‘t ‘liekhoeske’ van Zuurdijk
Zuurdijk kende in de 19e eeuw grote boerderijen, maar ook heel kleine arbeidershuisjes, vaak met niet meer dan één kamer.Doodgaan en opgebaard staan was in die kleine huisjes een onhygiënische toestand.
In 1869 kwam er een nieuwe wet, de zogenaamde ‘begrafeniswet’.
De zoveelste epidemie van cholera, 1866/67, was aanleiding tot de Wet tot Voorzieningen tegen Besmettelijke Ziekten, in 1872.
Bij elke begraafplaats wordt uiterlijk binnen een jaar na het in werking treden dezer wet, een lokaal ingericht voor tijdelijke bewaring van overledenen aan een besmettelijke ziekte. Bij verzuim wordt, ten koste van hen aan wie de begraafplaats behoort, ten spoedigste een zodanig lokaal ingericht.
Op Zuurdijk duurde het nog even.
Op 21 augustus 1874 schreef het College van Kerkvoogden een brief aan de Raad van de gemeente Leens met daarin de volgende passage:
De kerkvoogden, belast met het toezicht en beheer over de plaatselijke begraafplaats aldaar, richten tot de Raad het eerbiedig verzoek dat hun voor het bouwen van een lijkenhuisje een tegemoetkoming van honderd gulden moge worden verstrekt, zoals dit, naar zij vernamen ook aan bestuurders van andere begraafplaatsen in de gemeente is toegestaan.
Vermoedelijk zal de Raad die subsidie wel hebben verleend (met dank aan Pieter de Vries, Een lokaal voor tijdelijke bewaring, 2005).
Vervolgens duurde het nog tot 1877 tot het besluit voor de bouw werd genomen. En veel meer dan die 100 gulden zal het lijkhuisje wel niet gekost hebben.
Het huisje is waarschijnlijk maar kort in gebruik geweest om op te baren, want Tineke Niezink van Weerden (1918), jongste dochter van meester van Weerden, kan zich niet anders herinneren dan dat het gebruikt werd als bergruimte voor de lijkkar en andere attributen. Het zag er spookachtig uit, zo vertelde ze ons.
Job Munting, zoon van de oude smid, overleden in 2017, 93 jaar oud, weet zich nog goed te herinneren dat zijn vader die lijkkar, en de ‘armenbox’ maakte. Hij was toen nog een kleine jongen.
In 2005 was het volledig vervallen. In 2009 werden de eerste plannen gemaakt het te restaureren, in 2012 was het geld (ondertussen heel veel meer dan 100 gulden) voor elkaar en werd het besluit tot restauratie genomen, in 2013 kon het liekhoeske weer in gebruik genomen worden. En nu is het ook te bekijken!
We willen het, naast een huisje waarin die geschiedenis terug te zien is, ook nog een andere functie geven, tbv vleermuizen en amfibieën.
Zie voor het volledig archiefonderzoek het onderstaande verhaal:
In de loop van de tijd vond men het niet meer wenselijk de aan een besmettelijke ziekte overledenen thuis op te baren.
In 1872 werd de Wet Voorziening tegen besmettelijke ziekten in de Eerste Kamer aangenomen en in 1873 ingevoerd. In 1874 moest op elke begraafplaats een lijkenhuisje aanwezig zijn, althans zo spoedig mogelijk.
Bij de eerdere wet van 10 April 1869 (Staatsblad No 65) waren nieuwe bepalingen vastgesteld betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisrechten. In 1874 moest het kerkhof van Zuurdijk gesloten zijn.
Op 21-08-1874 dienden Kerkvoogden bij de gemeente een aanvraag voor een bijdrage van een lijkenhuisje.
Op 30-10-1874 werd door Kerkvoogden met algemene stemmen besloten dat een nieuwe begraafplaats aangelegd zou worden. In 1877 was de nieuwe begraafplaats gereed. Het zal dus nimmer de bedoeling geweest zijn het lijkhuisje op het kerkhof te situeren.
Toen tot de aanleg van de nieuwe begraafplaats besloten werd heeft men gewacht tot de nieuwe begraafplaats gereed was. Twee vliegen in een klap!
De onderstaande brief bevind zich in het Archief van de gemeente Leens. Naar het antwoord op het verzoek en de betaling wordt nog in de archieven gezocht.
G Zijlma
Aan den Edel Achtbaren
Raad der Gemeente
Leens.
Ondergeteekenden Kerkvoogden der hervormde gemeente van Zuurdijk, en als zoodanig belast met het toezicht en beheer over de plaatselijke begraafplaats aldaar richten bij dezen tot den Raad het eerbiedig verzoek dat hun voor het bouwen van een lijkenhuisje eene tegemoetkoming van honderd gulden mogen worden verstrekt, zoo als dit naar zij vermeenen ook aan bestuurders van andere begraafplaatsen in de gemeente is toegestaan.
Zuurdijk 21 Aug. 1874
J Huizing pres.
R Blink adm.
G Zijlma secret.
In de vergadering van Kerkvoogden, Notabelen en Stemgerechtigde en Betalende leden der Ned. Hervormde Gemeente te Zuurdijk van 22-07-1912 wordt aan de orde gesteld de staat van het lijkenhuisje:
Op de vraag van den voorzitter of nog iemand iets heeft te vragen of in t midden te brengen zegt de heer A. Lap dat het lijkenhuisje op de begraafplaats er wat verwaarloosd begint uit te zien en noodig wat dient te worden opgeknapt.
De voorzitter zegt dat de Kerkvoogden dat ad notum zullen nemen.