Het bezoek van Marten Douwes Teenstra aan St. Helena loopt ten einde

___________________________________________________________

Morgen is het zeggen, dat wij met den dag zullen zeilen, zoodat wij nu niet weer aan St. Helena’s wal kunnen gaan; dan wij hebben ons ook waarlijk niet te beklagen: Want wij hebben de acht dagen van ons verblijf alhier nog al tamelijk wel besteed. Laat ik u dan dezen avond nog eenige oogenblikken over hetzelve onderhouden, en dan het ontbrekende, als wij elkander binnen kort zullen zien, hier mondeling bijvoegen. 

De bewoners van St. Helena zijn over het algemeen gulle en gastvrije menschen, sommigen zijn echter niet weinig winzuchtig; maar over het algemeen zijn de eilanders hier zeer Godsdienstig, terwijl zij de opvoeding of het schoolwezen zorgvuldig ter harte nemen; zij ontzien zich zelfs niet, om, ter ondersteuning hunner scholen, (waarvan er vier bestaan, die ook op zondag school houden,) op de vreemde hier ter reede komende schepen te komen bedelen, gelijk ook wij geschooid werden. 

De bevolking van St. Helena bedraagt, volgens opgave van den Engelschen kapitein John Barnes (*), naar de telling van den 30 September 1815, even vóór de komst van Napoleon, als volgt: 

Blanken • • • • • • • • • • • • • • • • • • 776
Zwarten • • • • • • • • • • • • • • • • • 1255
Chinezen • • • • • • • • • • • • • • • •  • 280
Lascars • • • • • • • • • • • • • • • • • • •  15
Komp. Slaven en vrije Blanken • • • •  •  545 

Totaal • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 2871 

(*) A tour trough the Island of St. Helena. 

Brooke zegt (*), 

(*) Brooke, History of the Island of St. Helena, p.54.

dat de bevolking in 1805 1000 zielen minder bedroeg, dan in het jaar 1823, bevindende zich in laatstgezegd jaar op dit eiland 

Blanke ingezetenen • • • • • • • • • 1201 

Civiel en Militair etablissement • • •  911 

Slaven • • • • • • • • • • • • • • • • 1074 

Vrije Zwarten • • • • • • • • • • • • • 729 

Chinezen • • • • • • • • • • • • • • •  442 

Lascars • • • • • • • • • • • • • • • • • 24 

Totaal • • • • • • • • • • • • • • • • • 4381 

Zijnde er thans (Mei 1826) 1500 man troepen, welk getal, zoo op de kruisende schepen als op het eiland, ten tijde van Napoleons ballingschap, niet minder, dan 4000 man bedroeg. 

— De Engelschen geven de inboorlingen van dit eiland den scheldnaam yam-stocks, waardoor zij dezelve van de geborene Engelschen onderscheiden. Yams zijn Indische aardappelen, en stocks stronken; wij zouden zeggen aardappel-stronken (†). 

(†) Sommigen zeggen, dat er op St. Helena, behalve het garnizoen, twee vrouwen tegen één’ man zijn, doch juister is de verhouding van drie vrouwen tegen twee mannen. 

De middelen van bestaan worden meerendeels uit ruilhandel met de hier ter reede komende zeelieden en passagiers gevonden, verruilen de Europesche en Indische waren over en weer; echter trekken zij hun meeste voordeel uit het leveren van scheepsprovisiën.
Begrijp eens, dat wij voor de geheele tehuis reis geproviandeerd. waren, en dat wij, behalve de private uitgaven, aan eenige kleinigheden van scheepsvictualie voor 172 ponden sterlings a 20 scill., waarvan ons 3 scill. tegen 2 guldens Hollandsch courant berekend werden, in de 6 dagen dat wij hier waren, ingekocht hebben. Maar als gij nagaat, dat er voor ziekenkost, 50 hoenders a 5½ gulden per stuk (die nog maar half volwassen tusschen kieken en kip waren) moest betaald worden, zult gij u over het geheele bedrag wel niet meer verwonderen. Men begroot, dat hier jaarlijks meer of min 150 schepen ter reede komen, die hier eene ongemeene groote levendigheid veroorzaken. Zeker hier geboren meisje, de Engelsche retourvloot van hier onder zeil ziende gaan, vroeg aan eenen der van haar afscheid nemende kapiteins, of na het vertrek van al die schepen uit Engeland geene groote stilte in Londen veroorzaakt werd? — de arme yam-stock nam zekerlijk dit eilandje tot maatstaf. 

Van hunnen landbouw, hunne fabrijken, trafijken, enz. moet men geen te gunstig denkbeeld maken. De landbouw, hoe gunstig de grond en het klimaat ook wezen mogen, is hier nog zeer achterlijk, wordende er het eene jaar door het andere geene 100 mudden koren van het geheele eiland ingeoogst, en bij veelvuldige droogten hoegenaamd niets. Het klimaat gedoogt anders, dat men hier, met weinig hulp en keuze van plaats, alle Europesche en Indische planten en gewassen voortplanten kan. Zelden rijst de thermometer, naar de schaal van Fahrenheit, boven de 80° (26.67 Co);
wij vonden den zeIven op Longwood omstreeks middag op 72°(22,22 Co); de gemiddelde stand van den thermometer is over de jaren 1812 en 1813 waargenomen te zijn: die van James-town 74o (23.33 Co) en die van het windgeile Longwood op 66° (18.89 Co), dus een verschil van 8° (4.44 Co)(*). 

(*) Zie Barnes, tour through St. Helena., p. 123.

De landbouw bepaalt zich op dit eiland alleen (behalve aardappelen en tuinvruchten) tot het verbouwen van voeder voor het vee, ten welken einde men haver en gerst zaait, wordende veelal tot haksel gesneden, en met de daarin zijnde graankorrels aan de al tijd op stal blijvende (dat is te zeggen nimmer geweid wordende) paarden toegediend. Dit voeder kan driemalen in het jaar, of om de vier maanden, geoogst worden; wordende de aardappelen hier om de drie maanden of viermalen in het jaar verbouwd. Aardappelen, kool, wortelen en knollen zijn hier zeer menigvuldig, echter, door de gretige aanvraag der naar groente smachtende schepelingen, zeer duur (zie prijs-courant), zoodat het garnizoen met gezouten, uit Engeland aangebragte, spijzen gevoed wordt, van waar, behalve spek en vleesch, erwten, boonen, gort, meel, enz. aangevoerd worden, bekomende zij slechts eenmaal in het jaar en wel op kerstdag versch vleesch; dit wordt echter door de veelheid van den hier gevangen wordenden visch vergoed. Het hooi, dat hier in de zuidelijke valleijen gewonnen wordt, en waarmede men juist bezig was, toen wij die oorden rondreden, scheen mij, door deszelfs geel blaauwe kleur en den regt aangenamen reuk, zeer smakelijk en voedzaam toe. 

Boomen worden er weinig gevonden en geheel geen timmerhout, maar veelvuldige heesters en groote planten. Men zegt, dat de gomboom de eenige is, die hier eigenlijk te huis is, wordende veelal op het steile gebergte en de ongenaakbare klipkransen gevonden. Aan het zuidwestelijke gedeelte van dit merkwaardig eiland is een hakbosch, hetwelk zeer veel door den gouverneur Beatson verbeterd en bevorderd is, gelijk de landbouw dezes eilands in het algemeen. Brandhout is er echter zeer schaars, zoodat er veel uit Engeland aangebragte kool gebrand wordt; doch velen moeten zich met eenige heesterstruiken behelpen. 

Wanneer nijverheid en inclustrie eene genoegzame vrijheid en aanmoediging vonden, zoude men hier uit het plantenrijk alle verscheidenheid en in eene voldoende hoeveelheid kunnen aankweeken;  echter bestaat er thans zeer weinig, ofschoon de Engelschen, met hunne Flora from St. Helena, van sommige gewassen, waarvan misschien een spruitje in een potje geplant is, een’ ophef maken, alsof het een aardsch paradijs was.

De vruchtbare en bebouwbare grond van St. Helena  is roodachtig van kleur, bevattende eene menigte kleideelen, welke door veel dierlijk gelei of slijmstof, denkelijk van visch, zoo taai en lijmachtig is, dat men er bij regenachtig weder zoo moeijelijk in wandelt, als bij ons in Groningerland en Vriesland, bij het begin van ontdooijing, op de zwaarste klei- en puinwegen, zijnde de aarde in dat geval meer aan ons, dan wij aan de aarde verkleefd: ik heb althans bij nlijne eerste wandeling met mijne olifants voeten, door de veelheid der daaraan vastklevende aarde en steentjes, geducht op dit eiland moeten zweten. 

Het vee, dat de landbezitters hier houden, tiert er vrij goed. Men vindt er ongemeen fraaije paarden van Engelsche afkomst. Ook heeft men hier paarden uit Arabië’ en van Kaap de Goede Hoop overgebragt ; alle hebben, wanneer dezelve niet te jong gebruikt zijn geworden, een zeer sterk en schoon voorkomen; doch dit schoone voldeed ook buitengewoon wel, daar wij nu aan ezelachtige knollen gewoon waren, welligt zouden dezelve in Groningen en Vriesland minder opmerking verdiend hebben. De houders van paarden, om het even tot welk gebruik, moeten er jaarlijks aan het gouvernement 8 scill. belasting van betalen, zijnde ongeveer 5 guld. Hollandsch. 

Men vindt er eene goede, ledige soort van runderen, die meerendeels donkerrood haar hebben, en wier vleesch zeer malsch is. De gemiddelde zwaarte van de driejarige ossen is hier van 800 tot 1000 ponden. In September 1815 telde men op St. Helena 2500 ossen en koeijen, meestal van Engelsch ras, zijnde er tevens eenigen van Madras en China ingevoerd. 

Den kolonel Wardenburg werd hier een present gedaan van twee gerookte Bengaalsche bulten, welke de runderen aldaar voor op de schoft dragen; maar nimmer heb ik heerlijker rund vleesch gegeten en van zulk eene ongemeene fijnheid en malschheid. 

De schapen, meerendeels uit Kaapsch ras bestaande, tieren er welig en worden, naar derzelver grootte, zeer vet; zij wegen gemeenlijk haakschoon tusschen de 20 en 30 ponden. Men heeft hier onlangs de Merino’s schapen aangebragt , vooral om derzelver fijne wol.
Ook vindt men er uit Zuid-Amerika aangevoerde muil- en andere ezels.
Maar de geiten zijn hier regt in haar element, en kunnen door haar stout en onverschrokken klimmen bijna in geene weiden besloten worden, weshalve het gouvernement dezelve zeer bepaald en bijna verboden heeft, waardoor zij reeds grootendeels uitgeroeid zijn.
Pluimvee is, niettegenstaande derzelver menigvuldigheid, zeer duur op dit eiland, en niet zeIden onverkrijgbaar, wanneer door de plotselinge aankomst van spoedig op elkander volgende schepen hetzelve opgekocht is.
Ook de varkens worden er ongehoord duur betaald.
Onze victualiemeester gaf voor vijf jonge varkens, op verre na niet half volwassen, 14 ponden sterlings (ongeveer 170 guldens, of 54 guldens per stuk); dan doordien het spek in smaak veel van visch heeft, waarmede de varkens gevoerd worden, zal hel niemand smakelijk vinden. 

In het wild vindt men hier de zoo schadelijke en veel vernielende wilde katten, die zich in de rotskloven verschuilen, waar tevens het vreedzame konijntje gehuisvest is. Maar overdreven heb ik de klagten gevonden over eene zoo buitengewone grooe hoeveelheid van alles vernielende ratten en muizen, waarvan een zoo groot geroep was en waarvan andere reizigers spreken; ook Potter maakt er gewag van; — welligt dat de wilde katten dezelve weggevangen hebben.
De jager zal hier te vergeefs hazen zoeken.
Echter heeft men hier eertijds wilde paarden gehad, die zich, in stede van zich te laten vangen, van de rotskransen lieten nedervallen. — Men vindt hier geene slangen of vergiftige dieren.
Onder het gevogelte zijn de faizanten en de patrijzen het voornaamste wild. Snippen zijn er niet; maar de faizanten hebben wij veel aan de Diana-piek opgejaagd; en aangezien men voor eenigen tijd kwartels op dit eiland overgebragt had , was de jagt voor dit jaar verboden.
Verder vindt men er vele zeevogels, waarvan de meeuwen het meerendeel uitmaken.
Vliegen en insekten zijn er in legio, waaronder eene zeer kwaadaardige muskiet de lastigsle is. Tevens heeft men er vele rupsen, wormen, spinnen, schorpioenen, duizendbeenen, kakkerlakken, enz. bijna alle van eene buitengewone grootte.
Nergens is dit eiland rijker aan levensmiddelen, dan aan deszelfs kusten; bij millioenen van makreelen, gepen en andere vischjes zwommen (in het helder water zeer zigtbaar) om en onder de Eurydice door, om op het scheepsvuil te azen.
Het was nog maar twee maanden geleden, dat men hier met den hoek een’ grooten zwartgestipten of getijgerden visch van 280 ponden zwaarte, door de eilanders jeck genaamd, gevangen had. Ook worden hier vele karpers, zeealen, mosselen, oesters, vliegende visschen, enz. gevangen; maar men bekomt de meeste schildpadden van Ascension, die tot 500 ponden zwaar zijn. Potter zegt, (II Deel, blz. 18,) dat men op de kusten van dit eiland 70 soorten van visch heeft. 

Onder de mineralen, steen- en aardsoorten vindt men eene zonderlinge mengeling van bazalt, tuf, lava, puimsteen, arduinklip, (waarvan de huizen gemetseld worden,) zeepsteen, steenkolen en een weinig metaal.
Fabrijken en trafijken worden hier niet anders gevonden, dan twee bierbrouwerijen en eene in het verval zijnde zeepfabrijk. Men brandt hier eene zekere ziltige plant met wreed en hard loof, wier blad fijn gekorven en lichtblaauw van kleur is; de asch van dit verbrande kruid formeert zich tot eene soort van puimsteen, welke steen, in ossenbloed opgelost, met bijvoeging van eenige zuren, eene fraaije indigo geeft. Deze zeep – of eigenlijk barilla-plant wordt bij Wildenow  salsola salsa (*) genaamd. 

(*) Zie Flora. St. Helenica, 1825 

Bij den heer J. Boyd vindt men eene kleine partikuliere boekdrukkerij; en dit is ook alles, wat men hier van einige fabrijken heeft; wordende alle kleinoodjen, bijouteriën en snuisterijën uit andere landen aangebragt, en tegen ongehoorde prijzen aan de reizende vreemdelingen overgedragen. 

De nood dwong ons, om een enkel voorbeeld te noemen, tot het aankoopen van eenige bierglazen, en begrijp eens, dat wij voor vier gemeene, misvormige, ongeslepene, groene, met stralen en bobbels mismaakte dingen 8 scill., waarvan ailderhalve scill. tegen een’ gulden gerekend werd, betalen moesten. Ook klaagt de heer Potter over de duurte, die hij hier nu en dan ondervond, (II Deel, blz. 22,) ofschoon hij daar tevens zegt, dat men, uit Indië te huis varende, op geene kleinigheid ziet. Nu, dit is van een’ predikant al veel gezegd, schoon zijn weleerwaarde voor het retourneren bewaard gebleven is, liggende te Sourabaija, op Java, alwaar hij laatst predikant was, begraven. 

Publieke inrigtingen tot volksvermaken heb ik hier nergens gezien. De komedie is om derzelver schulden door den heer Binnyt gesloten geworden; zijnde het overhouden van een mooi sommetje voor de civiele kompagnie’s ambtenaren en voor de militairen anders niet zeer moeijelijk; ook heeft het Britsche gouvernement gezorgd, dat daarvoor een welingerigt weduwen- en weezenfonds tot stand gebragt is. 

Wanneer gij hier eens mogt komen, dat wel niet denkelijk is, steek dan eene handvol Willems of een’ zak met Spaansche matten bij u, en vertoef niet te lang bij de vriendelijke stedelingen van James-town, maar ga dadelijk het land in en blijf daar zoo lang, als gij wilt, om de prachtige natuurgewrochten en alles, wat uwe aandacht overwaardig is en verlustigen kan, te beschouwen. 

Maar begin niet te spreken van logementen, koffij– of biljarthuizen, waarvan er ook maar een, dat echter in alle opzigten voldoende is, gevonden wordt. Wil men aan den wal logeren, dit kost alleen voor logies (behalve de wijn) in 24 uren 50 Engelsche scill. of 20 Hollandsche guldens per hoofd; maar hij die weet, wat hebben en betalen is, kan het fatsoen ook een weinigje beknippen laten. Wat een dronk bier kost, weten wij, zoo lang wij van St. Helena weten. Voor eene flesch namelooze wijn betaalt men 6 scill. of 4 guldens; voor eene flesch gemeene wijn, maar dat moet men er uitdrukkelijk bijzeggen, 4 scill. Dat het op de markt ook niet goedkoop is, zult gij uit nevensgaande prijs-courant kunnen ontwaren, en dan moet men ‘s morgens met het hanegekaai ter markt gaan, of men komt te laat, wijl dezelve reeds te 7 uren afgeloopen is. 

Voor een’ tijd is St. Helena aardig, vooral na eene lange zeereis; maar hoe verschillende en afwisselende de gezigten hiel ook zijn mogen, zoude mij hetzelve op den duur te eentoonig worden en niet bevallen, Mij heeft het scheiden van de schraapzuchtige Heleners, die van de gelegenheid gebruik maken, om de beurs der schepelingen met een mes, dat twee scherpe zijden en eene spitse punt heeft, te snijden, op verre na zoo veel moeite en zuchten niet gekost, als het den weleerwaarden heer Potter deed, en nimmer zoude Solomon mij zoo veel Hollandsch geld hebben afgetokt, had ik hier van den nood geene deugd moeten maken. 

Het is waar, dat sommigen het klimaat, van wege deszelfs gezondheid, hemelhoog roemen, en Longwood zoude bovendien de gezondste woonplaats van het geheele eiland zijn; doch dit wordt door doçtor O’Meara tegengesproken, zeggende (*): (Voor de Europeanen is het klimaat bijzonder ongunstig, en inderdaad is het nadeelig voor het lang leven van ieder mensch, zelfs van de eilanders zelven, zoo als men uit de sterflijsten ontwaren kan, dat zeer weinige lieden den ouderdom van vijfenveertig jaren te boven gaan; de meest heerschende ziekten zijn de roode loop, ontsteking der ingewanden, zinkingen, leverziekte 

(*) Stem uit St. Helena, II Deel, 11 Stuk, blz. 21, 

te en koortsen, alle gemeenlijk van een’ hevigen aard.”
De kinderziekte heeft op St. Helena nimmer geheerscht, zoodat de bewoners deze verschrikkelijke plaag slechts bij naam kennen; maar in het jaar 1807 zijn de mazelen alhier door een Engelsch koopvaardijschip, komende van Kaap de Goede Hoop, overgebragt, welke ziekte, volgens Horsburg, nagenoeg één-derde van St. Helena’s bevolking wegnam: in twee maanden stierven er 58  Europeanen en 102 Zwarte inwoners aan dezelve, en welligt heeft dit eene dringende rede geweest, dat men in Julij van dat jaar (1807) de vaccine op dit eiland invoerde. Dan, ik zal waarlijk moeten eindigen; ook is dit vel weder afgeschreven — vaarwel dus!

___________________________________________________________

Arion, te Noordpolder, 25 Julij 1826. 

Gisteren avond ben ik te huis  gekomen I en zie uwe komst alhier, na ontvangst dezes, met verlangen te gemoet, waartoe ik u voorzeker niet zal behoeven uit te noodigen, aangezien wij elkander te wel kennen, dan dat wij dergelijke invitatiën zouden bezigen. Kortom, ik ben u met ongeduld wachtende, en zal daarom dezen slotbrief kort afbreken. Men moet ook hier, even als bij het uitgaan der kerk, een kort gezang hebben, opdat de jonge lieden er niet stil uitsluipen, die alsdan door de vrouwen gevolgd worden, verhaalde mij eens zeker predikant, en zoo denk ik eveneens over dezen laatsten brief. 

Zoo hadden wij St. Helena dan in alle bijzonderheden beschouwd, en zouden nu onze verdere reize naar de Nederlanden aannemen. Gedurende den tijd, dat wij hier ter reede lagen, werd er aan boord gezorgd, dat het noodige water in het ruim kwam, waartoe hier van het eiland barkassen tot adsistentie verleend werden. Het waterhalen gaat hier zeer gemakkelijk, blijvende de sloepen en barkassen met de ledige vaten aan wal liggen, zonder dezelve te ontladen, wordende door middel van slangen, die aan buizen gehecht worden, gevuld. Het bronwater is hier zeer helder, zuiver en tamelijk duurzaam. Den 11 Mei werden er 168 halve leggers water aangebragt. Ook kochten wij hier eene nieuwe roertalie of een’ stuurreep, van riemen gevlochten, welke soort ongemeen sterk en zeer duurzaam is. 

Het eenige nieuws, wat wij hier van Europa vernamen, was de dood van den Russischen Keizer AIexander. 

Maandag, den 15 Mei, gingen wij des avonds te 8 uren, onder een «good luck attend you” (goed geluk vergezelIe u!) onder zeil, kunnende wij den volgenden dag niets meer van St. Helena ontdekken. 

[]

___________________________________________________________

Naar Beschrijving aankomst Napoleon Bonaparte, overlijden en begrafenis  
Naar Prijslijst Scheepslevensmiddelen St. Helena 
Naar Deel II De Vruchten mijner werkzaamheden