In bewerking
___________________________________________________________ |
Jan Zijlma noteerde in zijn “De Marne“. Eene geschiedkundige beschrijving van de Ommelanden in het algemeen en van het westelijk gedeelte van Hunsingo in het bijzonder (1884):
1838. De Torringa-polder te Vierhuizen, groot 15 hectares ingedijkt.
K. de Cock, van Vierhuizen, door het domeinbestuur voor de rechtbank van Appingedam gedaagd, om overgave van zijne kwelderlanden.
1843. De arrondissementsrechtbank van Appingedam ontzegt aan het domeinbestuur zijnen eisch op de kwelderlanden van de erven J. K. de Cock te Vierhuizen
1844. Arrest van het gerechtshof van Groningen van den 25 Juni, waarbij het vonnis van Appingedam, in het kwelder-proces, tusschen het domeinbestuur contra de erven J. K. de Cock te Vierhuizen, werd bevestigd en wel op grond dat die kwelderlanden, als aan de Wadden en niet aan zee liggende, daardoor niet konden geacht worden te vallen onder het decreet van den 11 Januari 1811.
1855. Hevige storm en hooge vloed op den 1 Januari, waardoor, behalve eenige schade aan de dijken, de Panser- en Torringa-polders te Vierhuizen overstroomen.
1864. Buitengewoon hevige storm in den avond van den 3 December waardoor, behalve veel schade aan gebouwen, bij doof getij de Panser- en Torringa-polders te Vierhuizen overstroomd worden.
1870. Nadat het laatste proces tegen R. Abbring, van Vierhuizen, die in deze zoo gewichtige zaak door andere belanghebbenden werd gesteund, in hoogste instantie ten nadeele van het domeinbestuur was uitgewezen, doet de Minister van finantiën, op den 4 Juli, namens den staat, afstand van de aanspraak op de kwelderlanden en aanwassen.
1874. Uitbesteding der bedijking van den Westpolder achter Vierhuizen en Hornhuizen, groot 553 hectares aan C. Hartog en Co. te Sliedrecht, voor de som van f 49,000,00.
Op den 22 maart verdronken bij eenen storm en hoogen vloed 13 poldergasten in de keeten, welke onvoorzichtig genoeg, op de nog onbeschutte kwelder achter Vierhuizen voor het bedijkingswerk werk waren opgericht.
In December verlaat de firma Schram de Jong de afsluitingswerken bij de Zoutkamp en zijn compagnon C. Hartog de bedijking van den Westpolder.
1875. De West-polderdijk, op kosten der ingelanden en onder de leiding van J. van den Berg, in den de gepasseerden de winter en in dit voorjaar afgewerkt. De afsluitingsdijk met bijbehorende werken, in den staat waar in zich die bevonden, met inbegrip der aanwezigen materialen, door de provincie opnieuw uitbesteed aan J. C. van Hattem te Sliedrecht, voor f 1,460,000,00.
Een grintweg aangelegd door en voor rekening van den Westpolder, lang 6834 meters, met toekenning van een provinciaal subsidie van 30 procent; doch zonder eenige ondersteuning vanwege de betrokken gemeenten.
Eerste stoom-dorschmachine in de Marne, van L. H. Dijkhuis en Co op den Westpolder, van zeven paardenkrachten.
1877. Geweldige storm en hooge vloed in den avond van den 30 Januari, zoodat de peilschaal te Zoutkamp 3,90 meters boven vol zee aanwees en de bijna voltooide afsluitdijk doorbraak met aanzienlijke beschadiging van de Friesche Sluis en de duiker voor de Stads polderlanden. Van den Panser en Westpolder werden de dijken grotendeels vernield waardoor in de laatsten 14 menschen en de meeste schapen en varkens verdronken, terwijl eenige huizen weg spoelden en andere erg beschadigen.
Het Hornhuister uiterdijk geraakt de plas en de dijk van de Negenboeren-polder werd deerlijk gehavend. Ook aan de dijken van de Eems- en Reiderwolder-polder waren groote verwoestingen aangericht.
De zeedijken, vanaf de afsluitdijk naar de Panser-polder en van dien polder tot aan de opdijk van den Westpolder, verzwaard, gelijk ook de polderdijken door de ingelanden gedeeltelijk op hooger profiel zijn hersteld.
1883. Zware storm en hooge vloed in de avond van den 12 december, waardoor de Panser en Kerkhovenpolder geheel en de Reiderwolderpolder gedeeltelijk overstroomden en, vooral de beide eerstgenoemden belangrijke schade aan de dijk in bekwamen. Ook de nauwelijks voltooide Zoutkamper binnenhaven werd, door den opgezweepten golfslag, geducht geteisterd.
Bron: “De Marne”, 1e druk
___________________________________________________________ |
Meester J. S. van Weerden heeft in 1960 voor het Waterschap “De Westpolder” (herdruk in 1980) de indijking beschreven:
De “Westpolder“. De geschiedenis van een Waddenpolder en zijn ingelanden.
Bron: Groninger Archieven Idnummer NL-GnGRA_817_433
Titel: “Situatie van de polders, kwelder en aanwassen achter de gemeenten Ulrum en Kloosterburen”
Datum: 1855
Op deze kaart staat aangegeven dat de Westpolder zou aansluiten op de Panserpolder, hetgeen in 1974 dit doorgegaan is.
___________________________________________________________ |
1832 Hisgis: De landerijen en kwelder van Jan Tijmens – gehuwd met Elizabeth Eijes – zijn met rode lijnen aangegeven.
De kwelder in groen aangegeven.
In 1838 werd door Henderikus Warendorp Jannes Torringa een gedeelte van de kwelder ingedijkt als de “Torringapolder“, waarin in 1839 een schuur met inpandige woning gesticht werd. In 1907 werd een nieuw gebouw gesticht, hetwelk in 1940 door brand herbouwd werd als het huidige “Westerhalm“.
In 1874 werd mede door zijn zoon Roelf Eijes Torringa opdracht gegeven tot de inpoldering van de “Westpolder“.
Op het resterende gedeelte van de kwelder afkomstig van Jan Tijmens en Elizabeth Eijes ging behoren tot de boerderij “Torum“.
Meester J. S. van Weerden zegt in “Zuurdiek, Mien Dörpke” over Roelf Eijes Torringa en de inpoldering van de Westpolder:
“Bie ‘t binnendieken van Westpòlder, ien 1875, hemmen iengelanden hom (=Roelf Eijes Torringa) as veurzitter benuimd. Hai haar der 120 bunder kweller liggen, òfkomstig oet aarvenis van zien òld-taante Elisabeth en van ale iengelanden was hai de grootste belanghebbende. Ook hier was hai de man, dij de richten aanwees, ‘t waard laat hai geern aan aanderen over.
Dou Westpòlder ien de Jannewoariestörm van 1877 onderlaag en dieken, dei nòg moar pas klaar en ien geval nòg nait beklonken wazen, totoal vernaild werren, en dou de schoa deur boeren zulf betoald wòrden mos, omdat ‘t riek gain aanlaaiden von om te steunen, was Roulf Törrengoa de man, dij deurzette, en ook met geld steunde, as ‘t neudig was.
Moar, dou diek veur twaide moal kloar was en ‘t gevaar veur overstromen noar menselke bereken nait extroa groot meer was, wol hai tòch verder moar gain risico lopen en het e zien haile bezit ien Westpòlder van de hand doan. Want altijd ien zörgen zitten kon hai moar min over. Zien boerderij, mij 100 bunder maand, dij loater de noam van Torum kregen het, het e verkoft aan Derk Mansholt van Maiden, dij zien vrouw Oaltje Willems Diekhoes wel geen weer noar heur geboortestreek terug wol.
Verlet om laand haar Törrengoa ja nait, hai was aigender van verschaaiden ploatsen ien ons pervinsie, allain onder Zuurdiek aal ‘n stuk òf wat groten.”
___________________________________________________________ |
Naar Gedenkboek “De Westpolder” geschreven door Meester J. S. van Weerden
Naar de Boerderijen “Torum” en “Westerhalm”
Naar Dijkdoorbraak 1874
Naar Geuchien Zijlma: Beschrijving van de dijkdoorbraak 1877
Naar Roelf Eijes Torringa sr