___________________________________________________________ |
13-01-1941 Nieuwsblad van het Noorden, maandag
100-jarig bestaan van de Vereeniging ter bevordering van Landbouw en Nijverheid te Leens Herdenkingsrede van den heer H. D. Louwes
De Vereeniging ter Bevordering van Landbouw en Nijverheid te Leens heeft Zaterdagmiddag in ‘t hotel „Mercurius” te Leens onder groote belangstelling en in ‘t bijzijn van vele autoriteiten haar 100-jarig bestaan herdacht.
In verband met de tijdsomstandigheden droeg-de vergadering geen feestelijk karakter. Niettegenstaande is het een gezellige familie-bijeenkomst, zooals de voorzitter, de heer J. E. Lindenbergh, de vergadering in zijn openingswoord betitelde, geworden, waarop vele waardeerende woorden zijn gesproken. Zoodoende is deze dag èn voor bestuur èn voor de leden tot een onvergetelijken dag geworden, welke nog lang in de herinnering zal blijven voortbestaan.
Onder degenen, die dezen middag tot de aanwezigen behoorden, merkten wij o.m. op den Gedeputeerde E. H. Ebels, waarnemend Commissaris der Provincie, en den Griffier der Staten, mr. M. W. Scheltema, de dagelijksche besturen van Ulrum, Leens en Kloosterburen, prof. O. de Vries, directeur van het Rijkslandbouwproefstation en Instituut voor Bodemkundig Onderzoek, prof. dr. D. van Os, voorzitter van de Noordelijke Economisch Technologische Organisatie en den directeur, ir. L. H. de Langen, ir. P. G. Meyers, rijkslandbouwconsulent voor Noordelijk Groningen, ir. I Sybesma, veeteeltconsulent voor de provincie Groningen, voor de Ned. Akkerbouwcentrale en ,de Groninger Tarwe-organisatie, den heer K. L. Gaaikema Schuringa, voor het Nederlandsch Landbouw-Comité, den heer H. D. Louwes, tevens voorzitter van de Groninger Maatschappij van Landbouw, jhr. J. B. van Andringa de Kempenaer, bestuurslid van het Harmannus Simon Kamminga-fonds, de voorzitter van het Waterschap Hunsingo, den heer H. Westers, de leden van het Dagelijksch Bestuur van de Groninger Maatschappij van Landbouw, de heeren N. G. Addens, P. B. Dijkhuis, de secretaris, den heer ir. A. P. Minderhoud, en den adj.-secr., den heer L. J. Dijkhuis. Verder vertegenwoordigers van de zusterverenigingen te Kloosterburen, Hornhuizen, Pieterburen, Eenrum, Winsum en vele andere genoodigden en belangstellenden. Bericht van verhindering, tevens felicitatie was ingekomen van dr. Hirschfeldt, secretaris-generaal van het Departement van Landbouw en Visscherij, ir. S. L. Louwes, directeur-generaal van de Voedselvoorziening, ir. D. S. Huizinga, inspecteur van den Landbouw en het Landbouwonderwijs, ir. G. Veenstra, inspecteur van den Landbouw, Landbouwkundig Onderzoek en Landbouwvoorlichting, mr. J. Linthorst Homan, Commissaris der Provincie, en dr. Ir. J. H. Engelhardt, directeur der Middelbare en Rijkslandbouwwinterschool te Groningen.
Openingsrede
In zijn openingsrede gewaagde de voorzitter er van, dat reeds in de jaren 1938—’39 plannen van voorbereiding tot het houden van deze herdenking waren beraamd. Deze plannen omvatten het uitgeven van een gedenkboek, het doen vervaardigen van een film en het houden van een secundaire provinciale landbouwtentoonstelling. Deze laatste is echter door de tijdsomstandigheden in het gedrang gekomen, de film is echter bijna gereed, terwijl het gedenkboek kant en klaar is.
Een speciaal woord van dank en hulde bracht spr. aan den onlangs afgetreden oud-voorzitter, den heer H. J. Zijlma te Niekerk, die mede het initiatief tot deze herdenking heeft genomen en die zich vooral voor de totstandkoming van het gedenkboek veel moeite heeft getroost.
Nu de herdenking onder abnormale omstandigheden geschiedt, aldus spr., is het slechts mogelijk om dit 100-jarig bestaan op sobere en eenvoudige wijze te vieren. Toch zijn alle redenen aanwezig om onze dankbaarheid op blijmoedige wijze te uiten. Dit is begrepen door diverse personen, die ons een, bloemenhulde hebben geschonken, die fleur en kleur aan onze bijeenkomst schenkt. Spr. bracht vervolgens de schenkers van de diverse bloemstukken, waaronder zeer fraaie, dank voor hun attentie.
De omstandigheden, aldus spr., zijn er de oorzaak van, dat wij u weinig kunnen aanbieden. Laten wij slechts hopen, dat de stemming goed zal maken, wat aan ruimere aankleding ontbreekt. Blijdschap en dankbaarheid zijn nog niet geïnventariseerd en worden nog niet op punten of bonnen verstrekt. Niemand behoeft daarom iets te kort komen. In de hoop en met het vertrouwen, aldus besloot spr., dat ons samenzijn mag beantwoorden aan het gestelde doel, verklaar ik deze vergadering voor geopend.
Historische rede van den heer H. J. Zijlma
Vervolgens hield de oud-voorzitter, de heer H. J. Zijlma, een causerie over „Iets uit de oude geschiedenis der Vereeniging“. Na een korte inleiding gaf spr. een uiteenzetting van den toestand, waarin de leden van de vereeniging 100 jaar geleden op het platteland leefden, waarna hij de groei en de veranderingen, welke de vereeniging in den loop der laatste 100 jaar onderging, beschreef. Deze, dikwijls niet van humor gespeende causerie, werd door de aanwezigen aandachtig gevolgd en de voorzitter was zeker de tolk der toehoorders, toen hij den spreker dank bracht voor de wijze, waarop hij de aanwezigen met het wel en wee van de vereeniging in vroegere tijden op de hoogte had gebracht.
Rede H. D. Louwes
De heer H. D. Louwes uit Ulrum hield hierna een rede over het onderwerp „Een eeuw arbeid met eere“. Spr. bracht de gelukwenschen over van het gewestelijk en nationaal landbouworganisatieleven. In een historische rede schetste hij de beteekenis van de organisatie voor de taak der practijk.
De dag van 11 Januari 1841 was de geboortedag van de eerste der honderden dorpslandbouwvereenigingen. Van dat tijdstip af naderde men meer en meer vanuit de vergaderzaal het bedrijf. Het bescheiden begin groeide uit tot een grootsch geheel. De nu jubileerende dreef aanvankelijk op de stuwkracht van enkele personen, haar invloed was gering, haar arbeidsveld beperkt van omvang, soms werd haar leven door bloedarmoede bedreigd, waarin een transfusie, in den vorm van een feestelijke vergadering, meer dan eens een gunstige wending bracht. Maar met den leeftijd nam haar kracht toe en nimmer was de thans 100-jarige sterker en meer volop levend dan nu.
Reeds in 1842 en 1843 begon men met proefdraineering en proeven met verschillende gerstsoorten. Vervolgens stelde men veekeuringen in, proefvelden werden aangelegd, de coöperatieve aankoop werd gepropageerd en het vraagstuk der zaaizaadontginning werd ter hand genomen. De lijn der doelbewuste bedrijfspolitiek werd steeds verder doorgetrokken en duidelijker zichtbaar. Men denke aan de melkcontrôle, de veevoedercontrôle, de t.b.c.-bestrijding, de landbouwvoorlichting en tenslotte de landbouwordening.
Er werd niet volgens vooraf opgestelde schema’s gewerkt, maar geleidelijk werd door flink aanpakken gestalte gegeven aan wat de tijd vroeg. Wat niet levensvatbaar bleek werd losgelaten ten einde aan levenskrachtige zaken meer aandacht te kunnen besteden. Behalve dit alles lag in de daad van 1841 nog een ander machtig perspectief opgesloten, n.l. dat van het gansche organisatieleven, waardoor niet enkel de boerderij, doch ook de boer wordt bereikt. En zoo hebben de pioniers van dat jaar — misschien onbewust — het apparaat helpen opbouwen, dat den boer wil helpen voor den eigen taak in het volksbestaan.
Nadat de spreker nog een oogenblik bij het verleden had stilgestaan, naderde zijn betoog de omstandigheden in het landbouwbedrijf van dezen tijd. Lang en zwaar zal er nog gearbeid moeten worden, voordat de boerenstand maatschappelijk, cultureel en sociaal geheel volwaardig is geworden, zoowel in eigen oogen als in die van ons volk in zijn geheel. Het strekt tot voldoening, dat de positie van den boerenstand in ons gewest op maatschappelijk gebied zeer bevredigend is en dat hij ook nationaal door eigen kracht van stap tot stap voorwaarts gaat.
Spr. wees verder op het feit, dat de organisatie zich allerminst heeft bepaald tot het direct eigen belang van den boerenstand, maar zich ook steeds wel haar taak t.a.v. de geheele plattelandssamenleving bewust is geweest.
Zoo werden herhaaldelijk de belangen van den arbeidersstand en die van den middenstand besproken en een vroeger lange jaren bloeiende volksbibliotheek, zoowel als de nog bestaande spaarbank en vakteekenschool leggen hiervan nog getuigenis af. De geest van saamhoorigheid en verantwoordelijkheidsbesef is nog ten volle aanwezig.
Na den voorzitter en het bestuur der jubileerende vereeniging te hebben gehuldigd, wierp de heer Louwes den blik op de toekomst. Daarbij denken wij aan heel andere waarden; aan ons vaderland en aan alles wat in dat woord begrepen is. ledere vezel van ons hart verlangt naar het oogenblik, waarop de vrede terugkeert en wij aan het Nederland van de toekomst zullen kunnen bouwen in harmonie met ons rijke verleden. Daarbij zullen wij ons moeten instellen op wat zich als onvermijdelijk aan ons voor doet. Met een woord over het geloof aan de toekomst eindigde spr zijn met aandacht gevolgde rede.
Nadat vervolgens het door de drukkerij Ozinga te-Leens vervaardigde gedenkboek aan verschillende autoriteiten, leden, en andere personen was uitgereikt werd de heer H. J. Zijlma te Ulrum tot eere-lid benoemd.
Hierna boden nog verschillende personen hun gelukwenschen aan. Zoo werd het woord gevoerd door de heeren E. H. Ebels, waarnemend Commissaris der Provincie, J. N. Spoelstra, burgemeester van Leens, W. H. Hartevelt, burgemeester van Ulrum, J. Koning, voorzitter van den Christelijken Landarbeidersbond, district De Marne, K. L. Gaaikema Schuringa, namens de Nederlandsche Akkerbouwcentrale en de Groninger Tarwe Organisatie, jhr. J. B. van Andringa de Kempenaer namens- het Harmannus Simon Kamminga-fonds, H. Smit namens de Noorderafdeeling, door Vonk namens den Modernen Landarbeidersbond, ir. P. G. Meyers, rijkslandbouwconsulent voor Noordelijk Groningen, J. A. Overklift namens het Westerkwartier, Boelens uit. Kloosterburen namens de A.P.J.B., H. Westers namens het Waterschap Hunsingo en Bouwman uit Eenrum namens de afd. N. W. Groningen van de Alg. Vereen. voor Bloembollencultuur.
___________________________________________________________ |
Welke distributie-bons zijn geldig?
ZEEP:
De bon 113 (Algemeen distributiebonboekje) geeft van 1 Januari tot en met 31 Januari recht op het koopen van 150 gram toiletzeep, óf 120 gram huishoudzeep, óf 150 gram zeep, óf 300 gram zachte zeeppasta óf 250 gram zeeppoeder óf 600 gram waschpoeder.
SCHEERZEEP:
De bon 117 van het extra bonnenkaartje, dat aan mannen bij de textielkaart is afgegeven, geeft van 1 Januari tot en met 30 April recht op het koopen van 50 gram scheerzeep óf een tube scheercrême, dan wel een pot scheerzeep.
___________________________________________________________ |
Naar 14-01-1941 verslag Provinciale Groningen Courant