___________________________________________________________ |
In de nacht van donderdag 19 op vrijdag 20 maart 1874 stak een hevige noord-wester-storm op.
De nieuwe zeedijk was nog niet gereed en de bestaande lagere kadijk werd door de golven kapot gebeukt.
De polderwerkers en hun gezinnen waren gehuisvest in keten die gebouwd waren tegen de kadijk.
Velen konden zich redden, maar 13 personen verdronken.
___________________________________________________________ |
25-03-1874 Provinciale Drentsche en Asser Courant, woensdag
Uit Ulrum schrijft men omtrent de doorbraak van den dijk aldaar het volgende aan de Gr. Crt.:
Door den hevigen noordwestenstorm van Vrijdagmorgen en den daardoor veroorzaakten hoogen watervloed is in den binnengedijkt wordende polder achter Vierhuizen en Hornhuizen een verschrikkelijk onheil geschied. Alle keeten van het werkvolk, ter sterkte van 4 á 500 man, waren, onvoorzigtig genoeg, gebouwd aan den binnenkant van een in den kwelder aanwezigen kadijk van geringe hoogte en buiten den provincialen zeedijk.
Die kadijk nu, ofschoon bij gewone watertijen voldoende, kon thans den hoogen watervloed in het geheel niet keeren. De geheele kwelder was dus in weinige oogenblikken door het holle zeewater overstroomd. De keeten werden daardoor uit elkander en tegen den provincialen zeedijk geslagen.
Het werkvolk, met den hier bestaanden toestand niet genoegzaam bekend, had geen tijd zich alle te redden.
Dusverre telt men 13 vermisten, die ongetwijfeld in den vloed omgekomen zijn. Daaronder bevindt zich eene geheele huishouding van man vrouw en 5 kinderen1, pas van elders aangekomen. Verder eene vrouw met 2 kinderen2, benevens 3 mannen3.
Een der akeligste tooneelen was het gezigt van een drijvende plank, waaraan zich een man met zijne vrouw en 2 kinderen2 vastklemden. Alleen eerstgenoemde had genoegzame kracht de plank te behouden en daarmede den dijk behouden te bereiken. De vrouw met de beide kinderen werden door de woedende golven weggeslagen en voor de oogen des mans onder den vloed bedolven.
Een ander man trachtte zich te redden op het dak van een beestenhut nabij de behuizing van den heer W. L. Dijkhuis4, doch had reeds te veel krachten verloren om zich vast te houden en zonk weg in de diepte.
Nooit hebben de ooggetuigen iets zoo verschrikkelijks aanschouwd. Velen verwijderden zich met tranen in de oogen, wel wetende toch geene redding te kunnen aanbrengen. De door het ongeluk veroorzaakte geldelijke schaden vallen nog niet te schatten, doch zijn voorzeker vrij aanzienlijk.
1 Gezin Westra-Loonstra
2 Gezin De Bruin-de Boer
3 Boerderij “Midhuizen”
4 Hendrik Loonstra, Christiaan Neep, Geert Boonstra
___________________________________________________________ |
In de landelijke dagbladen van 1874 werd verslag gedaan van de ramp, het inzamelen van goederen. Veelal werd gebruik gemaakt van hetgeen in de Provinciale Groningse Courant beschreven was!
Aan deze ramp in 1874 is wel in de kranten aandacht besteed, maar in tegenstelling tot de ramp in 1877 geen monument opgeleverd.
Wim Bastiaanse heeft in de “Merne 2017” (uitgave Vereniging Historische Kring ‘De Marne’) in een uitmuntend artikel aan dacht besteed aan de in 1874 en 1877 verdronken personen
Nu er in de polder meer dan 400 – vooral jeugdige – personen werkzaam waren, lag het voor de hand dat er wel eens sprake was van overlast, openbare dronkenschap, vandalisme en dergelijke. Ook brak er een werkstaking uit.
Al met al waren er redenen om de plaatselijk gezag te versterken met het militaire gezag.
___________________________________________________________ |
Naar 1874: Berichtgeving in de Couranten over de storm, de gevolgen en de nasleep
Naar 1874: de namen van de verdronkenen
Naar 1874: Westpolder Bedijking