1977 NvhN Dorpsactie

 

Nieuwsblad van het Noorden 24-12-1777 

De Dorpsactie door Tony van der Meulen

 

 

Zuurdijk, een klein Gronings dorp, werft per advertentie leerlingen voor de bedreigde lagere school. De oven van de bakker is definitief gedoofd, de smederijen zijn dicht, het kerkje is vervallen. Toch probeert Zuurdijk zichzelf in leven te houden.

Een portret van De Dorpsactie door Tony van der Meulen

Dorpen op de Groninger klei zien er op een vochtige dag in december sowieso niet op hun voordeligst uit. Maar los daarvan maakt Zuurdijk (noordwest-Groningen, gemeente Leens, zo’n 220 inwoners) geen adembenemende indruk. Op weg erheen valt er nog heel wat te zien. Een wegwijzer waar veel namen van zijn afgebladderd en die de tocht daardoor iets avontuurlijks geeft. Een kronkelig weg, die behoedzaam tussen alle landerijen doorlaveert zonder een boer ook maar een meter te veel grond te kosten. Grote boerderijen met aangebouwde serres. Wooncomfort uit de dagen dat boeren hier nog zeven, acht arbeiders hadden.
Deze arbeiders woonden in de kleine huisjes van Zuurdijk. Ze kregen er tien of meer kinderen, die ze zorgzaam over de twee bedsteden en de onbeschoten zolder verdeelden. Nu hangen er eigentijdse plantjes voor de ramen. En gezinnen met meer dan twee kinderen trekken eruit, omdat de huisjes dan toch wel erg klein worden. Zuurdijk, zo’n klein Gronings dorpje dat eigenlijk al haast uitgestorven had moeten zijn. Maar de strijd tegen de vergrijzing en het verval wordt er behoedzaam en onvermoeid gevoerd. En dat gebeurt met een inzet die onder meer tot gevolg had dat er dit jaar weer vier kinderen worden geboren.

Daarover gaat dit verhaal: hoe groeide een dorp als Zuurdijk zo’n anderhalve eeuw geleden op uit de zware klei, hoe kwam het dat het t tien jaar geleden zo ongeveer wel weer in de Bosatlas kon worden doorgestreept en hoe probeert Zuurdijk nu toch op de been te blijven?

Winkels zijn er niet meer. Een kerk staat er nog wel, maar is zo vervallen dat de Here zelf ook maar is verhuisd naar het naburige hoofddorp Leens. Niet dat Zuurdijk nu op zondag massaal naar Leens trekt. “We zijn hier niet zo slim kerks“. In de dagen dat er in de Zuurdijkster kerk nog eenmaal in de drie weken gepreekt werd, voorzag dat ook al ruimschoots in de behoefte van het dorp. Feestvieren kunnen ze er wel. In de omgeving van het Reitdiep, dat langs Zuurdijk stroomt, was „zwieren als een Zuurdiekster” vroeger een vaste uitdrukking.
In Zuurdijk ging uit een litersfles jenever ook maar 17 borrels, terwijl het landelijk gemiddelde op zo’n 20 ligt en een hele zuinige kastelein er nog wel es 22 uit weet te wringen.

„Toen we 28 jaar geleden trouwden, zijn we hier komen wonen,” vertelt mevrouw Jantje Wierenga, maar toen ik hier voor het eerst kwam dacht ik, ik weet niet wat voor dorp dit is. De elektrische draden hingen nog aan palen en gingen via van die porseleinen potjes de huizen binnen. Die huizen leken me ook allemaal zo klein.
Maar de eerste de beste avond gingen we meteen naar een echt Zuurdiekster feest op de bovenzaal van het café, een mooie oude zaal met een houten plafond dat rond liep. Er werd zo gehost dat de vloer begon te bewegen en de grote kolenkachel in drie stukken uit elkaar viel. De pijp kwam op een ouwe man terecht. En die zei: “De hele avond heb ik al gedacht: ik krijg nog wel wat op schoot. En nou heb ik ja de piep op schoot.”

Die feestzaal boven café De Molen, voorheen café De Landbouw bestaat nog steeds. Achter de nieuwe eigenaar Piet Tiggelaven ben ik de uitgesleten trap opgeschuifeld: de ruimte waar Zuurdijk altijd feest heeft gevierd is nu door de brandweer afgekeurd en ligt er verkleumd bij. De kachel die in drie stukken viel staat achter een houten schot. Het  oude toneel, waarop het Zuurdijkster toneelgezelschap DEMOS (Dorps Eenheid Maakt Ons Sterk) zijn successen vierde,   is gesloopt en vervangen door enige golfplaten. Als DEMOS nu optreedt moet heel Zuurdijk (spelers plus toeschouwers) naar een zaal in Leens, „En dan ben je eigenlijk toch niet meer zo onder mekaar”‘ zegt mevrouw Jantje Wierenga.
Bij het verlaten van café De Molen realiseer je je plotseling dat de kroegbaas vroeger door deze zelfde deur boerenknechten naar buiten joeg, terwijl hij riep: „Der oet, jongens, boeren komen der aan!

We hadden om te beginnen afgesproken in het oude kerkje. Drie bestuursleden van de Vereniging voor Dorpsbelangen Zuurdijk, Cees Noordhuis. grote boer, Annet Broekhuizen, cultureel werkster en Jantje Wierenga, huisvrouw, zijn bezig om op de kerkbanken een foto-expositie in te richten. Foto’s van de rommelmarkt, die 700 gulden in de verenigingskas bracht. Een schitterende foto van het concert dat de muziekvereniging Demos op het kerkhof gaf, gezeten tegen de vervallen kerkmuur. Maar ook platen van het oude Zuurdijk: streng kijkende grootouders, jonge boeren op de fiets, de zondagse pet losjes over de koplamp. Een luchtfoto, „dat huis is weg, en daar woonde de wagenmaker, dat huis is ook weg, en het huis dat er naast stond, staat er ook al niet meer”.

De kerkvloer bestaat uit oude grafzerken, op een gegeven moment blijk ik boven op Hilje Ejes te staan, “huisvrouwe van Hindrik Hindriks”. Ze zijn al bijna twee eeuwen dood, maar toch schrik je even als je dezelfde Hindrik Hindriks later in een boekje tegen komt: hé, die ken ik, ik heb nog op z’n graf gestaan. Hindrik Hindriks komt voor in “Zuurdiek, mien dörpke,” geschreven door de Zuurdiekster schoolmeester J.S. van Weerden.

Hindrik Hindriks was de eerste boer in de verre omgeving die zich rond 1780 de luxe veroorloofde van een houten kamervloer.
Veel arbeiders woonden er toen nog niet in Zuurdijk. Ze liepen er dagelijks heen vanuit dorpen als Warfhuizen, Houwerzijl, Leens. Van Weerden: “Voor dag en dauw gingen ze al op pad, in het pikkedonker trokken ze op hun klompen langs de hobbelige kleiwegen vol kuilen met water. Dan moesten ze hele dag met hun natte voeten in een koude schuur aan het werk. Dat hou je niet lang vol. De meeste arbeiders waren op hun oude dag dan ook stijf en krom van de reumatiek.
Om hier toch wat aan te doen nam een grote Zuurdiekster boer rond 1820 contact op met een aannemer: zo ontstonden de eerste arbeidershuisjes van Zuurdijk, ze staan er nu nog. Boerenarbeiders kwamen er te wonen, daarna ook een smid, een wagenmaker en een timmerman. Want steeds meer boeren gingen van veeteelt over op landbouw, ze ploegden hun weiland om, en kregen toen ook behoefte aan ander gereedschap. Maar ze lieten dat gereedschap zo degelijk maken, dat het ontzettend zwaar was. Er is daar door Zuurdiekster arbeiders heel wat over afgeklaagd.

Zuurdijk groeide, er kwam een bakker, er kwam een molen, er kwam nog een tweede smederij bij. Rijk had deze middenstand het niet. Als de smid wilde uitbreiden, moesten de boeren financieel bijspringen. Zondags zaten de boeren voorin de kerk, de arbeiders achterin.

Hoe meer arbeiders er nodig waren, hoe groter Zuurdijk werd. Tot de grote mechanisatie kwam. Ineens konden de boeren het met veel minder volk af, de arbeiders trokken weg. En daarmee de bakker, de kapper, de kruidenier. De paarden vertrokken, en met hen de smeden. De combine kwam en de Zuurdiekster molen De Zwaluw raakte in verval. Oude mensen bleven achter: voor de school dreigde een tekort aan leerlingen.
Ten slotte besloot Zuurdijk om maar te gaan adverteren: „De oudercommissie en dorpsbelangen Zuurdijk vragen een gezin met minstens twee kinderen, twee tot tien jaar oud. We weten een huis te koop, we bieden een leuk dorp, een goede school die we graag willen houden, en mogelijkheden om mee te rijden naar Groningen“.
Eén van de telefoonnummers onderde advertentie was dat van mevrouw Jantje Wierenga. „Vooral als mensen uit flats bellen probeer ik goed uit te leggen wat het leven op het platteland is. Ik vertel dat Zuurdijk een heel klein dorp is waar ‘s winters weinig is te doen en waar geen winkels zijn. Vooral westelijk volk moet goed begrijpen dat het hier anders leven is, we hebben niks aan mensen die twee jaar blijven en dan weer weggaan. En ik zeg ook altijd: voorop staat het behoud van onze openbare basisschool. Maar we vertellen natuurlijk ook de positieve punten: viswater in het Reitdiep, een héél goed schooltje, een leefbaar en eensgezind dorp met een zeer actief verenigingsleven.” Zo kreeg Zuurdijk er drie jonge gezinnen bij. De basisschool kon zes nieuwe leerlingen inschrijven. Maar ook al weetje dit niet, dan is als je Zuurdijk binnenrijdt meteen al duidelijk dat hier niet alleen ouden van dagen wonen: in een hoge boom bij de kerk is een schitterende hut gebouwd.

„Ben jij de nieuwe die in het huisje van Bloemhoff komt?” vraagt een Zuurdiekster jongetje. Ik schud van nee. „Ben jij dan een nieuwe meester?”. Ik schud weer van nee. Dan draaft hij maar verder, de mogelijkheden zijn uitgeput.

Rond de tafel in café De Molen zitten de voorzitter van de Vereniging voor Dorpsbelangen Zuurdijk, Cees Noordhuis, secretaresse Annet Broekhuizen en lid mevrouw Jantje Wierenga. De Vereniging is in 1973 opnieuw opgericht, nadat zij daarvoor langzaam was ingesluimerd. De jaarverslagen werden steeds korter en wat er gebeurde, betrof meestal niet het eigen Zuurdijk. In 1956 adverteerde het „oude” dorpsbelangen Zuurdijk met de leerzame lezing van J. Verhagen over: „De Zee-sleepvaart”. Een paar jaar later trad iemand op over „Marokko in het Zonlicht”.
De vereniging is er nu in de eerste plaats voor het behartigen van de belangen van het dorp, maar daarnaast is de nodige gezelligheid ook in het belang van het dorp. “In het begin was het moeilijk”, zeggen de bestuursleden in koor, „veel mensen hier waren er niet aan gewend dat ze echt iets te vertellen hadden”.
Dorpsbelangen startten met evenementen als: klaverjassen en kruisjassen in het café, bingoavonden, kerststukjes maken in de kerk, puzzeltochten, en een Koninginnefeest voor het hele dorp. Op initiatief van iemand die zich naar aanleiding van een advertentie te zamen met zijn schoolgaande kinderen in Zuurdijk heeft gevestigd, is er nu op zondagmiddag een kinderclub in de school. In diezelfde school verfijnen Zuurdijkster vrouwen hun kookkunst.

Daarnaast zette Dorpsbelangen zich aanvankelijk vooral in voor de molen en de school. De openbare basisschool telt nu 14 leerlingen en het bestaan is in ieder geval gegarandeerd tot het schooljaar 1979-80. Voor de vakken gymnastiek, creatieve vaardigheid, verbale expressie en muziek wordt samengewerkt met de eenmansschool van het naburige Vierhuizen, terwijl er voor gymnastiek ook nog weer een samenwerking is met Warfhuizen. De leerlingen kunnen zo een bredere scholing krijgen en zien ook nog es een ander gezicht dan dat van hun eigen meester, die alle zes klassen doet.

De vervallen Zuurdijkster molen De Zwaluw werd gered onder meer met een subsidie van de stichting De Verenigde Nederlandse Boekhandelaren. Die gaven een Boek van de Maand uit over molens, en toen hebben ze vanuit Zuurdijk die vereniging van boekhandelaren maar es even gebeld.

Maar naast molen en school heeft zo’n dorp nog veel meer aan het hoofd: slechte busverbindingen. Als je iemand die in het ziekenhuis in Groningen ligt wilt opzoeken kost dat je bijna een dag. „Met die bus maak je een hele Ommelander route voor je in Stad bent. Bij de zomerdag is dat echt wel mooi, maar je hebt ook wel es haast“.

Ander probleem: op leegstaande arbeidershuisjes komen maar al te snel recreanten af terwijl het dorp daar niets aan heeft: door de week zijn het dode huizen, ze leveren geen kinderen op voor het schooltje en voor het verenigingsleven heb je ook weinig aan die weekendmensen. Daarnaast wordt in een klein dorp sneller een oud huis afgebroken, dan er een nieuw bijkomt. Met de plannenmakers van de ruilverkaveling is de Vereniging voor Dorpsbelangen ook gaan praten om te voorkomen dat fietspaden in de omgeving van het dorp zouden verdwijnen en dat de weg door het dorp breder en daarmee gevaarlijker zou worden. Want hoe breder de weg, hoe harder er wordt gereden.

Daarnaast zijn er nog kleinere irritaties zoals het feit dat Zuurdijk niet op de borden staat langs de grote weg Groningen-Zoutkamp-Lauwersoog. In Zuurdijk hebben ze met instemming kennis genomen van het initiatief in een Fries dorp dat ook niet op de officiële borden voorkwam. Op een donkere nacht hebben ze zich er zelf met een pot witverf maar bij op geschreven. Hoe zit het hier met de verhouding tussen de „import” en de oorspronkelijke bevolking, vraag ik. “Moet je die tegenstelling nou wel maken,” zegt voorzitter Noordhuis, “het belangrijkste is dat we hier van buiten jonge mensen krijgen die iets mee willen opbouwen“.

Op de koffie bij mevrouw Jantje Wierenga. Ze woont samen met haar man die timmerman is bij restauratiewerkzaamheden, in een mooi wit huis. Hun hond gaat enorm tekeer tegen de bezoeker: hij zal wel geroken hebben dat ik niet kwam om kinderen in te brengen voor de openbare basisschool. “Toen we in 1950 trouwden” vertelt mevrouw Wierenga, “waren hier nog boeren met zeven, acht arbeiders. We gingen wonen in een arbeidershuisje waar de grootouders van mijn man tien kinderen in groot hadden gebracht. Ze zijn er in blijven wonen tot ze tachtig waren. Wij trokken erin, maar toen we twee kinderen hadden, vonden wij het te klein”.
“We hebben in 1960 dit huis gekocht: in die tijd kwamen allerlei huizen in het dorp al leeg. Boeren hadden minder arbeiders nodig, jonge mensen trokken weg naar de fabrieken in Delfzijl of in Stad, vooral oudere mensen bleven in Zuurdijk achter.”

“Je hebt die achteruitgang ook kunnen zien aan de winkels: toen wij trouwden, 28 jaar geleden, waren hier twee bakkers, op drie plaatsen kon je boodschappen krijgen, er waren twee smederijen, een kuiperij, een galanteriezaak met garen en hand en steengoed (serviezen-red), je kon je laten knippen en scheren, en er was voor de schoenmaker een werkplaats afgetimmerd in de schuur van bakker Smit.”
„Daar is nu niks meer van over. De laatste bakker is kok geworden in een bejaardenhuis. Hij had zes kinderen: toch ook jammer voor het schooltje. De ene smid houdt er mee op, de andere is vooral in de centrale verwarmingen gegaan, alleen het café is er nog.”

Albert Geurink komt binnen. Hij is dit jaar met zijn gezin in Zuurdijk gaan wonen. „Over tien jaar komen we hier natuurlijk weer in de problemen”, zegt hij, „dan zijn onze kinderen groot, loopt het schooltje weer gevaar, en zijn er voor onze kinderen als ze hier willen trouwen, weer geen huizen, want die houden wij bezet. Het probleem van elk dorp, dat zichzelf boven water heeft gehaald, is dat je er steeds mee door moet gaan. Anders is het alleen maar uitstel”.

Wat de natuur betreft is het hier niet zo aantrekkelijk wonen, zeg ik.
Jantje Wierenga, zeer beslist: „Ik vind het hier mooi. In de herfst als het land mooi geploegd is, in het voorjaar als het koren opkomt. En ‘s winters zijn we met de kinderen altijd over de dijken gaan lopen. Het is hier mooi.
De buurvrouw komt even vragen of er nog medicijnen moeten komen, want zelf gaat ze toch naar de apotheek. „Die zijn hier gekomen uit de buurt van Rotterdam”, vertelt Jantje Wierenga, „de kinderen zagen er enorm tegen op om hier heen te gaan, maar nu willen ze in de vakantie niet eens meer terug naar Rotterdam”.

Op haar advies ga ik nog even bij een smederij in het dorp kijken. De oven is gedoofd, wordt nauwelijks meer gebruikt. Ook daar blijkt weer dal herinneringen toch maar puur persoonlijk zijn. „Het beslaan van paarden had een hele speciale geur” zeg ik tegen de vrouw van de smid. want ik heb dat vroeger vaak geroken en dat rook best lekker. „Ja, dat was me een stank” zegt de vrouw van de smid.

Het muziekgezelschap Demos Zuurdijk concerteert bij de vervallen kerkmuur.

 

In Zuurdijk bouwen ze nog hutten (1) en je Kunt er, als er niet te hard gereden wordt, over straat wandelen (2). In het kerkje (4) is mevrouw Jantje Wierenga bezig foto’s te sorteren voor de tentoonstelling (3).

Terug naar Zuurdijk in de krant