Brief 21-03-1854 Hillechien Beuckma

___________________________________________________________

Plainfield den 21-03-1854.

Zeer geliefde Broeders en Zusters ! 

Daar wij ons voorgenomen hebben om telkens uwe brieven, hoelang wij dezelve ook vergeefsch tegemoet zien, op een behoorlijke tijd te beantwoorden, willen wij hieraan ook nu getrouw blijven, in de hoop dat dit bij u nog eens navolging zal vinden. Uw brief lieve broeder hoe lang hij ook in de maak was, was ons door deszelfs inhoud belangrijk, en nogal eene vergoeding voor het lange wachten, doch Truda en Johanna hebben het deze keer toch ook wat heel gemakkelijk opgenomen. 

Wat de verkoop van het land en de goederen betreft kan ik niet veel over oordeelen, doch het komt mij voor dat het takbosland en het huis van Gerh. nog al vrij duur is geworden en ook het andere land zal naar de tegenwoordige koers wel billijk betaald indezen; doch was ik in de plaats van T & J geweest, dan had ik het molenstuk niet willen hebben, en had in plaats daarvan veel liever nog een stuk groenland gehad. 

Wat uwe vraag betreft aangaande het overmaken van ons geld, is het zeer in ons belang en voordeel om het hoe eer hoe beter hier te hebben, zoo als gij zelf wel kunt begrijpen uit hetgeen ik meen u in de vorige geschreven te hebben, en hebben wij dan wat over dan is het zoo veel te beter, daar het ons hier bijna eens zooveel percenten kan opleveren dan bij u, nu de gewone interest in deze staat voor kort, van 6 op 7 verhoogd, en wij het dus veilig voor 6 kunnen beleggen. Ook zal het ons ruim toe zijn wanneer niemand, wie het ook zij, wat op ons te pretenderen zal hebben,, en voor u is het natuurlijk onverschillig, voor zoover het niet is dat gij er belang in stelt om onzentwil.

Wat aangaat uwe aanmerking in geval wij dachten terug te keeren, dan is het gemakkelijk te berekenen dat de kosten van het overmaken, zeer schielijk meer dan dubbel uit de meerdere voordeelen bestreden zouden kunnen worden, behalve dat ik denk dat de omstandigheden hier voor ons nog niet rijp zijn om met voordeel te verkoopen, en anders zouden wij het niet gaarne doen, omdat het te verwachten is dat die tijd wel eens komen zal daar Plainfield van belang aanwint, en gedurig verder uitgelegd word. Het huizen bouwen en straten of wegen uitleggen gaat bestendig voort, en hoeveel aan onze zijde niet zoo sterk als aan de andere, staat het bouwen hier ook niet stil en zijn de speculanten soms al bezig om ook door ons land een weg te leggen regt door ons huis heen; doch daar zeggen de eigenaars nog geen ja op. 

Mij dunkt lieve Broeder hierin hebt gij eenigermate het antwoord op uwe vraag betrekkelijk het houtstek van M. Ik denk niet dat het voor ons raadzaam zijn zou, zoolang wij hier zoo tevreden kunnen leven als wij nu doen, om zoo maar ligtzinnig te besluiten ons hier los te maken en keeren naar Holland terug, want al hadden wij ook in sommige opzigten daar meerdere genoegens, kunt gij u niet met mij, zeer gemakkelijk een toestand denken die ons deze genoegens te duur zou doen betalen, en daardoor derzelver genot voor ons vergalde? En zoo wij tevreden zijn, dan is het immers genoeg, meer dan dat kunnen wij ook bij u niet zijn, en die dat is heeft reden tot dankbaarheid. 

Johanna schrijft of het ook raadzaam zijn zal om een en ander in een koffer te pakken en zoo over te zenden, doch dit zou misschien nog al bezwaarlijk zijn tenzij het door een handelshuis kon gebeuren, wat misschien ook met veel moeite gepaard gaan zou. Het komt mij voor dat het beter is, wanneer er soms met vertrouwde personen die stellig voornemens zijn hier te komen gelegenheid is, gij dan een en ander wat wij wel zouden wenschen te hebben overstuurde.
Michiel zou dit echter door bemiddeling van Wambessie & Crooswijck, beter dan iemand anders gedaan kunnen krijgen, want hoewel onze behoeften nog niet heel groot zijn, kan de tijd nog wel eens komen dat wij wel graag wat wilden hebben bv baai, of andere wollen goederen. Op die manier laten geloof ik de Friezen ook wel nu en dan wat overkomen. Wanneer gij er zorg in hebt om met J. B’sorouw eenig zilvergoed mede te geven, dan heb ik liever dat gij daar maar behoud, en is het dunkt mij beter dat ik, wanneer ik mijn oorijzer te gelde maak waarop ik plan heb zoo gij er niet tegen zijt, voor ene gedeelte daarvan dan wat koop wat ik wel graag had. En het linnen, de mantella en japon moet gij u maar geheel niet aan storen, want het eerste zouden wij zeker toch niet gebruiken, en het andere kan ik ook zoowel krijgen als een ander wanneer ik wil.
Liefst heb ik wat, dat wij gebruiken kunnen en goed en degelijk is, bv een lap pormatha zou voor een mantel mij wel te pas kunnen komen, als ook voor winterdoeken voor Willem, daar het hier koud genoeg is om warme doelen te dragen en ik in de winkels niet bekomen kan.
De koopman die ik een staaltje liet zien van mijn japon verwonderde zich zeer dat het zoo mooi en niet duurder was. Ik heb u vroeger eenige zaken opgegeven nl. augurkenzaad, dil, en kropsalade dit moet gij niet vergeten. 

Willem komt juist terug van een boeldag waar hij een jonge koe gekocht had (NB zonder horens) tevens had hij van de post mede genomen een fikse dikke brief van de oude Heer Peyma en Nieske. Wij hadden dezelve al wat eer verwacht, doch P was eenigen tijd zwak geweest, nu weer hersteld en wel gehumeurd. Zijn vriend Hommema was onder zijn lijden bezweken. Uit Nieske’s brief kan ik u niet mededelen, daar mijne ruimte het niet toelaat, zij laat u groeten en Antje gelukwenschen, het is een zeer fiks meisje, ik houd veel van haar. 

Zij stuurde benevens een monster roggemeel, een voorschrift om er brood van te bakken, doch dit was mij door het zelf te beproeven ook al gelukt, ik zal er evenwel nog van profiteren kunnen denk ik, vertel Hidde Venhuizen maar dat ik niet bang zijn zou of het zou hem goed toelijken. Hoe gaat het hem en zijn familie?
Gij moet bedenken dat het mij altijd aangenaam is soms van mijne vrienden en bekenden in uwe brieven te hooren, hoewel het mij nog meer genoegen doet, hen zelf hier eens in geschriften te ontmoeten.
Zeer graag zouden wij Oom v Kampen ook eens een brief willen ontvangen, ik hoop hartelijk dat hij bij de ontvangst dezes hersteld zal zijn. Ik ben nog niet geheel uitgepraat, hoewel [rest brief ontbreekt?]

___________________________________________________________

Hidde (Hendrikus’) Venhuizen, commissionair, * Winsum 02-03-1816 Winsum x 09-09-1854 Baflo Jantje Reinders van Dijk, * 22-01-823 Eenrum

Ouders bruidegom: Henderikus Jans Venhuizen x Stientje Jans Bonnes, naaister
Ouders bruid: Reinder Jans van Dijk x Trijntje Rentjes Kadijk
Bruid weduwe van Derk Freerks Bakker 

___________________________________________________________

Naar Brieven Klaas Jans Beukma, zonen Jan, Kornelis, Willem Beukma en schoondochter Hillechien Beuckma