1825 Stormvloed Zuurdijk

in bewerking

___________________________________________________________

Jan Zijlma schrijft in zijn boek “De Marne Eene Geschiedkundige Beschrijving

1825.
Van den 4 op 5 Februari heerste een hevige storm en watervloed, vooral in Friesland; doch ook in de Marne werden bijna al de polders overstroomd, stond zelfs het binnenland op sommige lage terreinen plas, verdronk tusschen Warfhuizen en Barnegaten een dienstmeisje en scheurde den Zuurkijkster middendijk eene aanzienlijke kolk. Tengevolge van dit onheil werden de dijkgaten welke tot doorreden naar en van de polders dienden en door haren defecten, sedert lang verwaarloosden toestand, veel tot de inundatie en verdere verspreiding van het water hadden bijgedragen, overal dichtgemaakt en in overreden toestand veranderd. Te Houwerzijl, waar tot aan dezen tijd het dijkgat tegen de weg naar Zoutkamp en dus een 30 à 40 meters ten zuiden van de oude zijl gelegen was, is bij die gelegenheid de overrede onmiddellijk ten noorden van de oude zijlstede aangelegd.

De bedoelde kolk behoorde tot de boerderij Hayemaheerd en werd gedempt bij de Ruilverkaveling.

   
Kolk aangegeven op kadastrale kaarten

___________________________________________________________

In de Groninger Archieven (2698/5) is aanwezig een brief geschreven door Klaaske Pieters Smith aan haar zwager en zuster Kasper Jurris Severwijn en Aaltje Pieters Smith.
Klaaske was geen geoefend schrijfster. Ze vergat nogal eens letters. Haar spelling is soms ook nogal wonderlijk.  Aan enigerlei interpunctie deed ze niet. Papier was duur en hoe meer er op het papier kwam, des te beter.

In de brief vertelt Klaaske dat haar nichtje tijdens het noodweer in Warfhuizen is overleden.
Het door Jan Zijlma genoemd dienstmeisje blijkt Geeske Andries Smit te zijn. Zij woonde met haar ouders op Barnegaten.

Brief Klaaske Pieters Smit

___________________________________________________________

De Stormvloed van 1825 wordt ook wel genoemd “De Vergeten Stormvloed“. In 1925 werd alleen in Friesland aandacht geschonken aan de storm.

J.C. de Beyer publiceerde in 1826 zijn “Gedenkboek van Neerlands Watersnood in Februari 1825” (KB NL98D8622)

Hij schrijft ondermeer:

Alles treurig was de gesteldheid der bedijkte buitenpolders, onder de dorpen Kloosterburen, Hornhuizen en Vierhuizen, waarvan de buitendijken alle bezweken, en welke polders daardoor geheel, tot eene aanmerkelijke hoogte, overstroomd werden. De landen dezer polder werden daardoor grootelijks benadeeld, en derzelver bezitters zagen zich van de vruchten verstoken; terwijl onderscheidene landbouwers daardoor en door het verlies van schapen, waarvan er eene menigte in deze oorden verdronk, zeer groote schade leden.

Bij Vierhuizen leed de zeedijk zelf grooten overlast en men kon het binnenloopen van het zeewater aldaar niet beletten; terwijl men net dan met de grootste moeite eindelijk de ingeloopene gaten digtte, en de geheele overstrooming der binnenlanden voorkwam.

De havenwerken van de Zoltkamp leden groote schade, en het schermwerk ten zuiden van deze plaats werd zwaar aangevallen; terwijl de zeedijk zelf veel aarde verloor.

De buitendijk van de twee achter elkander liggende polders, onder Niekerk, Vliedorp, Zuurdijk en Warfhuizen, werden geheel weggeschoven, en de polders onder water gezet; ja de oude zeedijk zelfs kon het nat niet keeren, zoodat aan al de binnenlanden groote schade werd veroorzaakt. In deze streken is een huis, de Stoepen genaamd, geheel weggespoeld, het huis de Roode Haan ingestort, en daarin eene jonge koe en eenige schapen omgekomen.

Bij Schillingeham, onder Winsum, was een groot gat in den dijk, aan den regter-oever van het Reitdiep ingeloopen, waarvan men de geheele doorbraak, niettegenstaande alle aangewende moeite, naauwelijks kon voorkomen.

Verder bovenwaarts leed deze dijk op onderscheidene plaatsen zeer veel, en onder het dijkregt van Wierum en den hoogen en lagen Paddepoel dezelve bij den vloed in den morgen van den 4 dezer bezweken, waardoor al de landen tusschen Wierum en de stad Groningen, langs gemelden dijk zijn overstroomd. De doorbraak zelve werd dadelijk, zoo veel mogelijk voorzien, en men was er weldra zoo verre mede gevorderd, dat de dijk weder eenigen ofschoon geringen, tegenstand zoude kunnen bieden. De afloop van het zoutewater van deze landen werden desgelijks door buitengewone hulpmiddelen bespoedigd, waartoe de directie van het Winsumer- en Schaphalstezijlvest gaarne meewerkte.

De overloop van het zeewater had in den dijk, aan den linkeroever van het Reitdiep, hier en daar groote gaten veroorzaakt; doch de ijver der ingelanden kwam de geheele doorbraak voor.

Van Aduarderzijl af tot aan de buitenzijde van Kommerzijl, waren de dijken van alle buitenpolders bezweken, en de polders zelve, waaronder ook de belangrijke polder van de Groote en Kleine Kampen, onder Oldehove, overstroomd. In de laatstgemelden polder alleen waren 34 runderen en 5 paarden verdronken; de huizen werden zwaar beschadigd;

___________________________________________________________

In de Groninger Courant van 08-02-1825 en de Staats Courant van 21-02-1825 werd melding gemaakt van de watersnood in Groningen en Emden.

Groninger Courant 08-02-1825

Staats Courant 21-02-1825

___________________________________________________________

Terug naar Stormvloeden, dijken en polders