27-10-1984 Artikel over de Stichting „De Groninger Dracht”

[tabel id=81 /]

30-08-1984 Nieuwsblad van het Noorden, donderdag

NOORDER RONDBLIK 
Wandelend costuummuseum snel aan net verdwijnen

Ons wandelend costuummuseum, of wel de levende streekdracht, is bezig in hoog tempo te verdwijnen. Vooral de laatste 25 jaar is het aantal mensen, dat nog een specifieke dracht draagt, heel snel verminderd.
Ook hier in Noord-Nederland moeten we het hebben, wil men nog klederdracht zien, van een folkloristische dansgroep als „De Grunneger Daansers” uit Zandeweer, of „Het volk van Grada”, een groep mensen die de oude dracht van Drenthe wil tonen.
Constance Nieuwhoff heeft aan de hand van zon 300 foto’s van Willem Diepraam, de 13 verschillende klederdrachten, die in ons land gedragen worden of werden, beschreven in een aantrekkelijk boek (Uitgeverij Elsevier Amsterdam- Brussel, f 34,50). Provinciegewijs krijgen we de klederdrachten in talloze variaties te zien en wordt verteld hoe deze dracht zich ontwikkeld heeft.

In de oudheid werd kleding gedragen als bescherming tegen kou, hitte of regen. Ook kon men aan de kleding al gauw afleiden of de drager (draagster) vrolijke of trieste dagen beleefde en ook of het iemand goed ging.
De kleding van de werkende klasse was gedurende vele eeuwen tamelijk gelijk in kleur en stijl, in het bijzonder buiten de steden. Omstreeks de 16e eeuw bestond er een aantal kledingvormen naast elkaar: adel en geestelijkheid droegen andere, vaak als hofkleding voorgeschreven, kleding, dan kooplieden, boeren, vissers of ambachtslieden .en hun vrouwen. In veel dorpen en streken leefden de mensen in een vrijwel volledig isolement. Veranderingen in de kledingmode, geïnspireerd door het voortdurend streven naar exclusiviteit van de toonaangevende adel, vonden bij de stedelingen sneller en gemakkelijker navolging door hun hogere welstand en betere informatie.
De bewoners van het platteland kregen die informatie meestal pas veel later— via doortrekkende reizigers en handelslieden — en waren dan vaak veel te arm om kleren die nog niet totaal versleten waren te vervangen omdat ze „uit de mode” raakten.
Vaak was kleding ook helemaal aan een beroep aangepast, zoals bijv. die van de Urker en Volendammer mannen, die eeuwenlang vissers zijn geweest en waarvan de kleding voetvrij, warm, waterafstotend en winddicht is en dus uitermate geschikt voor het werken op kleine, open boten in een koud klimaat.
In de 17e eeuw waren de Nederlanden ook een toevluchtsoord voor mensen die om hun geloof uit hun geboorteland waren verdreven. De vluchtelingen brachten, behalve dat geloof, ook hun eigen kleding mee uit hun land van herkomst. Met het woord „klederdracht” duiden we meestal de traditionele kleding aan die een groep mensen op een bepaalde plaats draagt en die uiting geeft aan hun gevoel van saamhorigheid, maar je kunt eigenlijk beter spreken van streekdracht. De streekdracht in heel Europa beleefde haar grootste bloei in de 19e eeuw met hoogtepunten in het begin van de 20e eeuw, vlak voordat er een einde aan kwam.
Van het eind van de 17e tot het begin van de 19e eeuw kun je echt spreken van een specifiek Groninger dracht. 
De bloeitijd van het algemeen in Groningen gedragen oorijzer heeft eigenlijk haar hoogtepunt gehad omstreeks 1840-45. In Groningen hadden de uiteinden van het oorijzer rond de eerste helft van de 19e eeuw een versiering van een bloem-in-pot-motief en werden daarom bloempotstift genoemd.
Hoe het costuum er uit zag kunt u zien bij „De Grunneger Daansers”. Ik heb u daarover al eens uitvoerig verteld (Rondblikkenboek II „Van schoenerkapitein tot stadsfotografie”).
Niet vergeten mag worden dat het costuum met gouden oorijzer en kanten muts eigenlijk de dracht van de welgestelde burgerdames en rijke boerinnen is geweest.
De volksdracht in het noorden van het land had veel overeenkomst met de dracht, die nu nog o.a. op Urk en in Staphorst wordt gedragen. 
Interessant is in Friesland de Hindelooper dracht vanwege de verscheidenheid van vorm, zodat de sociale status (gehuwd, ongehuwd, bruid) of mogelijke rouw aan de kleding is af te lezen.
De Hindelooper dracht is van de 17e eeuw tot ca. 1880, toen ze voor het laatst dagelijks werd gedragen, weinig veranderd. Nederland had, als zeevarende natie, nogal wat contacten met andere landen van Noord-Europa in de periode van de 13e tot de 19e eeuw. Dat kan mede een reden zijn geweest voor de opvallende overeenkomsten van sommige Zweedse, Noorse en Baltische streekdrachten met die van o.a. Marken, Schokland en Hindeloopen.
Heel sterk is deze verwantschap ook te zien in de mode om huisraad en zelfs hele kamerwanden te beschilderen met rank- en bloemmotieven op donkere ondergrond. Zowel in de Scandinavische landen als in Nederland (bijv. de Zaanstreek en Hindeloopen) en Oost- Friesland komen dezelfde kleuren en motieven in dit schilderwerk voor. Hendrik Lap, een ingezetene van Hindeloopen, die leefde van 1824 tot 1874, tekende en beschreef in 1850 welke vormen van dracht er mogelijk zijn in Hindeloopen, omdat hij zag dat de dracht daar aan het uitsterven was. Ik vertelde u daarover en over de Hindelooper klederdracht in de Rondblik van 8 april 1980 en over de Hindelooper schilderkunst op 14 jan. 1981.
Drenthe heeft in grote lijnen een zelfde costuumtraditie als de beide aangrenzende provincies Groningen en Friesland. Opbouw van kleding en hoofdtooi bij de vrouwen is in principe dezelfde; slechts enkele details verschillen. Er werd zowel een combinatie van schootjak en rok gedragen als ook een japon. Deze werden beide steeds aangevuld met een fichu en een schort die van een zelfde materiaal konden zijn, doorgestopte zwarte of witte tule of geborduurde neteldoek. Maar ook verschillende andere stoffen werden ervoor gebruikt. Veel werd als materiaal voor kleding een dichte, glanzende wollen stof gebruikt, het vijfschaft, geweven in satijnbinding op een weefgetouw met vijf schachten.
Het leven in grote delen van Drenthe is lange tijd heel hard geweest door de slechte kwaliteit van de grond voor landbouwgebruik. De meerderheid van de bewoners zal dan ook dagelijks een veel simpeler dracht hebben gedragen dan hierboven beschreven. Als je foto’s van turfstekers bekijkt valt geen specifieke kleding op. De mensen waren al blij als ze iets aan konden trekken als bescherming tegen kou en hitte.
De gegevens over het Drentse costuum zijn grotendeels gebaseerd op de informatie van „Het volk van Grada”, een groep die in Drenthe de oude dracht vertoont en er over vertelt. Het gezelschap speelt o.m. volkstoneel in dialect, en kleedt zich daarbij in de dracht die de oudere leden van de groep hun ouders en grootouders nog hebben zien dragen.
Met de verdwijning van de karakteristieke klederdracht gaat ook de handwerktraditie, die nauw verbonden is met de streekcostuums, verloren. Oude handwerktechnieken in vaak verrassende kleurencombinaties, patronen en materiaaltoepassingen, die eeuwen lang van moeder op dochter werden overgedragen, raken in onbruik. Er zijn momenteel nog maar weinig vrouwen, die bepaalde handwerktechnieken echt beheersen. Van belang is daarom het boek dat E. van Vrijberghe de Coningh heeft gemaakt (Uitgeverij Becht, Amsterdam, f 45.-) en dat inspirerend is voor handwerksters. In dat boek ziet men een aantal van de toegepaste handwerken. Ook wordt aan de hand van moderne ontwerpen aangetoond, dat met deze soms eeuwenoude patronen en motieven bijzonder mooie toepassingen te bedenken zijn.
Blikvanger


foto Een bruidspaar in Groninger costuum uit het begin van de 19e eeuw.
[tabel id=81 /]
Naar Groninger Dracht e.d.