Aantekeningen Marten Ædsge Teenstra: “Jeugd”

___________________________________________________________

(De ouders van Marten) Ædsge en Barber waren beide vlijtig en werkzame lieden en leefden van de veeteelt en zuivelbewerking, vereenigende bij ware huishoudkunde eene gepaste zuinigheid door welk ijverig vergaren en zorgvuldigheid besparen, zij weldra de door hun gekochte boerenplaats vrij en onbezwaard als eigenaren bewoonden ofschoon de boerenplaatsen in Friesland meest alle in losse huur gebruikt worden, op die wijze te Teerns gevestigd ontdekten zij reeds vroeg eenen schoonen vluggen aanleg in hun zoon Marten en lieten hem dan ook bestendig bij eenen kundigen school onderwijzer (in die dagen schaars te vinden) ter school gaan, terwijl zij onderling het plan vormden, om zoo het hun verder voorspoedig in de wereld mogte te gaan, en hun zoon er genegenheid toe had, Marten tot Doopsgezind (tot welke gezindte zij beiden behoorden) leeraar op te leiden; dan de loop der omstandigheden misschien het incognito van den Albestuurder, gaven eene andere wending aan dit voornemen, hoewel hun zoon nog steeds in het geene op de lagere school geleerd word groote vorderingen  maakte en vooral uitmunte in de Rekenkunst zoo dat hij nog steeds veel goeds voor het plan zijner ouderen beloofde, dan onderscheidene wederwaardigheden en tegenspoeden doen veele zaken veranderen, ook dit was hier het geval.
Een zwaren ramp trof dit gedurig vergroote huisgezin, door dien woning en schuur met alles wat zich daar in bevond, af te branden, gelukkig dat geen mensch of eenig vee (het was bij den zomer) eenig letsel bekwam;
Nu besloten Ædsge en zijne vrouw die zich, zoo goed mogelijk naar de omstandigheden moesten schrikken om de plaats op welke zij 15 à 16 jaren gewoond hadden te verkopen,

(Hier slaat Douwe Martens Teenstra de plank mis. De afgebrande boerderij werd gehuurd) 

het welke dan ook geschiedde, hurende daarna met overleg van hunne familie eene boerenplaats staande ten zuiden van het Dockumer diep, onder Oudwoude ten westen de Oudwouderemerzijl, Grietenij Kollumerland en Nieuw Kruisland, welke plaats thans nog (1837) door hunne jongste dochter de wed H.J. Siccama bewoond wordt.

___________________________________________________________

In Oudwoude gaf Marten Ædsges aan te willen huwen met Elizabeth Douwes Beintema. Vader Douwe Kornelis Beintema had grote bedenkingen.
Marten Ædsges tot wanhoop gedreven vatte het plan op zijn heil te zoeken in de zeevaart.

In de Familieaantekening wordt deze episode als volgt beschreven:

God laat het water wel aan, maar niet over de lippen komen, zegt het vaderlandsche spreekwoord,
en zoo ging het ook hier, wordende uit deze strijd, eene schoone en heerlijke kracht voor zelfverheffing ontwikkeld, en gelukkig voor onze Vaderlandsche Landbouw dat hij geen Zeeman geworden is, of zich naar de Indiën begeven heeft, welk plan hij zijne Moeder voorsloeg, toen hij naar Elizabeths hand stond, waar tegen haren vader zich zoo zeer verzette;
staande op dit zijn voorgenomen plan om de ruime Zee te kiezen des te sterker aan doordien zijn Jongere broeder Derk reeds voor het bestuur der boerderij berekend was.
Zijne moeder bewilligde dan eindelijk (in heimelijke hoop van het niet zullen volvoeren) in dit zijn verzoek, gevende hem twee hemden op reis mede.
Marten ging hier mede werkelijk op reis, gaande met zijn pakje onder den arm langs den dijk maar Dockum en vervolgens naar Harlingen, dan hier komende met oogmerk om naar Amsterdam over te steken, was hier ook reeds iemand van wege zijne Moeder gezonden, met last om haren zoon weder naar huis te doen komen, als kunnende haar Moederhart hem niet missen. Op deze order (de Vriesche ouderen verzoeken hunne Kinderen niet) zag Marten zich dan genoodzaakt om hoe ongaarne ook van zijn plan af te zien, hij voldeed dan ook dadelijk aan het Moederlijke bevel, en keerde als een gehoorzame zoon terug.
Misschien dat eene uitnodiging van Zijn Betje hiertoe wel het meeste heeft bijgedragen.

___________________________________________________________

Terug naar Aantekeningen over M.Æ. Teenstra