Couranten na 1950 over de evacués uit Limburg

___________________________________________________________

28-09-1970 Nieuwsblad van het Noorden 

TE KUNST EN TE KEUR 
Veel stemming, weinig publiek, bij concert Venlo-Gruno 
Gebeurtenis: Herdenkingsconcert „Evacuatie 1944-1945″ Venlo—Groningen. 
Plaats: de Harmonie te Groningen. 
Programma: werken voor mannenkoor van Francis Poulenc, Norman Luboff, A. Meulemans, Troedisj, Cherubini, Offenbach en bewerkingen van Felix de Nobel en Lubbow; composities en bewerkingen in de lichte sector voor harmonie- en. fanfare-orkest. 
Uitvoerenden: de Koninklijke Liedertafel Gruno te Groningen o.l.v. Joh. Bril, de Koninklijke Zangvereniging Venlona uit Venlo o.l.v. Ger Withag, het Koninklijk Filharmonisch Gezelschap uit Venlo o.l.v. Wim Haas en de Koninklijke Muziekvereniging Fanfare uit Venlo o.l.v. W. L. Boelens. 
Publiek: behalve de vele deelnemers nog geen 100 belangstellenden. 

Tot diep in de nacht van zaterdag op zondag klonken in de Groningse binnenstad nog flarden muziek, waarmee de bezoekers uit Venlo uiting gaven aan de algehele feestvreugde en natuurlijk ook aan hun dankbaarheid voor de gastvrijheid, waarmee Groningen in de laatste oorlogsjaren de evacués uit Limburg heeft ontvangen. Die algehele feestvreugde zat er ook al ruimschoots in tijdens het opgewekt gestemde concert in de Harmonie, waar overigens 26 jaar geleden de Limburgse gezinnen in eerste instantie werden opgevangen. 

De omzet van koffie in de pauze leek gering, de sfeer was bijna on-Gronings enthousiast. Het podium werd aan weerszijden geflankeerd door de metershoge beelden van Valuas en Gentrud, de legendarische stichters van Venlo, die ‘s middags in de rondgang van het Venlose schuttersgilde ook al veel bekijks hadden getrokken. 

Tussen deze figuren in werd goed muziek gemaakt door de verschillende deelnemende enxembles; helaas heb ik de gastheren van Gruno niet kunnen beluisteren — die schade zal in het komende seizoen hopelijk worden ingehaald — maar het Venlose koor maakte veel indruk met een prachtig gevormde, diepe klank die rustte op een fundament van zeer goede bassen. 

Als gewoonlijk klonken harmonie- en fanfaremuziek fantastisch in de Harmonie, waar je het gevoel krijgt in de klank te baden; Het vlotte repertoire kwam aanstekelijk over in exacte en waar nodig subtiele uitvoeringen, de Limburgse Jagersmars werd gebisseerd en de gasten besloten hun optreden met het, althans door de Groningers meegezongen, Grunnens Laid. 

‘s Middags hebben de Venlose verenigingen de Groningers uitgenodigd, daar een concert te komen geven en Gruno heeft daar wel oren naar.
RENSKE KONING. 

___________________________________________________________
 
18-03-1983 Nieuwsblad van het Noorden 

  • NOORDER RONDBLIK • NOORDER RONDBLIK • 

Evacué’s uit Limburg in noordelijke provincies

In het laatste oorlogsjaar zijn duizenden Limburgers van huis en haard verdreven en op hun uitzichtloze, vlucht in de noordelijke provincies terecht gekomen. Daar vonden ze in de regel een gastvrij en hartelijk onthaal. 
Direct na de Bevrijding zijn ze uiteraard zo gauw mogelijk teruggekeerd. 

De hartelijke contacten over en weer zijn gebleven. Over de lotgevallen van de bewoners van de oostelijke Maasoever in Noord- en Midden- Limburg en de exodus naar Groningen in januari 1945, heeft F. Cammaert in Groningen een doctoraalscriptie geschreven, „Tussen twee vuren“. Het is de bedoeling dat deze studie als boek zal verschijnen, maar dan moeten er illustraties in verwerkt worden.

F. Cammaert: „De stichting „Maaslandse Monografieën” in Maastricht is van plan mijn, doctoraalscriptie in boekvorm te laten verschijnen. Jammer genoeg is er weinig illustratiemateriaal voor handen. Ik hoop dat de lezers van uw rubriek mij foto’s uit die tijd kunnen lenen om de publicatie extra aantrekkelijk te maken. Het blijkt namelijk dat de belangstelling voor het onderwerp ook in de noordelijke provinciën groot is.” 

Op 17 september 1944 waagden de geallieerde legers onder bevel van veldmaarschalk B. Montgomery de grote sprong, dwars door Noord- Brabant, om de bruggen over de Maas bij Grave, de Waal bij Nijmegen en de Rijn bij Arnhem ongeschonden in handen te krijgen. Alleen de Rijnbrug bij Arnhem bleek uiteindelijk onbereikbaar voor de geallieerde grondstrijdkrachten. Voor het overige lukte het plan en sloegen de geallieerden een diepe bres in het Duitse front dwars door Noord-Brabant. 
De provincie Limburg werd daardoor afgesneden van de rest van Nederland. 
Limburg werd slagveld en de bevolking werd gedwongen te evacueren. Duizenden Limburgers kwamen in Groningen, Friesland en Drenthe terecht. 
Veel plaatsen in Limburg zijn enorm door het oorlogsgeweld getroffen, een stad als Venlo werd goeddeels verwoest. Ook Roermond werd zwaar getroffen. 
Daar kwam bij dat de Duitse bezetter van alles roofde wat van hun gading was. 
Stad en dorp waren overgeleverd aan de willekeur van de frontsoldaten en letterlijk alles werd geplunderd en gestolen. De systematische plundering van het gebied was zodanig dat met name in Venlo in december op grote schaal hongersnood heerste. De inwoners van Roermond bleven voor hongersnood gespaard, omdat er grote voedselvoorraden opgeslagen lagen. Dit was te danken aan de centrale ligging van de stad binnen de provincie.

Het noodlot sloeg echter in andere opzichten toe. In de tweede helft van november werden de Roermondenaren geconfronteerd met een bataljon fanatieke en uiterst gevaarlijke parachutisten, onder bevel van majoor Ulrich Matthaeas. Op bruto wijze terroriseerde hij de bevolking en liet enkele dagen na Kerstmis 1944 dertien Roermondenaren executeren. Voorts was hij verantwoordelijk voor de deportatie van maar liefst 2.800 mannelijke Roermondenaren op 28 december naar Wuppertal in Duitsland.

Begin januari 1945 begon op last van de Duitse bezetter een massale evacuatie, van Limburgers via Duitsland naar de drie noordelijke provincies. Aanvankelijk dwong de Grüne Polizei de vluchtelingen te voet en onder barre winterse omstandigheden door de Nederrijnse Laagvlakte naar de Achterhoek te gaan. In een later stadium stelde de „Wehrmacht” treinen beschikbaar. Men was namelijk bevreesd dat de vluchtelingen de doorgaande wegen zouden verstoppen, met als gevolg dat de eigen aanvoerlijnen er hinder van konden ondervinden. Verscheidene, van die treintransporten werden op hun tocht door Duitsland onder vuur genomen door Britse gevechtsvliegtuigen. Van de 200.000 inwoners tussen Venlo en Mook werden er 120.000 door de Duitsers in vier weken gedeporteerd, weggejaagd van hun fel omstreden grond en van hun geruïneerde hoeven en huizen.

Via Duitse gebied kwamen de evacué’s weer op Nederlands grondgebied en daar wachtte de geschokte en berooide Limburgers doorgaans een warm en hartelijk onthaal. 
De inwoners uit Noord-Limburg kwamen overwegend, net als de inwoners van Gennep en omgeving, in de provincie Groningen terecht. 
Voor Roermond en omgeving gold dat de meesten in de provincie Friesland gehuisvest werden. 

Men probeerde zo goed en zo kwaad als het ging aan elkaar te wennen en met elkaar van de soms hevige nood een zo goed mogelijke deugd te maken. Op de meeste kwartieradressen groeiden harmonieuze verhoudingen tussen kwartiergevers en vluchtelingen. De dissonanten, die er hier en daar toch waren, ontstonden vooral door het verbroken gezinsverband en het soms kwellende heimwee, dat als een rode draad door de verblijfsperiode in Groningen liep, aldus F. Cammaert.

Het kon uiteraard ook gebeuren dat een goede verstandhouding werd belemmerd door een niet passende inkwartiering. Zo hoorde bijv. een Limburgse boer op het platteland thuis en niet bij de hoogleraar in de stad. 
Een ander voorbeeld was de huisvesting van een in een woonwagen levende familie uit Venlo ten huize van een hoogleraar. De meegebrachte chimpansee zwierde tussen kroonluchter en gordijnen! 
Verder kon de goede verstandhouding wel eens worden verstoord doordat men zich verveelde, omdat er geen werk voorhanden was, door verschillen in religie en karakter en door huishoudelijke problemen aangaande de bereiding van de dagelijkse maaltijd.

Toch deed iedereen zijn uiterste best om het verblijf zo aangenaam mogelijk te laten verlopen. In de kleine krantjes van die dagen stonden oproepen van evacué’s over de tijdelijke verblijfplaats. Lofwaardig werk werd verricht door regionale instanties, als het gewestelijk evacuatiebureau „De drie noordelijke provincies”, plaatselijke afdelingen van het Rode Kruis, gemeentelijke instellingen en uiteraard door veel particulieren. Ook de medische en sociale voorzieningen waren goed geregeld. 
Algemeen waren de evacué’s erg tevreden over de voorbeeldige wijze waarop de Groningers, Friezen en Drenten zich van hun burgerplichten gekweten hebben. De talrijke en tot op heden onderhouden vriendschapsbanden tussen Limburgers en noordelingen vormen het beste bewijs van de gastvrijheid, die zij in deze provincies hebben genoten. 

Toen de Limburgers kort na de Bevrijding in mei en juni 1945 op vrachtwagens weer naar huis terug gingen, was het afscheid vaak ontroerend. Uit dank besloten vele Limburgers in de loop van 1945 hun erkentelijkheid gestalte te geven in de vorm van een blijvende herinnering. Delegaties reisden opnieuw naar Groningen en schonken – om een voorbeeld te noemen – een kroonluchter aan het provinciaal bestuur. Ook gemeentehuizen en kerken, overal verspreid in de noordelijke provincies, dragen nog steeds deze stoffelijke blijken van Limburgse dank in de vorm van een gebrandschilderd raam of gedenksteen. 
Ik herinner mij een grootscheepse manifestatie van de bevolking van Venlo uit dank voor verleende gastvrijheid hier in Groningen, Friesland en Drenthe op 27 en 28 september 1947 in Leeuwarden en Groningen. Er werden concerten gegeven en demonstraties zwendelzwaaien en de Venlonaars namen hun reuzengrote carnavalsfiguren Valuas en zijn vrouw mee. 
In Leeuwarden en Groningen werden gala-concerten gegeven door de Koninklijke Zangvereniging „Venlona” (dirigent H. Jordens, soliste: Gerda Pons, sopraan). Het muziekcorps „Fanfare” trad op in Leeuwarden en het Muziekcorps „Philharmonie” in Groningen. 
[table “” not found /]
 

28-06-1984 Leeuwarder Courant 
Martelgang van de Limburgers in 1945 uitstekend beschreven 
A. P. M. CAMMAERT: „Tussen twee vuren” Paperback 200 blz., met verscheidene foto’s, ƒ39,50! Uitgeverij Van Gorcum in Assen. 

Nadat in september 1944 de rond Arnhem gelande geallieerde parachutisten en luchtlandingstroepen na wanhopige gevechten tot de aftocht gedwongen waren, kon er geen sprake meer zijn van een snelle doorbraak naar het Duitse Roergebied.
Integendeel: de Duitse generale staf was de situatie weer meester en op persoonlijk bevel van Hitler werden er zoveel mogelijk troepen naar het Zuiden van Nederland gestuurd om een sterk afweerfront op te bouwen. Eind september 1944 lagen Brabant, Limburg en Zeeland in de frontlinie en toen was het duidelijk, dat deze provincies hardnekkig door de Duitsers zouden worden verdedigd.

Tussen september 1944 en maart 1945 lag het front dwars door de provincie Limburg. Pas begin december 1944 bereikten de geallieerde troepen na zware gevechten in Limburg overal de Maas. Ruim een maand later werd ook het riviertje de Roer bereikt. 

Het gebied ten oosten van de Maas en ten noorden van de Roer bleef tot 1 maart 1945 nog in Duitse handen. Hier kreeg de burgerbevolking niet alleen van net oorlogsgeweld, maar ook van Duitse terreur te lijden. Mannen en jongens werden gedwongen verdedigingsstellingen aan de Maas aan te leggen, velen weigerden en doken onder, waarna de Duitsers grootscheepse razzia’s op touw zetten.

Nadat Britse troepen er na harde gevechten in geslaagd waren de Duitsers van de westelijke Maasoever te verdrijven, kwam de oostelijke oever onder zwaar artillerievuur te liggen.
Wat ieder al verwacht had, gebeurde in januari 1945: de Duitsers begonnen de burgerbevolking op de oostelijke Maasoever te evacueren. Het noorden van de provincie was al eerder door de burgerbevolking ontruimd. Het waren vooral manschappen en officieren van de Waffen- SS, die de burgers uit hun huizen verdreven. De winter van 1944-1945 was ongewoon streng, maar de SS’ers dwongen kinderen, vrouwen en mannen door de ijzige winterkou over besneeuwde wegen richting Duitsland te lopen. Daar stonden veelal onverwarmde treinen gereed, die de zwaar beproefde Limburfers naar de drie noordelijke provincies brachten. Hoe koud het was en hoe vaak deze treinen door vliegtuigen van de geallieerde luchtmacht werden beschoten, wordt sober maar niettemin boeiend verteld in „Tussen twee vuren”, dat bij Uitgeverij Van Gorcum in Assen verschenen is.

In Friesland, Groningen en Drenthe wachtte de totaal verkleumde en uitgeputte Limburgers een gastvrij onthaal. Veel gastgezinnen in de drie overwegend protestantse noordelijke provincies bekeken hun rooms-katholieke gasten uit het Zuiden aanvankelijk met enige argwaan, maar vrij spoedig was men aan elkaar gewend. Om er verzekerd van te zijn, dat alle vluchtelingen contact met hun r.k. geestelijkheid zouden houden, richtte bisschop Lemmens met zijn medewerkers in Leeuwarden een noodbisdom Roermond op, met nevenvestigingen in Groningen en Assen. 

De schrijver is door gesprekken met tientallen evacué’s van toen, het raadplegen van talloze archieven, het sturen van vragenlijsten en bestudering van de antwoorden op die vragen, tot de conclusie gekomen, dat er zich – men zou zeggen natuurlijk – hier en daar wrijvingen tussen noorderlingen en hun gasten hebben voorgedaan. 

Uit de contacten, die na de terugkeer van de Limburgers na de bevrijding, tussen hen en hun gastgezinnen bleven bestaan, concludeert de schrijver echter, dat de verstandhouding over het algemeen goed tot zeer goed is geweest. Zij, die de bezettingsjaren bewust hebben meegemaakt, zullen deze conclusie zeker onderschrijven. Overigens verzuimt de auteur niet te vermelden, dat de r.k. geestelijkheid de nodige zorgen over de omgang van vrijlustige Limburgse meisjes en jongens met protestantse noorderlingen had. 

Het zal vooral ook daarom geweest zijn, dat de al eerder genoemde bisschop Lemmens zijn r.k. evacué’s in het Noorden opriep „standvastig te zijn in het geloof in deze andere omgeving”. Zo waarschuwde hij onder meer tegen ongewenste en ongeoorloofde verkeringen. „Het in geestelijke kringen gesignaleerde kwaad sloeg inderdaad toe: uit de ontmoeting met Friezen, Groningers en Drenten vloeiden hechte vriendschappen en verscheidene huwelijken voort, alle waarschuwingen ten spijt”, zo constateert de schrijver.

___________________________________________________________

19-09-1985 Nieuwsblad van het Noorden, donderdag 
Noorder Rondblik 
Veertig jaar geleden startte in het Noorden een hulpactie voor Limburg

Kort na de bevrijding probeerden de vele evacué’s uit Limburg, die in het laatste oorlogsjaar naar Noord-Nederland waren gevlucht, zo snel mogelijk terug te keren naar eigen woonplaats. De ontgoocheling was onvoorstelbaar, want in de meeste gevallen waren hun woonplaatsen veranderd in puinhopen, hun huizen in ruïnes. Hun bezittingen waren verloren gegaan of in ieder geval geroofd. 
Langzaam maar zeker drong het hier in Noord-Nederland tot ons door dat daar in Zeeuws- Vlaanderen, in de Betuwe, in de Bommelerwaard, in Brabant en Limburg vreselijke toestanden heersten. De oorlog was in al zijn verschrikkingen over dat deel van het land gegaan. 

In september 1945, nu veertig jaar geleden, werd in Groningen, Friesland en Drenthe een grootscheepse hulpactie op touw gezet, nadat deputaties en persvertegenwoordigers uit Groningen en Drenthe op verzoek van het Militair Gezag daar ter plaatse hadden gezien hoe erg het was. 

Friesland had de taak op zich genomen voor de zo zwaar getroffen Betuwe te zorgen.
Groningen en Drenthe hadden Noord-Limburg voor hun rekening genomen en Overijssel had een ander deel van het getroffen gebied geadopteerd.
Van 10 tot 23 september 1945 werden overal in Groningen en Drenthe inzamelingen gehouden voor Noord-Limburg. De ellende daar was groot! De mensen hokten er in provisorische krotten zonder enig gerief. Daarom werd er op grote schaal een inzameling gehouden van meubilair, kleding, gebruiksartikelen en geld.

De toenmalige wethouder van onderwijs en sociale zaken H. Molendijk van Groningen vertelde in een oproep tot steunverlening aan Venlo, dat tienduizenden mensen in Limburg in bittere nood verkeerden. Zij moesten de vlucht nemen omdat dit gebied frontlinie werd en hun have en goed achterlaten. Maanden na de bevrijding zaten ze nog als berooiden in hun armzalig schuurtje of in een wrak, kapot geschoten deel van hun huis, ontdaan van alle huisraad en gebruiksvoorwerpen. Voor herstel waren gereedschappen en gebruiksvoorwerpen nodig. Er werden uitvoeringen gegeven ten bate van hulp aan Limburg, waarbij je gereedschappen kon inleveren om kaartjes te krijgen. Voor een kindervoorstelling van „Mickey Mouse” gold als entree: een vork en lepel, een tafelmes, een hamer of nijptang of zaag. 

Veel kerken in Limburg bleken kapotgeschoten te zijn. Van de 267 parochiekerken, waren er 107 totaal vernield door oorlogshandelingen, maar ook door vernielzucht van zich terugtrekkende Duitsers. Ook de landbouw in Limburg was totaal ontwricht en geruïneerd doordat de bodem kapotgemaakt was en al het vee geroofd. De burgemeester van Gennep vertelde de Groninger delegatie, dat in zijn gemeente niet één paard of koe meer over was! Enkele kilometers aan de andere zijde van de grens, graasde het rood-bonte Limburgse vee met de loodjes van herkomst nog in de oren. Er was niet de minste twijfel dat het hier uit Limburg gestolen vee betrof, maar het mocht niet worden teruggehaald. Het Limburgse volk zat intussen wel, bij alle ellende die het te verduren had, zonder melk, zonder boter en zonder vlees. 

In totaal waren in Limburg 6000 paarden weggehaald en 24.000 stuks vee. Aan de Nederlandse zijde van de Maas was 42 procent van de gehele Limburgse veestapel weggeroofd en aan de Duitse zijde van de Maas zelfs 70 procent. Verder was 5000 ha bouwgrond volkomen verwoest door het oorlogsgeweld, terwijl 13.000 ha bouwgrond dat bevrijdingsjaar 1945 geen oogst gaf, omdat het land niet bebouwd kon worden. Men had geen paarden om te ploegen en geen materialen en grondstoffen om te bebouwen. Verder was door het grote mijnengevaar de landarbeid in vele streken levensgevaarlijk. 

De actie sloeg geweldig aan. Veel goederen werden ingezameld. Er waren nauwelijks mensen genoeg om alle spullen op te halen. Daarom was er medio september 1945 een oproep tot vooral jonge mensen om mee te helpen de nood in Limburg te lenigen. De Groninger studenten stroopten de mouwen op, vrouwenorganisaties en jeugdverenigingen staken de hoofden bij elkaar. Intussen werden er allerwegen liefdadigheidsvoorstellingen gegeven. Bonte avonden in de stadsschouwburg, een concert in de Korenbeurs, sportmanifestaties als een bokswedstrijd in de Korenbeurs en een voetbalwedstrijd tussen elftallen uit Groningen en Venlo en speciale voorstellingen in de Groninger bioscopen. 

Snelle hulp was ook geboden, want, zo stond er in de kleine krantjes van die dagen, in Limburg dreigden 9000 gezinnen zonder enige beschutting tegen regen, wind, sneeuw en vorst de winter in te gaan. In Brabant waren 3000 gezinnen in soortgelijke benarde omstandigheden, in de Betuwe 6000 gezinnen en in Zeeland 5000 gezinnen. Deze mensen moesten leven in tochtige krotten zonder kachel. Het zag er naar uit dat ze opnieuw zouden moeten evacueren of anders zouden creperen. Een hard gelag, na alles wat deze stumpers in het laatste oorlogsjaar al hadden meegemaakt, toen ze door de Duitsers gedwongen werden te evacueren. Vandaar de met veel nadruk gevoerde inzamelingsactie. Van alles was er nodig: gereedschappen en materialen om de woningen weer enigszins bewoonbaar te maken. Maar verder ook beddegoed, lakens, dekens, matrassen en bedden en meubilair. De actie bleef uitgroeien en ook in oktober volgden nog grootscheepse inzamelingen. 

Op 3 oktober ging de eerste zending naar Venlo. Er vertrokken tien grote Canadese trucks volbeladen met goederen naar Venlo. De vrachtauto’s bevatten veel wollen dekens, matrassen, beddegoed en ledikanten. Verder waren er kisten met lepels, vorken, messen, borden en allerlei keukengerei. Ook waren er vele kisten met kleding en ondergoed.

De grootscheepse inzameling op 6 en 7 oktober 1945 werd een overweldigend succes. Het hele gebied rond de stadsschouwburg leek op een geweldig marktcentrum. In en bij de schouwburg, het gymnasium en de Scholtensfabriek waren grote partijen goederen opgeslagen. De organisatoren waren uiterst tevreden over de medewerking en de gulle gaven. De hele stad kon vrijwel in één dag worden afgewerkt door de vele honderden medewerkers. Met behulp van de grote booglampen bij de schouwburg kon tot ’s avonds 9 uur doorgewerkt worden. Toen was alles wat buiten stond in schepen opgeborgen. Enkel van goederen uit de stad Groningen konden zes grote schepen worden gevuld.

Over het trieste lot van de Limburgers, die in september 1944 tussen twee vuren kwamen te zitten  en gedwongen werden naar Noord-Nederland te evacueren, heeft drs A. P. M. Cammaert een studie geschreven (Rondblikken 18 maart en 9 december 1983).
Daarin wordt overigens maar terloops gewag gemaakt van de grootscheepse hulpacties, die in Noord-Nederland op touw zijn gezet om de Limburgers in staat te stellen het hoognodige herstel ter hand te nemen. Wel is duidelijk dat door de hulp aan de evacué’s en de inzamelingsacties nadien er goede contacten zijn gegroeid tussen Noord-Nederland en Limburg. „Niet zelden werd de band, tussen „noord” en „zuid” door de tweede generatie voortgezet”, stelt Cammaert. „Vast staat dat er tot op heden nog steeds warme en intensieve banden tussen Noord-Nederland .en Limburg bestaan.”

Nauwelijks bevrijd of de evacué’s probeerden zo gauw mogelijk terug te keren naar huis en hof. Sommigen hadden het geluk op een open Amerikaanse legertruck mee te kunnen rijden naar Venlo.

___________________________________________________________
 
Naar 1945 Couranten over de terugkeer van de evacués
Naar 1945 Couranten, Radio Herrijzend Nederland over de evacuatie
Naar 1945 evacués uit Limburg