02-11-1830: Verslag van de aanleiding tot het bombarderen van Antwerpen

___________________________________________________________

02-11-1830 Opregte Haarlemsche Courant,

’s Gravenhage, 31 October.
De heer Van der Wijck, welke den 30sten uit de citadel van Antwerpen alhier is gekomen, heeft dadelijk van het gebeurde daar ter stede verslag gedaan aan Z. K. H. prins Frederik.
Hetzelve luide als volgt:

„ Nadat onze troepen de stelling achter de Nethe en de Rupel hadden verlaten en zich voor de dorpen Berchem, Burgerliouc, Kiel en Merxem hadden gelegerd, gaf de luitenant-generaal baron Chassé, den 23sten October, order, om de inundatien, ten noorden en zuiden van de vesting Antwerpen, en voor de positie van het Vlaamsche Hoofd, alsmede die voor de forten Lillo en Liefkenshoek te bewerkstelligen, en voorts, om de gebouwen en andere voorwerpen, die tot dekking van den vijand, in de nabijheid van Antwerpen konden dienen, te doen wegruimen. 

„ Deze maatregelen, hoe gebiedend noodzakelijk ook, baarden onder de inwoners een algemeen misnoegen; vooral het in brand steken van eenige huizen. 

„ Des avonds van den 24sten, toen in den loop van dien dag, de voorschreven order was ten uitvoer gebragt, kwamen de heeren burgemeester en schepenen der stad Antwerpen, bij den generaal Chassé op het kasteel; gaven van de verbittering der inwoners over de genomen maatregelen kennis, eu deelden hunne vrees mede, dat, wanneer men voortging, om de huizen buiten de vesting af te branden, alsdan gewis het volk tot oproer zoude overslaan. 

De luitenant-generaal dit inziende, gelastte genoemden burgemeester om zorg te dragen, dat de huizen, gelegen binnen den afstand van 150 ellen van het glacis des kasteels, dadelijk wierden afgebroken, welke last door dezen werd aangenomen. 

„ Gedurende den 25sten bleef het in de stad niet alleen rustig, maar men ontdekte zelfs geen spoor dat er oproer te vreezen was, ook niet toen de troepen, hunne stellingen buiten de stad verlatende, binnen dezelve trokken. 

„ Des nachts tusschen den 25sten en 26sten bleef de rust mede ongestoord, doch in den ochtend van dien dag, omstreeks acht ure, plunderde het gemeen een schip, waarin een aantal wapenen, van het regiment lanciers no 10 werden geladen, hetgeen echter voor een gedeelte werd gestuit, doordien de kolonel ter zee Lewe van Aduard, eene gewapende barkas op die plaats zond, en het schip op stroom liet leggen. 

„Omstreeks half elf ure had er een oploop van het gemeen in de Kerkstraat bij den St. Andries plaats, waarop een detachement van honderd man werd gedirigeerd, ten einde deze zamenscholing uit een te drijven; zij vonden echter tegenstand, zoo dat deze magt genoodzaakt wierd, om geweld te gebruiken, waardoor dan ook op dat oogenblik de rust oogenschijnlijk hersteld werd. 

Weinige oogenblikken daarna, begaf zich een tweede detachement naar het kwartier van St. Andries, welk detachement al spoedig met de opstandelingen in het gevecht geraakte, en uit de huizen werd beschoten. Van dat oogenblik af aan, werden al de poortwachten en de troepen binnen de stad staande, door de burgers, die zich in de nabij gelegen huizen hadden begeven, beschoten of door de, zich in de straten bevindende, aangevallen, hetwelk zonder ophouden den geheelen dag en een gedeelte van den nacht aanhield. 

De luitenant-generaal Chassé had in den loop van den namiddag eenige weinge schoten op de huizen van het kwartier van St. Andries, waaruit de soldaten door de burgers werden beschoten, alsmede op eenen toegang tot het kasteel, alwaar eene ontmoeting met de muiters plaats had, laten doen, doch alleen om vrees in te boezemen; waarvan dan ook het gevolg was, dat op den 27sten daaraanvolgende om zeven ure, eene commissie van notabelen bij Z. E. werd aangemeld, aan het hoofd hebbende den heer Osy, president van de bank, die den generaal voorstelde, om alle vijandelijkheden te doen staken, ten einde niet alleen het storten van bloed voor te komen, maar ook de welgezinden voor eenen geheelen ondergang te beveiligen, zeggende, dat zij vergezeld werden door eenen inwoner der stad, die op zich had genomen, eenen brief, die aan hem, door een gedelegeerde van het provisioneel gouvernement van België, overhandigd was, aan Z. E. ter hand te stellen. Deze brief waarvan afschrift hierbij wordt overgelegd, behelsde het voorstel, om de troepen, die zich in de stad bevonden, binnen het kasteel te doen rukken, en de stad door hunne troepen te laten bezetten, doch van dat oogenblik al de vijandelijkheden te doen ophouden, nemende hij gedelegeerde aan, om dadelijk eene deputatie aan Z. M. te zenden, ten einde over de ontruiming der vesting door de koninklijke troepen te handelen. Onze troepen, volgens de ingekomen rapporten, zeer sterk op alle punten gedrongen zijnde en zich niet langer in de aangenomen positien aan de poorten kunnende staande houden, vond de luitenant-generaal Chassé dit voorstel aannemelijk, daar hij zich op dat oogenblik toch zoude genoodzaakt gezien hebben, om de troepen te moeten doen terug trekken, hetwelk, door het vuur uit de huizen, niet dan met veel verlies zoude hebben kunnen geschieden. Intusschen nam de generaal, alvorens daaromtrent door Z. E. eene beslissing werd genomen, het gevoelen van al de chefs der korpsen in, die zich met het voorstel van meergenoemden gedelegeerde vereenigden, waarop de generaal last gaf, om op alle punten de vijandelijkheden te doen staken, en dat de troepen zich naar het stapel- en constructie-magazijn zouden begeven; daarna werden de sleutels der poorten door een vertrouwd persoon aan den gedeputeerde van liet provisioneel gouvernement op het stadhuis gezonden, dewelke ook werkelijk door hem ontvangen zijn, blijkens afschrift van het reçu, hetwelk almede hiernevens wordt aangetroffen. 

„ Zoodra deze wapenstilstand bekend werd, hield het vuur aan alle punten op, en de troepen begaven zich naar het gemeld magazijn; doch van tijd tot tijd werd er nog uit de huizen op de bezetting van het kasteel geschoten, waarschijnlijk door die genen, die geen kennis van de getroffene overeenkomst hadden; en om zulks te doen ophouden, vond de luitenant-generaal baron Chassé raadzaam eene witte vlag op een der bastions van het kasteel te doen stellen. 

Deze maatregel gaf aanleiding dat zekere Kessels, zich noemende kommandant van de artillerie, vergezeld van eenen luitenant-kolonel Niellon genaamd, zich als parlementairen bij den generaal aanmeldden en binnen gelaten zijnde, verlangden te weten, waarom men het witte vaandel had opgestoken; de generaal antwoordde , hetgeen dienaangaande hierboven is vermeld, alsmede om door een ieder de gesloten kapitulatie te doen eerbiedigen. Kessels hield zich met dit antwoord niet tevreden, zeide dat de civiele magt onbevoegd was, om eene militaire overeenkomst te treffen; verklaarde uit naam van den kommandant der troepen, door wien hij zeide afgezonden te zijn, de geslotene kapitulatie voor onwettig en zonder eenige verbindende kracht; hij nam echter het voorstel van den luitenant-generaal Chassé aan, om zich desaangaande bij den dikwijls genoemden gedelegeerde van het provisioneel Belgisch gouvernement te vervoegen, en daarvan den uitslag in persoon te zullen mededeelen. 

„Niet voor één uur werden parlementairen aangekondigd, die, zonder te verlangen om binnen gelaten te worden, aan den kommandant der wacht twee eensluidende eischen om te kapituleren gaven, waarvan een hiermede wordt overgelegd, en die beide ter overhandiging aan den luitenant-generaal Chassé waren bestemd. 

Door dit stuk was dan, hoe zeer er door de vroegere overeenkomst  een wapenstilstand voor eenen onbepaalden tijd was gesloten, deze wapenstilstand slechts tot vier ure in den namiddag bepaald, op welk tijdstip geantwoord moest worden, of de voorgestelde voorwaarden al dan niet werden aangenomen. 

Ten half twee ure, begonnen de muitelingen wederom op onze troepen, zich binnen de enceinte van het stapel- en constructiemagazijn bevindende, met geweer te vuren, hetgeen meer en meer toenam, zoodat de kolonel Sprenger, die aldaar het bevel voerde, een en ander maal liet vragen, of  hij order konde geven om ook te vuren, hetwelk echter door den generaal werd geweigerd, aangezien Z. Ex. de gesloten kapitulatie in den volsten zin wilde naleven, gevende tevens last om eene witte vlag uit te steken: dit maakte echter geen indruk op de oproerlingen, en hun vuur werd van tijd tot tijd levendiger onderhouden, tot dat zij eindelijk een veldstuk voor den hoofd-ingang van de enceinte van gedacht magazijn plaatsten, en daarmede de deuren openschoten, waardoor veel verwarring onder onze troepen te weeg werd gebragt, en hetwelk tot gevolg had, dat deze zich in de grootste verwarring op de ijzeren poort terug trokken. 

„ De luitenant-generaal baron Chassé, verontwaardigd over de schending van den gesloten wapenstilstand, gaf alstoen, omstreeks half vier ure, last, om het St. Andries kwartier, waar de muitelingen zich in groot aantal bevonden, niet alleen met geweer te beschieten, maar ook te bombarderen en brandkogels daarin te werpen, hetgeen tot half acht ure heeft aangehouden, terwijl de oorlogsvaartuigen, van hunne zijde, insgelijks de stad aan de zijde der rivier beschoten.

„ Even na het ophouden van het bombardement, meldde zich als parlementairen eene kommissie van notabelen van Antwerpen aan, aan het hoofd hebbende den heer Dubois, majoor der schutterij, dewelke, binnen gelaten zijnde, aan den luitenant-generaal Chassé een tafereel ophing van de verwoesting, die het bombardement had te weeg gebragt, smekende om op nieuw eenen wapenstilstand te willen sluiten, ten einde alle verdere onheilen voor te komen, en tevens overhandigende twee brieven, waarvan de eene door Rogier, lid van het provisioneel bestuur, en Robiano de Borsbeek, gouverneur van de provincie Antwerpen, en de andere door Stevenotte, kommandant in laatstgenoemde stad, onderteekend, beide te kennen gevende, dat men het voornemen had, om den volgenden dag de afgebroken onderhandelingen wederom op te vatten, stellende dus voor, om het verzoek der kommissie te willen voldoe. 

„De luitenant-generaal Chassé, bewogen met het lot der inwoners, heeft in het voorstel van de notabelen toegestemd, en te gelijker tijd aan hen een brief voor Rogier en Robiano de Borsbeek ter hand gesteld, waarin Z. E. te kennen gaf, dat hij van zijne zijde geene vijandelijkheden tot den volgenden morgen ten acht ure zoude plegen, als wanneer hij verlangde, dat eene kommissie van het provisioneel bestuur zich bij Z. E. zoude vervoegen, om eene nadere overeenkomst te sluiten, tevens verklarende, dat hij, wanneer op zijne troepen mogt worden gevuurd, alsdan dadelijk het bombardement zoude doen hervatten. De ondergeteekende ten elf ure des avonds van dien dag, het kasteel hebbende verlaten, is onbewust of er in den volgenden morgen al of niet, eene overeenkomst is getroffen. 

„ De ondergeteekende vindt het niet ondienstig ie doen kennen, dat een gedeelte der schutterij zich bij de opstandelingen heeft gevoegd, en tegen de troepen heeft gevochten. 

„ Bij het nalezen van dit rapport heb ik opgemerkt, vergeten te hebben, om op zijne plaats te vermelden, dat Z. E. de luitenant-generaal Chassé, de door den gedelegeerde van het provisioneel gouvernement het de militaire kommandanten aan Z. E. voorgestelde kapitulatie, niet alleen verworpen, maar met een beleedigd eergevoel heeft beantwoord; en dat op den 27sten des avonds, tusschen zes en zeven ure, eenige weinige manschappen van het algemeen depot der landmagt, de stapel- en costructie-magazijnen , waarin de muitelingen zich geworpen hadden, wederom in bezit hebben genomen, en dezelve naderhand in brand gestoken hebben; voorts, dat door de artilleristen al de stukken, welke daarin of omtrent waren, zijn vernageld geworden.” 

De brief, welken de zich noemende afgevaardigde van het bewind der opstandelingen, van den Herreweghe, den generaal Chassé heeft geschreven, is van den navolgenden inhoud: 

„ Gij ziet, dat de drang der omstandigheden het volk genoodzaakt heeft, om zich te verklaren, teneinde daardoor voor liet oog der zuidelijke gewesten van België zijne eer te redden. Deze stad, waar gij zoo langen tijd gevestigd zijt geweest, waar men u hoog acht, en welker uitstekende geest door u op prijs heeft kunnen worden gesteld, vraagt u met aandrang, om het bloed, dat van wederzijden stroomt, te sparen. Wees verzekerd, dat u Holland daarvoor even veel verpligting zal hebben als wij. Geef aan de hollandsche troepen bevel, om in het kasteel terug te trekken; laat de stad door ons bezet worden, en eene bezending zich onmiddelijk naar ’s Gravenhage begeven, ten einde van Z. M. de ontruiming dezer vesting te verwerven. 

„ In afwachting van het antwoord daarop stellen wij u eene wapenschorsing voor.” 

De nadere voorstellen, welke de genoemde van den Herreweghe, na het ontvangen der sleutels, niet heeft geschroomd met zekeren Kessels aan den generaal Chassé over te brengen, mede onderteekend door Mellinet en Niellon, tien 27sten op den middag, luiden als volgt: 

„ Het bestendig zegevierende belgische leger stelt, na door de hulp der dappere ingezetenen te Antwerpen te zijn binnengetukt, de volgende voorwaarden voor: 

1°. De ontruiming van het kasteel en van het tuighuis in de Kloosterstraat door de hollandsche krijgsbenden, die het een en ander bezet houden; 

2°. Al het materieel in het kasteel, het tuighuis en andere plaatsen der stad moet daar blijven, waar het zich thans bevindt. Deze krijgsbehoeften zullen toch slechts eene kleine vergoeding zijn voor al wat reeds is weggevoerd; 

3°. De oorlogschepen, die zich op de reede voor de stad bevinden, zijn insgelijks en buiten alle tegenspraak een nationaal eigendom. 

4°. De officieren zullen hunne degens behouden; maar de soldaten zullen hunne wapenen op het glacis van het kasteel nederleggen. Ook zullen de hollandsche krijgsbenden niet dan met honderd man te gelijk, en door de hulp-poort kunnen uittrekken; of wel, zij zullen zich in naam van het voorloopig Bestuur kunnen inschepen, binnen den tijd van twee dagen, te rekenen van den dag al der aanneming van de tegenwoordige bepalingen; 

5°. De tegenwoordige voorstellen zullen ten vier ure na den middag aangenomen moeten zijn, of als niet gedaan beschouwd worden.” 

Het antwoord van den generaal op dit van zoo veel overmoed getuigende voorstel, was aldus opgesteld: 

„Na op voorstel van een afgevaardigde van het voorloopig bestuur eenen wapenstilstand te hebben aangegaan, tot dat Z.M. onze Koning zoude bepaald hebben, of het leger al dan niet het kasteel zoude moeten verlaten, was ik ten uiterste verwonderd eene opeisching te ontvangen, om het kasteel over te geven, en om dienaangaande voor vier ure nadenmiddag een besluit te nemen. Ik had de eerste overeenkomst op het verzoek van afgevaardigden der stedelijke regering van Antwerpen gesloten, alleen om verder bloedvergieten voor te komen, en om aan de ingezetenen der stad, waar ik jaren lang gewoond heb, verschrikkelijke en onberekenbare onheilen te besparen.

„ Ik moest het daarvoor houden, mijne heeren! dat deze overeenkomst van uwen kant met nauwgezetheid zoude worden in acht genomen, doch ik zie met leedwezen, dat ik mij bedrogen heb, en dat gij het op u hebt kunnen nemen; om dezelve met verachting van alle krijgswetten, te schenden. 

„Ik stel u, mijne heeren! verantwoordelijk voor deze trouwelooze en verachtelijke handelwijze, die als zoodanig door geheel Europa zal worden beoordeeld, en waarvan ik aan onzen doorluchtigen Koning kennis zal geven. 

„Ik verklaar u ten slotte, mijne heeren! dat ik de vernederende voorwaarden, die gij mij hebt durven voorstellen, niet aanneem; dat ik de vesting, waarover het bevel mij is toevertrouwd, tot het alleruiterste zal trachten te verdedigen, en dat ik nooit eenige voorwaarde zal aannemen, waardoor mijne eer, die tot nog toe zonder den minsten smet is gebleven, zoude bezoedeld worden.” 

Na het bombardement heeft zekere Charal, zich almede noemende gedelegeerde van het gouvernement van Brussel, des donderdags den 28sten, den generaal Chassé voorgesteld, om de citadel binnen drie dagen te ruimen met wapenen en bagagie, doch heeft de generaal onmiddelijk geantwoord: 

„ 1. Dat hij de citadel onder zijne bevelen niet overgaf, dan op last van den Koning; en

   2. Dat hij, tot het welzijn van de stad, in eenen wapenstilstand bewilligde, op de volgende voorwaarden: 

a.) Dat men met het maken van alle werken tot verdediging zou ophouden; 

b.) Dat geen gewapend man zich op de esplanade of in den omtrek der citadel vertoone; 

c.) Dat men geene hoegenaamde vijandelijkheid tegen Z. M. eskader op de Schelde plege; en 

d.) Dat men het magazijn van levensmiddelen, den 27sten, te Tivoli, niettegenstaande den getroffen wapenstilstand geplunderd, terug geve, daar die wapenstilstand den luitenant-generaal Chassé, belet heeft een uitval tegen de plunderaars te bevelen.” 

Het is niet gebleken, dat sedert den 27sten des nachts het vuren op de stad is hervat. 

— Men meldt, dat ’s Rijks scheepsmagt, door de jongste gevechten voor Antwerpen, het verlies te betreuren heeft van de luitenants Maas en Klinkhamer. Omtrent de bijzonderheden van deze gevechten is men, wat de schepen betreft, nog niet volledig onderrigt; men verzekert echter, dat de muitelingen zich hebben verbeeld, dat zij dezelve zouden kunnen enteren, en bij die gelegenheid met een ontzettend verlies zijn afgeslagen.

___________________________________________________________

Naar 27-10-1830 Fregat Euridice: Bombardement Antwerpen