Inrichting Museum “Boerderij Welgelegen”

___________________________________________________________

02-02-1985 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag

Hoe bij Verhildersum een landbouwmuseum kwam
We hebben ontzettend veel medewerking. Het werkt als een sneeuwbal. We hebben allerlei mooie dingen in ons museum, maar onze grootste trots is toch wel dat we zo compleet zijn.

Sommige werktuigen zouden op het oog niet misstaan in een martelkamer, andere voorwerpen roepen bij iemand met enige agrarische achtergrond de herinnering op aan nog niet eens zo lang vervlogen tijden.
We bevinden ons dan ook niet in een hedendaagse omgeving, maar in een museum, een landbouwmuseum om precies te zijn. Het is gevestigd in de boerderij Welgelegen, onderdeel van het landgoed Verhildersum bij Leens.
Het bestaan van het museum is even kort als zijn inhoud oud is.

Sinds 18 augustus van het vorig jaar kan de collectie oude landbouwwerktuigen in de schuur van Welgelegen door het publiek bekeken worden. De aanloop naar dat moment is echter al in de jaren vijftig gestart.

Het verhaal van ‘rustend landbouwer’ J. de Waard uit Ulrum begint tenminste in 1953.
De Waard is voorzitter van de commissie Welgelegen, een afdeling van de Vereniging Ommelander Museum.
Hij werpt zich op als de belangrijkste woordvoerder in het gezelschap dat verder bestaat uit mevr. G. Wiggers-Janssens uit Ulrum, penningmeesteresse van het Ommelander Museum en ook deel uitmakend van de commissie Welgelegen, mevr. M.M. Veenstra-Baas uit Groningen, commissielid, en R. Oterdoom, die zichzelf afficheert als “assistent-conservator-beheerder-huismeester huismeester van Verhildersum’.

Wat gebeurde er in 1953?
De Waard: „In dat jaar kreeg de gemeente Leens Verhildersum in eigendom. De borg verkeerde in slechte staat en moest worden gerestaureerd. Daarbij was de historische kring ‘De Marne’ betrokken en in 1956 werd vanuit die kring de Vereniging Ommelander Museum voor landbouw en ambacht opgericht.
De vereniging stelt zich ten doel, zegt De Waard plechtig, „de overblijfselen van de geschiedenis van het Groninger platteland te bewaren en in stand te houden.”

Kort samengevat komt zijn historisch overzicht er verder op neer dat de kring ‘De Marne’ in het begin van de vijftiger jaren al bezig was met het verzamelen, inventariseren en incidenteel zelfs restaureren van oude landbouwwerktuigen.
Die collectie vormt de basis van de huidige tentoonstelling in Welgelegen.
De Vereniging Ommelander Museum, gestimuleerd door de positieve ontwikkelingen rond de borg Verhildersum, zette het werk van de kring voort. Via schenkingen, naarstig speurwerk en bezoeken aan boeldagen groeide de verzameling gestaag tot het aantal van ongeveer 2000 werktuigen en gereedschappen, dat op dit moment bijeen is vergaard. Het materiaal werd opgeslagen in wisselende depots en regelmatig werd een deel er van benut voor exposities op Verhildersum.

Ruilverkaveling
Vijf jaar geleden kwam de boerderij Welgelegen in beeld. Een ruilverkavelingsproject veroorzaakte de verhuizing van de toenmalige bewoner. De Vereniging Ommelander Museum zag in Welgelegen een prima expositieruimte en dankzij financiële steun van het Fonds voor de Landbouw kon het pand worden aangekocht. De grootste sprong werd echter in 1984 gemaakt. Tijd om de voorzitter van de commissie weer eens aan het woord te laten.
De Waard: „Wij hoorden van het bestaan van de Stichting Agrarische Projecten, de zogenaamde STAP. Daar hebben we een balletje opgegooid. Met succes mogen we wel zeggen. Gebrek aan mankracht was ons grote probleem maar binnen de kortste keren kregen we van de stichting bericht dat ons twee mensen met de hoogst mogelijke subsidie ter beschikking werden gesteld. Bovendien kwam er nog een derde man in de persoon van een werkloze timmerman. Die kon in het kader van het project ‘Mensen zonder werk’ met behoud van uitkering voor ons aan de slag.

In het voorjaar van ’84 toog het drietal aan het werk.
Vol optimisme stelde De Waard de openingsdatum van het museum toen al op 18 augustus. Ondanks enige scepsis bij zijn mede-commissieleden en groeiende nervositeit toen de bewuste datum met rasse schreden naderde, terwijl er nog veel werk moest worden verricht, bleek de opening toch op het geplande moment door te kunnen gaan.

Terugkijkend zegt De Waard nu: „Ik had die datum geprikt om druk op de ketel te houden. Wij hadden geen geld en als je subsidie wilt krijgen moet je niet aankomen met wat je wilt, maar moet je concrete zaken laten zien. Het is ons gelukt om enorm veel geld los te krijgen bij allerlei instanties.”
De penningmeesteresse haakt daar even op in met: „Ik heb bemerkt dat er hier en daar wat jaloers gekeken wordt naar al die subsidies, die wij hebben weten los te krijgen, maar men vergeet dan vaak dat we daar ontzettend veel voor hebben moeten doen.”
Mevr. Veenstra verscheen in 1982 op het toneel en bleek gezien haar achtergrond een welkome aanvulling voor de commissie. Zij legt uit: „Voor mijn studie aardrijkskunde en culturele antropologie heb ik stage gelopen aan het Volkenkundig Museum in Groningen. Daar heb ik destijds een tentoonstelling van landbouwwerktuigen uit Bali ingericht en gedocumenteerd.”

In 1981 kreeg mevr. Veenstra voor een jaar een WVM-plaats (WVM=Werkverruimende Maatregel) aan hetzelfde museum en toen verzorgde zij een soortgelijke expositie met betrekking tot Centraal Afrika. Nadat dat karwei was afgesloten las zij in de krant over de plannen in Leens en besloot zij eens een kijkje te gaan nemen op Verhildersum.
De Waard schetst de gevolgen van dat bezoek: „Op het gebied van het inrichten van een museum zijn wij allemaal leken en toen mevr. Veenstra aanbood ons te helpen waren we daar erg blij mee. Ze was erg enthousiast en binnen de kortste keren maakte ze deel uit van de commissie. We hebben haar gevraagd ééns een opstelling te maken.”

Geheime depots
Het uitvloeisel van dat verzoek is de huidige expositie in Welgelegen, waar ongeveer tien procent van het beschikbare materiaal te bezichtigen is. De rest is verspreid over depots, waarvan de preciese situering door De Waard geheim wordt gehouden, want: „We willen dieven niet op een idee brengen.
In het museum treft de bezoeker voorwerpen aan, die voor het grootste deel afkomstig zijn uit de tweede helft van de vorige eeuw. Het is de periode vóór de grote mechanisatie in de landbouw, de tijd van de paardetractie dus.
Voor de nabije toekomst staat de uitbeelding van oude ambachten en een karnhuis annex melkkamer in de voormalige koestal van Welgelegen op het programma.
De restauratie van het materiaal vormt een verhaal apart.
De Waard: „De mensen van de STAP, die tot oktober ’84 beschikbaar waren, bezaten op dat terrein geen kennis van zaken. Daarom zij we met elkaar op pad gegaan om te kijken hoe anderen het doen. Het bleek dat iedereen een beetje op zijn eigen manier, werkte. Daar hebben we toen maar de grootste gemene deler van genomen. Er is vervolgens ontzettend veel en knap werk verzet door die drie mannen. We hopen trouwens dat we ook dit jaar via de STAP enige tijd mankracht beschikbaar krijgen. Het werk moet overigens meer als conserveren dan als restaureren worden beschouwd. Het gaat onder meer om ontwormen en ontroesten, waarbij je er voor moet zorgen dat het voorwerp zijn oude karakter blijft behouden. Moet je iets vervangen of bijmaken dan moet je daarvoor oud hout gebruiken, dat we bijvoorbeeld uit een afgebroken boerderij hebben kunnen halen.

We hebben trouwens ontzettend veel medewerking. Het werkt als een sneeuwbal. Vorig jaar hield een boer geen boeldag, maar konden we zo alle spullen krijgen. En zo komt er steeds meer. We hebben allerlei mooie dingen in ons museum, maar onze grote trots is wel dat we zo compleet zijn.

Op 3 april gaat de baander van Welgelegen weer open voor het publiek en dan kunnen de bezoekers met eigen ogen controleren of de laatste opmerking van De Waard terecht is.
In de korte tijd dat het museum geopend is geweest zijn ongeveer 1400 entreebewijzen verkocht.
Oterdoom vertelt overigens dat in het eigen gebied niet iedereen staat te popelen om een kijkje te gaan nemen. „Ik heb iemand gesproken die zei dat hij niet hoefde te zien waarmee zijn vader zich dood had gewerkt.”
Ook achter die opmerking schuilt een stukje historie van het Groninger platteland.
ROELOF HOEKMAN

verhildersum tentoonstelling zuurdijk jaap de waard

De dames Wiggers-Janssens, Veenstra-Baas en voorzitter De Waard (v.l.n.r.) van de commissie Welgelegen beelden in het museum een oogstafereel uit (Foto: Ferdie Kies) 

___________________________________________________________

   Jacob de Waard en Pieter Rypko Dijkhuis (landbouwer boerderij “Luidenburg” te Warfhuizen) hebben samen vele uren gemaakt om de boerderij in te richten.

___________________________________________________________

Naar Museum Boerderij Welgelegen