___________________________________________________________ |
Tot nu toe bestaat er over “Rondenborg” onzekerheid.
De locatie is bekend, gelegen bij de ree naar de boerderijen “Castor” en “Pollux”.
Was de locatie vroeger een kerk met begraafplaats, borg of edele heerd?
___________________________________________________________ |
Jan Zijlma in “De Marne”:
1826 [] K. J. Beukma van Zuurdijk en J. H. Aikes van Eenrum onderzoeken den Rondenburg en andere kleine hoogten te Zuurdijk.
1830 [] Insgelijks zijn, naar gissing in dit jaar, eenige oudheden, waaronder steunen wapenen, te Zuurdijk in den Rondenburg gevonden; later ook geld, maar verkalkt, daardoor onkenbaar en van geene waarde meer.
Meester J. S. van Weerden in zijn “Wandelingen door de Marne”:
De weg over Kattenburg zal in de vroege middeleeuwen vermoedelijk naar Asterdijk gelopen hebben. Dit dorpje, dat zelfs een kerkje had, heeft in 1287 vreselijk van een overstromingsramp te lijden gehad. Een groot deel der bevolking werd er het slachtoffer van en als zelfstandig kerspel kon het niet langer bestaan. Het kerkje, gedeeltelijk nog van tufsteen, heeft vermoedelijk op “Rondenburg” gestaan, een stuk groenland ten oosten van de ree naar Pollux” en “Castor”. Tal van sporen van vroegere bewoning heeft men daar nog gevonden, zoals bij een onderzoek van Dr. Westendorp duidelijk aan het licht gekomen is.
___________________________________________________________ |
Kadasterkaart 1832: Perceel 523, rechts van de ree heeft de naam gekregen van “Ronnenburg” Ook perceel 526, links van de ree was betrokken bij het onderzoek in 1827.
2020 Hoogtemeting
___________________________________________________________ |
18-01-1827, donderdag, No. 16 Nederlandsche Staats-Courant | Verslag onderzoek Zuurdijk door K. J. Beukema en J. H. Aikes
___________________________________________________________ |
KAART XIV. Ringwal en borgstede van de voormalige Rondenburg bij Zuurdijk (Gr.). (Naar N. Westendorp, 1830. Tekening P. C. Houttuin).
1963: Vereniging voor Terpenonderzoek
Terpen tussen Vlie en Eems | Een geografische-historische benadering door H. Halbertsma, Conservator bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Boedemonderzoek te Amersfoort | II Tekst | J.B. Wolters Groningen
In overeenkomstige richting zouden wij voorts de verklaring willen zoeken voor een met middeleeuws baksteenpuin bezwangerd, door deels opgevulde grachten omsloten terrein aan de oude zeedijk tussen Zuurdijk en Vliedorp terwijl men over de aanwezigheid van een omgrachte stinswier ten oosten van Zuurdijk, op een terrein, eveneens aan deze dijk gelegen en vanouds de karakteristieke naam “Rondenburg” dragende, in het geheel niet behoeft te twijfelen.
Sinds jaar en dag zijn de overblijfselen van deze sterkte afgegraven, hoewel een overgeschoten, puinrijke strook gronds nog altijd aan de oorspronkelijke toestand herinnert. Wij danken nu de zo verdienstelijke oudheidkundige Westendorp, predikant te Losdorp, een belangwekkende beschrijving van het onderzoek, ter gelegenheid van het slechten van de “Rondenburg” in het jaar 1830, door de landbouwer Beukema uit Zuurdijk en de organist-huisschilder Aikes uit Eenrum, in tegenwoordigheid van de predikant uit Eenrum, Ds. Cramer van Baumgarten, verricht.
[]
“De straks genoemde personen merkten hier eene keten van heuvelen op, gezamenlijk ongeveer 39 of 40 in getal, welke keten bij Barnegat aan de Hunse begint, en tot eene plaats, Robersum genaamd, in de strekking van O.Z.O. en W.N.W., langs de dorpen Zuurdijk, Niekerk, Vliedorp en Vierhuizen, veelal nevens den algemeenen rijweg, voortloopt. Derzelver gedaante is meestal langwerpig; sommige zijn geheel rond, andere onregelmatig, terwijl nog andere geheel in elkander schijnen te loopen; in grootte, omtrek en uitgestrektheid, zijn ze zeer verschillende. Dewijl dezelve grootendeels bebouwd en verlaagd zijn geworden, zoo is men, nopens de voorgaande hoogte, enigszins onzeker: thans bedraagt dezelve omstreeks zes voeten boven het maaiveld of de grondvlakte.
Sommige dezer heuvelen bestaan uit zandige aarde; de meesten zijn echter als de omliggende grond gesteld. Zij liggen allen op eenen effenen grond, behalve eenige weinige lage streken, welke hier of daar tusschen beiden komen. De grond is buiten en binnen deze heuvelenrij niet van gelijke soort, maar verschillende. Onder deze heuvelen trok één, welke den naam van Rondenburg draagt, bijzonder de aandacht dezer onderzoeklievende mannen tot zich.
Honderd roeden oostwaarts van Zuurdijk onder eene groep gelegen, onderscheidt hij zich door zijn eironde gedaante en wijde, drooge gracht, waarmede hij omgeven is; hierin ligt ten Oosten een dam. Doch alles wordt duidelijker uit nevens gaande schets.
Dezen heuvel stelden zij zich inzonderheid tot een voorwerp van nader onderzoek voor. Hij was nog nooit verder geroerd geworden, dan tot datgeen, hetwelk men de zode noemde.
Thans bevond men bij de slechting, dat deze heuvel, in eenen kring omzet was met puin van zeer zware, gebakkene steenen, doormengd met brokken van tufsteen: wij bedoelen den eigenlijken heuvel A.
Binnen deze omgeving van A, en wel aan de westzijde, bespeurde men, ter diepte van twee voeten, dat de grond met veel houtskool vermengd was.
Verder binnenwaarts, geraakte men op vele scherven van grove aarden potten, van buiten blaauw en in het doorbreken rood, en gele asch daar tusschen: deze asch was gemengd met aarde, en eene zwarte smerige stof; doch puin van muurwerk, of vloering, ontdekte men verder niet.
De straks genoemde kring strekte voorzeker, om de eigenlijke begraafplaats te bewaren: men ontmoet dezelve dikwijls van keijen in grafheuvels. Eene gracht treft men insgelijks meermalen, inzonderheid op de Orkneijseilanden, daarbij aan.”
Westendorp besluit wel op heel lichtvaardige gronden tot een grafheuvel maar hij was een kind van zijn tijd, waarin men het juiste inzicht in de datering van bodemvondsten veelal ontbeerde. Hij beroept zich vervolgens weliswaar op nog andere vondsten, waaronder de “olijfkleurige steen, van 6 ¼ duim lengte en 1 ¼ duim
breedte, zijnde een wig of donderbeitel” alsmede brokken van “urnen” doch de “ijzeren spiespunt, van meer dan een voet lengte, beneden hol, en eenig ander ijzeren beslag van den voet der spies” wijzen al in een andere richting!
Westendorp bleef nochtans gevangen in hetgeen de oudheidkundigen zozeer in de ban hield:
“Men meende voorheen, dat op deze hoogte, Rondenburg genaamd, een oude burg gestaan had, doch thans vervalt dit gevoelen, en wel des te meer, omdat er geen zweem van puin verder binnen in den heuvel, en nimmer brokken van boomen, of eenige boomstammen
opgedolven zijn. Ook kent de geschiedenis geen Rondenburg of Heer van Rondenburg, de naam is merkwaardig.”
Pleyte schoof Westendorps gekunstelde verklaring reeds terzijde en meende in de hoogte niets anders dan een burcht te kunnen zien.
Hij had daarnaast ten overvloede nog de mogelijkheid van een kerkstede bij ontstentenis van menselijke graven kunnen afwijzen en bovendien de dijkresten als “terminus post quem” kunnen aanvoeren.
Westendorp was trouwens evenmin blind voor deze oude dijk doch liet zich daardoor niet weerhouden op de mogelijkheid van nog andere heidense bijzettingen te zinspelen in de aangrenzende heuveltjes:
Ook op andere nevensliggende heuvelen, uit meergenoemde keten, vestigde men zijne aandacht.
In eenen anderen heuvel, beoosten Rondenburg, vond men, 2 of 3 voeten onder het maaiveld, het geraamte van eenen mensch, liggende Zuid en Noord, en, aan deszelfs zijde, eenen nog grooteren steenen donderbeitel, dan de vorige, eene fraaije beenen pijlpunt, eenige aarden kruiken met asch, benevens steenkolen. Een andere, kleine fraaije steenen wig, dolf men in eenen anderen heuvel op.
De heuvelen G en F toch, waren reeds vroeger, door derzelver bezitter, effen gemaakt.
Behalve vele scherven, verkreeg men daar een paar oude koperen munten, welke men nog niet weder heeft kunnen magtig worden. Over den oorsprong van dezen keten van heuvelen, waaronder de genoemde gevonden worden, denkt men niet gelijk.
Sommigen houden dezelve voor brokken en overblijfselen van eenen ouden dijk. Dit gevoelen is ook op zichzelf zeer aannemenlijk, als men in aanmerking neemt, deels, den loop der Hunse, deels, dat de oude dijk van vóór het jaar 1717, achter Vierhuizen, Hornhuizen en elders, ook zoo stuksgewijze gelegen is.”
Westerhoff, die de “Rondenburg” met aangrenzende heuveltjes in de jaren 1828-1829 met Acker Stratingh tevoren had opgenomen, hechtte weliswaar eveneens geloof aan de veronderstelling dat “vele dezer heuvelen tot begraafplaatsen in den heidenschen tijd hebben gediend, die zelfs tot eene hooge oudheid opklimmen” doch achtte de mening van Westendorp, volgens welke de ketenvormige reeks hoogten “resten van eenen ouden dijk” zouden uitmaken, “dijkbrokken uit den voortijd, waarop onze voorouders begraafplaatsen, en eene latere bevolking kasteelen en woningen gesticht zouden hebben”, “ten eenenmale valsch en geheel onaannemelijk”. Hoogstens kon hij aannemen dat een dergelijke dijk omgekeerd over tevoren reeds bestaande terpjes of begraafplaatsen was gelegd.
___________________________________________________________ |
dr. W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pathuis vermelden in De Ommelander Borgen & Steenhuizen (1973):
Rondenborg
In 1830 zijn op het terrein van Rondenborg resten van kloosterstenen en tufsteen gevonden. Eveneens houtskool, as en scherven, een speerpunt en een donderbeitel. Dit kan wijzen op het bestaan van een oud steenhuis waarvan geen schriftelijke gegevens bekend zijn.
Zij verwijzen naar voornoemde publicatie van H. Halbertsma
___________________________________________________________ |
In het Gedenkboek Nijverheid 1991 (2e boerderijenboek) is vermeld:
De boerderij “Rondenburg” aan de Hoofdweg 26a te Zuurdijk ontleent haar naam aan het ongeveer honderd meter oostelijker gelegen Rondenburg, een vroegere sterkte, gelegen op het hoekperceel ten oosten van de ree naar Castor en Pollux en ten zuiden van de provinciale weg.
Waarschijnlijk was de boerderij een edele heerd, want het collatierecht was er aan verbonden.
___________________________________________________________ |
Naar Boerderij “Pollux”
Naar Boerderij “Castor”
Terug naar Gedenksteen Aafke Beukma-Smith