Archief Boerderij Castor te Zuurdijk, (1805) 1820 – 1971 

___________________________________________________________

647   Boerderij Castor te Zuurdijk, (1805) 1820 – 1971

Inleiding
1. Geschiedenis van de boerderij “Castor”

Ten zuidoosten van Zuurdijk liggen broederlijk naast elkaar de boerderijen “Castor” en “Pollux”. Het voorhuis van “Castor” dateert al – afgaande op de muurankers in de gevel – van 1733, nadat in 1729 de oude Zuurdijkster-Houwerzijlster polder, groot 354 ha, door jonker Onno Tamminga van Alberda c.s. was ingedijkt.
Zijn zoon jonker Willem Alberda van Rensuma (1710-1786) verkocht in 1776 de beklemming van het oostelijke gedeelte bestaande uit 130 juk uiterdijksland, 2,5 juk binnenland en 16 jukken kwelderland aan Marten Aedsges Teenstra -de bekende landbouwpioneer – die hier heeft gewoond tot aan zijn dood in 1806.
Zijn derde echtgenote Anna Luyes Dijkhuis hertrouwde in 1808 met haar buurman Jan P. Vork, wonende op “Pollux”, waardoor beide boerderijen in één hand kwamen. Hierdoor werd het mogelijk een betere indeling van de landerijen te maken. Beide bedrijven verkregen evenveel binnen- als uiterdijksland.

Na de dood van Anna Luyes Dijkhuis werd de boerderij “Castor” met ruim 60 ha beklemde grond in 1820 verkocht aan Klaas Jan Beukema. Deze trok in 1835 naar Amerika waar – naar hij meende – zijn liberale ideëen beter tot hun recht zouden komen.

Voor zijn vertrek was zijn boerderij op 14 januari 1835 publiek verkocht aan Freek Jans Hekma en zijn vrouw Anje Gerrits Aldertshof.
Hekma kan beschouwd worden als de stichter van de gereformeerde kerk van Leens. Op “Castor” werden bijeenkomsten gehouden van aanhangers van ds. H. de Cock.

Na beider dood bleef de boerderij tot 1857 in handen van de erven. In dat jaar werd de boerderij publiek verkocht aan Jan Ennes Hekma en zijn vrouw Korneliske Duurts Ritzema.
Deze laatste zette in 1871 – na de dood van haar man – het bedrijf alleen voort en breidde het nog verder uit.
Toen zij in 1899 overleed werd haar nalatenschap onder haar kinderen verdeeld, waarbij haar jongste zoon Jacob Hekma de boerderij “Castor” kreeg toebedeeld met ca 28 ha vrij land en ca 37 ha land in vaste beklemming, terwijl de oudste zoon Enne Hekma de boerderij op Douwen onder Leens met ca 30 ha land kreeg.

Van 1930 – toen Jacob Hekma en zijn vrouw Martje Wijk gingen rentenieren – tot aan 1971 werd de boerderij verpacht: eerst aan Jan Enne Hekma, sinds 1937 aan Willem Togtema, in 1948 overgenomen door Izebrand Jacob Togtema en tenslotte sinds 1958 aan Willem Dallinga.

Na de dood van Jacob Hekma (1936) en Martje Wijk (1957) – die zelf geen kinderen hadden – vond een boedelscheiding onder de erfgenamen plaats.
De boerderij “Castor” met de beklemming van bijbehorende ca 65 ha land werd eigendom van Fokelina Alida Jouktje Schuiringa-Meijer en Trientje Fokeltje Clevering-Meijer. Deze droegen in 1971 dit geheel – met de grond in vrije eigendom – over aan Johannes Adrianus van Wijk en Adrianus Gerardus van Wijk.

Op het erf zijn twee woonhuizen gebouwd, bewoond door de gezinnen van beide eigenaren. Er is overgeschakeld op melkveehouderij waarvoor in 1971 een veeschuur is gebouwd.

Het archief in in 1985 aan het Rijksarchief geschonken door de heer R.J. Clevering te Eenrum.
De omvang bedraagt 0,1 m.

2. Literatuur 

Botke, Y. (ed.): Het ‘Schrijf-Boek’ van Marten Aedsges (1742-1806). (Groningen, 1988). Verschijnt in maart 1988.
Weerden, J.S. van: Marnememoires. (Leens, z.j.) 152-154.
Idem: Zuurdiek, mien dörpke. (Groningen, 1966) 39-44.
Zijlma, I.H.: De boerderijen in de Marne. (z.p. z.d.) 92-95.
Idem: De boerderijen in de Marne. Aanvulling 1966-1976. (z.p. z.d.).

___________________________________________________________

Inventaris:
[]
3 Huurboekje, 1805-1886 | 1 deeltje | boerenplaats Douwen onder Leens
4 Huurboekjes, 1821-1906(1956) | 3 deeltjes
[]
8 “De Hogelandster” van 5 mei 1956 met daarin een artikel over de boerderij “Castor”
[]
11 Bestek voor een te bouwen woning voor F.A.J. Meijer, z.d.
___________________________________________________________

Naar gegevens “Castor”