plaats genoemd het Gasthuizen Voorwerk, welke thans bezitter is van het paard Goliath, uitgereikt.
Deze wedren had plaats langs den straatweg, gelegen tusschen Winsum en Bellingeweer, het deel van dien, welke binnen kort tijdsverloop zoo veel genoegen en voordeel aan zoo velen noodwendig moet aanbrengen.
___________________________________________________________ |
Naar Jan Pieter Oepkes de Boer
Terug naar Graf 41 H.W.J. Torringa