___________________________________________________________ |
Harddraverij om eene fraai met goud gemonteerde Zweep te Leeuwarden in het Zaailand, op den 24e Juli 1830, in tegenwoordigheid van Z. M. den Koning der Nederlanden, Z. K. H. den Prins van Oranje, benevens Z. H. den jongen Erf prins, welk gezelschap men op het balcon ziet.
Deze tekening werd opgedragen aan Z. E. den Heere I. A. Baron van Zuylen van Nijevelt, Gouverneur der provincie Vriesland, door deszelfs onderdanige dienaar F. W. Wolters,” naar aanleiding van een draverij, welke gewonnen werd door een draver van Klaas Andries Siccama te Dantumawoude.
Het ging in die dagen, men ziet het aan deze prent, wel ietwat anders toe dan tegenwoordig
Geschilderd door Mathijsen sr
___________________________________________________________ |
22-07-1960 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
GELD EN GOUD….
Gouden (Zweep)draad door Nederlandse drafsport
Vorstelijke belangstelling voor eeuwenoude draverijen
Het was in 1823, dat Koning Willem I voor een Leeuwarder draverij een gouden zweep uitloofde en sedertdien heeft de strijd om dat kostbare kleinood een zeer vooraanstaande plaats ingenomen in de Nederlandse drafsport Waarbij steeds het Vorstenhuis veel interesse aan de dag heeft gelegd en de laatste jaren opnieuw aan de dag legt.
Gelukkig, want de toch reeds zo kostbare wisselprijs kreeg en krijgt door de koninklijke hand, welke hem aan de winnaar overhandigt, extra betekenis.
Het zal daarom bijzonder worden gewaardeerd, dat Z.K.H. Prins Bernhard zondag naar het Groninger Stadspark zal komen om het gouden kleinood aan de eigenaar van het winnende paard te overreiken.
Folklore
Die hoge belangstelling is eigenlijk door de eeuwen heen voor de drafsport betoond, want reeds in de zestiende eeuw, waarin enorme paardenmarkten gehouden werden, kwamen Vorsten en Prinsen deze bezoeken en om die dagen extra aantrekkelijk te maken werden door de “Heeren of Baljuwen” van districten en dorpen, welke geprivilegieerde paardenmarkten hadden, prijzen uitgeloofd. Deze prijzen bestonden uit een zilveren roskam voor de man, die de meeste paarden aanvoerde, een zilveren stalborstel voor degene, die de meeste paarden voor eigen rekening kocht, voor het fraaiste koppel een zilveren manekam, voor het mooiste rijpaard een paar zilveren sporen en voor het snelste paard een zilveren en soms een gouden zweep. Om dat snelste paard te kunnen aanwijzen organiseerde de overheid – welke de geprivilegieerde markten hield – wedstrijden, waarbij volgens het “Vriesche” systeem: heen en terug draven, of door het “Hollandsche” systeem: één punt als uitgang, gereden werden.
Reeds in de zestiende eeuw
Daaruit blijkt, dat de kortebaandraverij – het ging steeds over 300 meter – reeds in de zestiende eeuw een nationale sport vormde, waarvoor van officiële zijde zeer veel belangstelling aan de dag werd gelegd. Men vind derzelver oorsprong zeer duidelijk in den aart der Natie zelve; die goede ruiters en welbedreven berijders van Paarden geweest zijn. Van hier waren de ren- en draafpartijen, benevens het ringsteken onder hen zeer gemeen. Wel bijzonder is het aan onze Nederlanders al vroeg eigen geweest de Paarden tot het draven te gewennen en het lichaam, zo veel de konst vermogt, daar toe te vormen.
Het harddraaven is in het algemeen hier te Lande al van oude herkomst, maar wat bepaaldlijk betreft, het zoogenaamde Vriesche of Hollandsche harddraaven deeze Liefhebberij is eerst recht in gebruik gekomen, bij gelegenheid van het aanleggen van een geprivilegieerde Paardenmarkten in deeze Landen”, zo schreef J. le Francq in 1779.
Zijn woorden worden gestaafd door het feit, dat zelfs kerkbesturen (Stiens 1759) en gemeentebesturen draverijen organiseerden, welke vaak op hoge bezoekers mochten rekenen. Zo is in 1777 op ”de pragtige en staatelijke Harddraverij te Soestdijk in tegenwoordigheid van zijne Doorluchtige Hoogheid “(Stadhouder Willem V)”, een bij uitstek kostbare en voorstelijke zweep verreden, die door het paard van de heer Lever uit Amsterdam werd gewonnen.
Zo is de kortebaansport bij het draven, gelijk die bij het schaatsenrijden, geworden tot een stuk folklore, waarvoor telkens zeer veel bezoekers naar de “banen” kwamen.
De geschiedenis verhaalt daarbij van de “allerpragtigste Gouden Zweep” op eene aanzienlijke Harddraaverij behaald, toen zijne Doorluchtige Hoogheid den laatsten keer in Vriesland was, door den koopman Laas Boumans uit Franeker wiens Draaver de zevenentwintigste was des hij dezelve van zesentwintig alle uitgeleezen Vriesche Harddraavers gewonnen heeft”.
Op deze zweep (1777) waren de wapens van de Hoogheden met dat van de provincie Friesland gegraveerd.
In de Franse tijd
Tijdens de Franse tijd werd de traditie door Lodewijk Napoleon voortgezet, zij het dan dat de door deze koning uitgeloofde prijs geen gouden zweep, maar een gouden doos, met briljanten omzet, en een paar gouden sporen bedroeg.
De eigenlijke traditie van de gouden zweep is in 1823 te Leeuwarden ontstaan, waar Z.M. Willem I en Prins Frederik een draverij bijwoonden, na afloop waarvan een Koninklijk Besluit werd voorgelezen, waaruit bleek, dat voortaan jaarlijks binnen de eerste acht dagen van augustus in Leeuwarden een gouden zweep zou worden uitgeloofd, waarvoor de Koning jaarlijks f 500 beschikbaar stelde.
Koning Willem II heeft die traditie voortgezet evenals Koning Willem III en deze laatste was het ook, die een bezoek bracht aan Akkrum, waar hij in de woning, die achtereenvolgens toebehoorde aan de bekende draffiguren Jentje Klazes de Groot, Sake Meintes Visser en Rinse Wijbes van der Vegt, een verzameling gewonnen zilveren en gouden voorwerpen bezichtigde, welke collectie thans in het bezit is van het Friesch Museum te Leeuwarden.
Tot 1892 is de traditie voortgezet en in die periode heeft b.v. Tj. Velstra te Deinum (Marssum) vier maal de zweep gewonnen, waarvan drie maal door Sophia, zo genoemd naar Prinses Sophie. Het paard was in die tijd de bekendste draafster in ons land en ze kreeg haar naam in 1870 te Ten Boer, nadat ze juist was overgegaan van de handen van Foppe Kleinstra uit Tjerkgaast in die van Tj. Velstra. Pikeur werd toen Wiebe de Jong.
Drie maal is voorts de zweep gewonnen door de familie v. d. Hoop uit Amsterdam, twee maal door H. Torringa, Zuurdijk, H. Eskes, Kollum, mr. P. Heringa Cats, Oranjewoud en door zeer vele anderen.
In totaal is de zweep tot 1892 acht en veertig keer verreden en in 1955 is de traditie in ere hersteld, waarbij een originele zweep, daterende uit 1883 de inzet vormt.
Roland, Quintus Harvester, Theo Messidor, Tabor en Thea Cornelia zijn achtereenvolgens de winnende paarden geweest en van deze staat Theo Messidor zondag weer ingeschreven, samen met Peterhof op 2480 meter. River staat op 2440 meter evenals Urubu S, Uferlooper S, Urma Norton en Vite Hollandia vormen het 2420 meter”vak”, Willemarie GS, Wilster S, Velduil S en Upper Ten dat van 2400 meter. En naast goud is er ook geld te verdienen, want de prijzen zijn 1750 gulden, 750, 300 en 200.
___________________________________________________________ |

De tekening is gemaakt naar aanleiding van een overwinning op 14 mei 1873.
___________________________________________________________ |

2. De hengst Malle Jan, omstreeks 1760 de snelste harddraver van Europa.
3. “Friesche harddravers”, naar een pentekening van Otto Eerelman.
___________________________________________________________ |
Naar Adriaan van der Hoop
Terug naar Drafpaard “Goliath”