___________________________________________________________ |
29-08-1939 Nieuwsblad van het Noorden, dinsdag
In een geest van vertrouwen en van eendracht
Nederland houdt rekening met de mogelijkheid van een oorlog. Daartoe was gisteren het oogenblik gekomen en gezien de omstandigheden in de landen rondom zal niemand durven beweren, dat de maatregelen om land- en zeemacht op voet van oorlog te brengen te vroeg genomen zijn.
De spanning is in Europa de laatste dagen tot een hoogte opgevoerd als sinds den wereldoorlog niet meer het geval ’s geweest, dagelijks ervaren ook velen onzer, dat de zgn. “zenuwenoorlog” zijn invloed doet gelden. Zoodat het mobilisatiebesluit van gisteren geenszins een verrassing beteekende. De publieke ontvangst daarvan was er dan ook een van een kalm aanvaarden, zonder de overnerveuse uitingen, die daarop wel eens plegen te volgen.
Dit laatste zij met groote voldoening geconstateerd. Het Nederlandsche Volk beseft den ernst van den toestand, de noodwendigheid der voorzorgsmaatregelen, het toont daarnaast wederom zijn vertrouwen in onze traditioneele zelfstandigheidspolitiek.
De Duitsche gezant te Den Haag is namens zijn regeering nog eens komen verzekeren, dat Duitschland de onaantastbaarheid van ons grondgebied zal blijven eerbiedigen.
Wij zijn voor deze bevestiging dankbaar; noodig was zij niet, aangezien wij noet in twijfel verkeerden. En daarom hebben wij ook geen nadere verklaring van Engelsche of Fransche zijde noodig in deze critieke dagen, wij zijn overtuigd, dat geen enkele mogendheid ons grondgebied zal schenden, zoo een eventueel conflict zou uitbreken, indien wij ook zelf niemand aanleiding geven.
Dat de Belgische regeering van Engeland en Frankrijk nog eens die verzekeringen ontvangen heeft is te verstaan uit het feit, dat in 1914 onze Zuiderburen in de Europeesche politiek een andere rol speelden.
De rede, welke H. M. de Koningin gisteravond voor de radio heeft gehouden, teekende op duidelijke wijze onze positie te midden der crisis. Mocht de afschuwelijke mogelijkheid Werkelijkheid worden, dan zal Nederland een strikte onzijdigheid handhaven.
Aan den wil daartoe dient reeds nu de vereischte kracht te Worden bijgezet, maar het geldt zuiver een voorzorgsmaatregel, want Nederland voelt zich van geen enkele zijde bedreigd. Hier wordt een Plicht vervuld, waarvan verzuim – gelet op de thans bestaande verhoudingen – nalatigheid zou zijn geweest.
Deze plicht verstaan wij allen. De een meer, de ander minder zal de lasten hebben te dragen, die ons nu worden opgelegd. Hoe groot die lasten zullen zijn hangt af van den duur der mobilisatie, mogen echter verstaan worden de laatste woorden van den Koninklijken oproep, dat we de lasten gezamenlijk en voor elkander hebben te dragen.
Zij, die heden den Wapenrok hebben aangetrokken met een onzekere naaste toekomst, moeten weten, dat allen, die in de burgermaatschappij achterblijven hen niet hebben zien weggaan in het van de mogelijkheid, dat daarmee het Werkloosheidsvraagstuk althans tijdelijk kan worden opgelost, hen niet nastaren met de hoop op eigen kansen bij den vaak moeizamen strijd om het bestaan, neen onze soldaten – zij die reeds maandenlang gemobiliseerd zijn en zij die heden onze verdedigingsmacht op voet van oorlog brengen – dienen te hooren, dat wij hen vandaag uitgeleide doen met de ook door H. M. de Koningin uitgesproken vurige hoop, dat het mobilisatiebesluit spoedig overbodig zal zijn geworden, dat wij hun beogen in de burgermaatschappij zooveel mogelijk en naar beste krachten zullen behartigen, dat wij beseffen, dat zij plichten vervullen voor ons allen, dat zij zeker de zwaarste lasten dragen ter behartiging van onze zelfstandigheidspolitiek.
Zoo zijn niet alleen leger en vloot gemobiliseerd, maar heel het Nederlandsche Volk – om de woorden van H. M. de Koningin nog eens te herhalen – in een geest van eendracht en liefde tot den naaste, in volle berusting en Godsvertrouwen.
Wij zijn onze geëerbiedigde Landsvrouwe dankbaar voor Haar
___________________________________________________________ |
Terug naar Mobilisatie