___________________________________________________________ |
Hisgis: Eigendommen Jan Tijmens en Elisabeth Eijes te Vierhuizen
___________________________________________________________ |
Jan Tijmens en Elizabeth Eijes, landbouwers, wonende te Winsum kochten op 12-03-1824 van Jan Martens Teenstra en Willemina Bartelds Houwinga, landbouwers op de boerderij “Beusum“:
land en kwelder te Vierhuizen.
142 Akte van verkoop door Jan Martens Teenstra en Willemina Bartelds Houwinga, e.l., aan Jan Tijmens en Elisabeth Eijes, e.l., van 1e. de beklemming van 17 jukken of 8 1/2 H.A. land te Vierhuizen (huur 85 gulden) aan Klaas Mennes Boukema; 2e. de beklemming van “en groote en uitgestrekte kwelder” met aanwas en afslag, dijk en dijkleger, te Vierhuizen, (huur 150 gl. aan J. Jarges), 1824, 1797, 1798, 1814
143 Onderhandse akte van verhuring voor 6 jaar door Jan Martens Teenstra, landbouwer te Vierhuizen aan Jan Klazes de Cock landbouwer aldaar, van ± 13 jukken laag kwelderland aldaar, zwettende ten westen aan het Groninger Wad, 1822 februari 18
87 Overeenkomst tussen Jan Klasen de Cock, landbouwer te Vierhuizen, en Jan Tijmens, landbouwer te Winsum, aangaande het leggen van een aarden dijk door het Rijt te Vierhuizen. In duplo, 1835
96 Beschikking op een rekest van Elisabeth Eijes, weduwe Jan Tijmens te Winsum, aan de Koning, om vergunning tot het inpolderen van kwelderlanden te Vierhuizen. Met bijlage, 1837
97 Extrakt uit het register der resolutiën van de Minister van Financiën, waarbij aan E. Eijes, weduwe J. Tiemens, vrijdom van verhoging van grondlasten gedurende 25 jaren wordt verleend van een gedeelte harer kwelderlanden, 1837
___________________________________________________________ |
In de akte van verdeling nalatenschap Jan Tijmens op 14-02-1838 gepasseerd door Mr Hendrik van Bolhuis, Notaris te Leens is opgenomen:
Numero zes. De vaste en altoosdurende beklemming van eertijds in name ongeveer acht en een halve (8 ½) bunders land, doende jaarlijks aan de erven van wijlen Klaas Mennes Beukema tot huur vijf en tachtig guldens,
benevens de vaste en altoosdurende beklemming van eenen kwelder, met derzelven aanwas en afslag, dijkleger, doende jaarlijks aan Jonkheer Jarges, te Groningen, tot huur honderd en vijftig guldens; alles te zamen,
volgens kadastrale opmeting groot honderd achttien bunders, vijf en zeventig roeden en tien ellen (118.75.10), gelegen te Vierhuizen, gemeente Ulrum, Kanton Winsum; in den legger van het Kadaster bekend onder
Sectie B, nummers tweehonderd drie en negentig (293), driehonderd vijf (305) tot en driehonderd zeven (307); driehonderd zeventien (317), driehonderd negentien (319), driehonderd vijf en twintig (325) tot en met driehonderd negen en twintig (329), en
Sectie A, numero drie en zeventig (73) tot en met numero negen en zeventig (79).
Door den erflaters aangekocht bij authentieke acte, gepasseerd voor Meester Hendrik Trip, openbaar notaris, residerende te Groningen, in presentie van getuigen, den twaalfden Maart achttienhonderd vier en twintig (12-03-1824), behoorlijk geregistreerd, en overgeschreven ten Kantore van hypotheken ter Appingedam, den twintigsten Maart achttienhonderd vier en twintig, vierde deel, numero een en zestig.
Door partijen gewaardeerd op tienduizend en vierhonderd gulden f 10400 oo
___________________________________________________________ |
In de akte van boedelbeschrijving nalatenschap Jan Tijmens van 30-08-1836 is vermeld:
Vervolgens geinventariseerd op het land:
Op de kwelder achter Vierhuizen:
Tweehonderd twintig oude schapen, geschat op een duizend en een honderd gulden. 1100,oo; Vijftig lammer, een honderd zeven tachtig gulden vijftig cents. 187,50
Op het binnenland te Vierhuizen:
Zes oude vaarzen en een stier, geschat op tweehonderd guldens. 200,oo
___________________________________________________________ |
In de akte van boedelbeschrijving nalatenschap Jan Tijmens van 09-09-1836 is vermeld:
Twee gelijkluidende Stukken, beide gedagteekend den achttienden September achttienhonderd vijf en dertig (19-09-1835) en onderteekend met de naam van J. Tijmens; inhoudende eene overeenkomst tusschen Jan Klasen de Cock, landbouwer te Vierhuizen en Jan Tijmens, landbouwer te Winsum, nopens het leggen van een aarden dijk, door de rijt tusschen den polder van den eerstgenoemden en de kwelder van den laatsgenoemden, te Vierhuizen; welke stukken door ons notaris zijn geparapheerd en geteekend als eerste en tweede stuk onder numero zeven en vijftig.
Een onderhandsche blijk van den twintigsten Junij achttienhonderd vier en dertig (20-07-1834), inhoudende eene erkentenis van L. D. Kuipers, te Houwerzijl, dat dezelve van Jan Tijmens, tot nader verrekening, heeft ontvangen, de wolle van Vierhuizen, voor achthonderd zeven en negentig gulden; door ons notaris is geparapheerd en geteekend met numero twee en zestig.
___________________________________________________________ |
In de akte van boedelbeschrijving nalatenschap Jan Tijmens van 15-09-1836 is vermeld:
De eerste Grosse eener authentieke acte, gepasseerd voor Meester Herman Trip, openbaar notaris, residerende te Groningen, in presentie vann getuigen, den twaalfden Maart achttienhonderd vier en twintig (12-03-1824), behoorlijk geregistreerd, waarbij door den Heer Jan Tijmens, landbouwer, en Mejuffrouw Elisabeth Eijes, ehelieden te Winsum, is aangekocht van Jan Martens Teenstra en Willemina Bartelds Houwinga, ehelieden:
Vooreerst. De vaste en altoosdurende beklemming van acht en een halve bunder land, gelegen te Vierhuizen, doende jaarlijks aan Klaas Mennes Beukema tot huur vijf en twintig gulden, en
ten tweeden. De vaste en altoosdurende beklemming van eene groote en uitgestrekte kwelder, met denzelver aanwas en afslag, dijk en dijkleger, gelegen te Vierhuizen, doende jaarlijks aan den Hoog Welgeboren Heer Jarges, te Groningen, tot vaste huur eenhonderd en vijftig gulden; alsmede de vroegere aankomstbrief van den verkoopers. welke stukken door ons notaris is geparapheerd en geteekend onder numero honderd en zes, als eerste en tweede Stukken.
___________________________________________________________ |
De eigendommen van Jan Tijmens en Elizabeth Eijes en hun opvolger Roelf Eijes Torringa zijn in de kadastrale leggers na de invoering van het Kadaster beschreven.
De kwelder werd in 1838 deels bedijkt als de “Torringapolder” en maakte vanaf 1875 deel uit van de Westpolder.
Blijkbaar verliep de bedijking niet zoals Henricus Warendorp Jannes Torringa zich had voorgesteld, getuige drie stukken in het archief “Familie-Torringa” | Groninger Archieven 584/17/18:
14 Extract uit het Register der Resolutien van Gedep. Staten der provincie Groningen, d.d. 9 oktober 1838, houdende het verzoek aan H.J. Torringa om binnen 8 dagen zich schriftelijk te verantwoorden inzake de vergraving van de kapitale zeedijk achter Verhuizen
17 Deurwaarders-exploit uitgebracht ten verzoeke van Hendericus Jannes Torringa, als vader en voogd over Roelf Eijes Torringa, als beklemde meier, waarbij de eigenaar van het land jhr. mr. Joost Jarges te Groningen wordt betekend, hem te assisteren tegen de eis van het bestuur der domeinen om zich van “eigendom, beheer of bezit” te onthouden van de bij hem in gebruik zijnde schorren en aanwassen, kadastrale legger Ulrum, sectie A no. 79, 1843
18 Schrijven van de burgemeester van Ulrum aan H. Torringa te Zuurdijk, in opdracht van de Gedeputeerde Staten der provincie, inzake ene door hem verrichte indijking of omkading van kwelderland zonder dat daartoe vooraf vergunning was gevraagd en bekomen, 1844
In 1882 verkocht Roelf Eijes Torringa aan Derk Roelfs Mansholt de “nieuwe” boerderij in de Westpolder, die door de koper “Torum” genoemd werd.
De “oude” boerderij behield Roef Eijes Torringa en na het overlijden van zijn dochter Henderika Torringa werd deze boerderij verkocht aan Jochum Helmers Mansholt en diens zwager Jan Loots en verkreeg uiteindelijk de naam “Westerhalm“.
___________________________________________________________ |
Marten Douwes Teenstra schrijft over de verkoop door zijn oom Jan Martens Teenstra in zijn “Geschiedkundige-beknopte Aanteekeningen der familie Teenstra” dit:
[] – Jan Martens Teenstra halfbroeder van Douwe en Ædsge was bijna 14 jaren jonger dan de laatste, zijnde den 10 Maart 1790 te Zuurdijk geboren.
– Na op onderscheidene scholen in het Hunsingo en Westerkwartier onderwijs te hebben genoten, nam zijn broeder Ædsge hem bij zich in huis, om deszelfs onderwijs en opvoeding verder te voltooijen dan hij scheen door eene slaapziekte suf en lusteloosheid te zijn, was van een dof, melancholiek gestel, en dien tengevolge niet zeer vatbaar en ambitieus,
– hij had een zacht braaf en overgedreven eerlijk Karakter.
– Na een geruimen tijd bij zijn broeder Ædsge op het Ruigezand te hebben gewoond vertrok hij naar zijn Oom Jan Bazuin Landbouwer op Houw ten westen van Leens, welks vrouw eene volle zuster van wijlen zijne moeder was.
– Na hier een korten tijd geweest te zijn, huwde hij met hare dochter (zijn nicht) Wilmina Bartelds Houwinga, (Willemina Bartelds Houwinga geboren den 11 oct. 1790 op de Houw bij Leens, overleed den 10 April 1849 op Beusum onder Vierhuizen) welke zij bij haren eersten man Barteld Houwinga verwekt had, dit Huwelijk werd den 16 December 1810 te Leens voltrokken in welk dorp zij zich eerst in een burgerhuis nederzetteden,
– doch vervolgens kochten zij de boerenplaats Beusum genaamd staande ten Z. Z. O. van en onder het dorp gemeente Ulrum; hierbij behoorde
31 Bunders 26 Roed. 20 ell. Land,
als mede een afzonderlijke beklemming van 118 Bunder 75 Roeden 10 ellen lands liggende ten N. N. W. – en W:
om en aan het dorp Vierhuizen bestaande in 12 B. 81 R. 20 Ell. Binnenland en
105 B. 83 R. 90 ell. Dijk kwelder en aanwas, welk laatste sterk aan en opspoelde.
– van deze kwelder, later aangekocht door Jan Tijmens te Winsum, heeft deszelfs wed onder Directie van Hendk J. Torringa van Zuurdijk een hoekje laten binnendijken (Zomer 1837) welks oppervlakte ÷÷ 15 á 16 Bund. veel te klein was om de kosten eene zoodanige dijk te kunnen bestrijden, hebbende wel f 9000- gekost.
M.D. Teenstra vergist zich in de datum: Elizabeth Eijes overleed op 09-06-1836 te Winsum. Wel heeft zij ooit verzoeken tot inpoldering ingediend
– Het Huwelijk van Jan Martens werd met een tiental Kinderen gezegend, waar van echter verscheidene kinderen zeer jong stierven, ook leden zij geweldig veel door de lage graan prijzen waar door zij in de bitterste verlegenheid werden gebragt, en zich genoodzaakt conden -, om in deze dringende omstandigheden boven vermelde afzonderlijke beklemming van binnenland & Kwelder te verkopen, het welke dan ook ten gevolge had dat de erven van zijn halfbroeder Douwe die hem op eene Losse Obligatie f 6000 – voorgeschoten had, dit geheele Kapitaal moesten verliezen, als kunnende dit zonder deszelfs geheelen ondergang niet terug geven. – doch andere Crediteuren zoo als – Prof. J. A. Uilkens, J. P. Vork en E. B. Houwinga hebben zich uit de verkoop penningen, en Hijpothecaire inschrijvingen op het resterende gedeelte der plaats, weten te dekken, waardoor zij dan ook genoegzaam geene nadeelen hebben geleden, als hebbende Jan Martens ook de plaats met het resterende land, aan hun onder zekere bepalingen moeten overdragen en ten onderpand stellen wordende op naam van Renne L. Dijkhuis te Niekerk te boek gesteld,
– terwijl Eilke B. Houwinga (half Broeder van Wilmina, echtgenoote van Jan Martens,) met het opzigt belast werdt, dan Houwinga boer op de Nieuwe Schoone plaats ten Z. O. van Menneweer was een ongemeen domme en hebzuchtig mensch, wegens het eerste konde hij zelfs in een gezelschap volstrekt geen discours voeren, als zijnde niet alleen onwetend, maar ook geheel ongeschikt voor de zamenleving,
– zijnde een dikke vette boer met zwart geverfde bakkebaarden, op breede roode wangen
– zoo dat hij een geschilderde St Nicolaas geleek, hij was ook op 6 Dec. geb.,
ten gevolge zijn hebzucht en gierigheid konde hij zelfs geen aanspraak op de naam van een eerlijk man maken, en nimmer zijn fatsoen bewaren, zoo dat men van hem een legio van anecdoten zijner schraapzucht zoude kunnen mededeelen, ten gevolge dit karakter was Houwinga, en alleen voor zich zelven zorgende en levende, welke laatste eigenschappen altoos het gevolg van domheid zijn,
– Domme Menschen;
– Schepsels! Die hoegenaamd geen Moraliteit bezitten
– zijn altoos Phlegmatisch en verwaand,
– en Zie daar! da
– ook het ware Karakter van Houwinga, die dan ook Jan Martens en later deszelfs wed zoo zeer geplaagd en gedrukt heeft, dat de eerste onder dit lijden bezweek,
– hebbende echter in het laatste van zijn leven toen zijn zwager Houwinga willekeurig van zijn oogst en vee verkocht nog pogingen aangewend om zijn Neef Marten Douwes Teenstra naar de West – Indiën te volgen, om aldaar als een groot beminnaar van de Jagt, in de Bosschen van Guiana in ruimer lucht vrijer adem te halen, dan hoe zeer tot dit plan werkzaam zijnde, een vroeg tijdige dood bevrijde hem den ranken boot des levens, verder op de oneffene zee voort te roeijen op welke hij in storm en wind zoo veele tegen spoeden en tegenwerking ondervonden had, stierf als een braaf Christen den 7 Junij 1833 op Beusum nalatende eene weduwe met zes kinderen als: []
___________________________________________________________ |
Naar kadastrale leggers boerderijen “Torum” en “Westerhalm”
Naar Westpolder Bedijking 1838 en 1874