___________________________________________________________ |
06-06-1959 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag
GRONINGER MUSEUM
Reünie van het Voorgeslacht
Een merkwaardige tentoonstelling!
Na het prachtige historische overzicht op Verhildersum „het verleden herleeft” en de schitterende oud-Groninger “modeshow” van de vorige winter, is ook deze collectie van 200 oude familieportretten weer een openbaring — ze bewijst dat het culturele leven hier eens rijker was dan we gewoonlijk beseffen.
De organisatoren hebben zich wijselijk beperkt tot de 18e en de 19e eeuw en tot de beeltenissen van de niet-adellijke geslachten uit de provincie.
Toch had men misschien, om het historisch overzicht te vervolledigen, wel enkele oudere werken kunnen opnemen, zo bijvoorbeeld het strenge laat-16e eeuwse portret van Anna Elema, want ook zij was immers een echte boerin? (Dit portret is eigendom van het museum).
En krijgen we nog eens een tentoonstelling van de portretten van de bewoners der Ommelander borgen en de voorname stedelijke geslachten?
Want interessant is het, de neerslag na te gaan van de algemene cultuurstromingen, die ook ons gewest, eens beroerden.
De portretkunst van deze tentoonstelling is bijna een verschijnsel op zichzelf — het meeste werk lijkt, vergeleken met de „grote” schilderkunst in Europa, van louter artistieke pretenties ontbloot; de makers stelden zich tevreden met het streven naar nauwkeurige gelijkenis; hun compositie en belichting is betrekkelijk uniform, alleen enkele dubbelportretten of combinaties van meer personen op één schilderij vallen enigszins uit de toon. Ze voelden zich vaklieden — en adverteerden zelfs bij hun komst in Groningen. Velen kwamen van buiten, vooral uit Westfalen en Oost-Friesland was reeds vanaf de 16e eeuw een infiltratie van kunstenaars. De prijzen welke ze vroegen en de nodige tijd voor het poseren stond er zelfs bij!
De meeste portretten zijn niet gesigneerd, zodat we naar de herkomst soms moeten raden, wat op zichzelf al typerend is — deze anonieme kunst ontwikkelde zich immers buiten en naast de meer persoonlijke kunst met een grote K, al zijn er hier en daar wel relaties mee — het werk van Berend Kunst, autodidact, drong bijvoorbeeld een enkele keer door tot op een kunsttentoonstelling in Amsterdam. Dat “aparte” beïnvloedt natuurlijk de stijl — men kwam waarschijnlijk tegemoet aan de smaak van de opdrachtgever. Er is soms een neiging tot het primitieve, dat wij moderne mensen weer zo hebben leren waarderen: het werk van Rousseau le douanier had hier best tussen geleken, ook al had het veel overtroffen.
Toch zouden we daarnaast merkwaardige werken ontdekken, waarin de schilder eenvoudig en raak, direct op de man af, iets vertelt van zijn medemens. De techniek is meestal doorzichtig: pastel, krijt, houtskool, een enkele keer waterverf of olieverf; volgens de belofte in de advertentie moest het portret in een uur of 3 klaar zijn! Een enkele tekenaar (in nr. 109) grijpt onbewust naar andere middelen: het middeleeuwse verguld reliëf. Moe van het proberen de stiften van de oorijzers van z’n modellen met verf de de glans en de illusie van goud te geven, boetseerde hij ze met dikke verf op zijn papier en ging dat vergulden, waarschijnlijk tot grote tevredenheid van z’n opdrachtgeefster!
Levend dubbelportret
En zo is er meer boeiends, leuks of interessants op deze tentoonstelling.
Voor sommige werken staande kan men zich voorstellen dat ze voortreffelijk geleken hebben — halve „artiesten” kwamen toen blijkbaar nog niet voor, men kòn het of men kon het niet en portretschilderen was een ernstige een zaak. We zien een prachtig portret van zeilmaker en zijn vrouw door Theodorus Bohres (dat hierbij gereproduceerd is). Ik hoop niet dat u me uitlacht als ik zeg dat ik even heel in de verte aan net dubbelportret van de van scheepsbouwmeester en zijn vrouw het van Rembrandt moest denken — maar het portret lééft en dat zegt genoeg.
Zelfs in deze betrekkelijk onpersoonlijke kunst leren we langzamerhand deindividualiteit van de schilders onderscheiden, de typische manier van werken van Langevelt bijvoorbeeld, die in zijn tijd meer geprezen werd om zijn coloriet dan om zijn tekening. We herkennen Berend Kunst‘s milde visie en werkwijze — de meeste werken stammen van zijn hand, die trouwens niet de sterkste is op deze tentoonstelling. Welk een verschil b.v. met de Noordduitser Lubbers; in diens harde, tekenachtige werkwijze zit haast iets van moderne „Neusachlichkeit”.
Ook andere vergeten of onbekende kunstenaars brengt deze „reünie” aan het licht — ze zijn destijds overvleugeld of verdrongen door de grotere meesters van de Haagse School en —door de fotografie, die een eeuw geleden een einde maakte aan deze landelijke kunst. Zelfs de grote Egenberger werd er het slachtoffer van — hij meende dat het met schilderen afgelopen was, bedankte voor zijn directeurschap van de Academie Minerva èn werd fotograaf! Een paar jaar later besefte hij zijn vergissing en keerde hij als een verloren zoon in de kunst terug.
Maar het was met de reizende portretschilders afgelopen — de fotograaf nam hun taak over en de nieuwe schilderkunst ging zich, meer dan op „gelijkenis”, toeleggen op de verwerking van picturale problemen — kleur, licht, atmosfeer. Begrijpelijk is het hierdoor dat het werk van meer officiële kunstenaars, Egenberger, Haverman evenals van ouderen, de classicistische de San en een Hubert Vos op deze tentoonstelling er enigszins uit valt, niet door zijn kwaliteit, maar door de meer „geijkte” schilderstijl.
Naast het picturale boeit ons vooral ook hier de voorgestelde persoon — we ontdekken onder deze ernstige boerengezichten zelfs enkele beroemdheden: de grote bestrijder van de veepest Geert Reinders, Engel Bruggers Dinkla, de verdediger van de citadel van Antwerpen in 1830 met zijn ridderorden, persoonlijkheden als Jan Freerks Zijlker, Marten Douwes Teenstra, etc, schrijvers, scheepsbouwers, reders, dominees en artsen. Pakkende beeltenissen van hen „die omgingen met akker en vee, schepen en hout, boek en pen”. Hun namen leven nog voort in veel tegenwoordige geslachten.
Of er van deze over honderd jaar zo’n collectie geschilderde en getekende portretten in het museum zal hangen?
JOHAN D.
___________________________________________________________ |
Portret Nr 109: Pastel, waterverf en verguld reliëf door een onbekende van Trijntje Kuiper, 1796-1862 x Berend Popkes Westerhuis, 1785-1859
Johan Dijkstra vergistte zich met Geert Reinders. Het portret met nummer 88 Geert Reinders, landbouwer boerderij “Groot Zeeburg” in de Noordpolder en kleinzoon van de veepestbestrijder Geert Reinders.
___________________________________________________________ |
Nummer 105:
Het type van de statige Groninger boerin geeft deze pastel te zien. Het is het portret van Menke Jannes Krijthe (1790—1844), vrouw van Klaas Klaassen de Waard, landbouwer op De Waarden en burgemeester te Grijpskerk, waar ook de tegenwoordige eigenaar, de heer K. K. de Waard, woont.
___________________________________________________________ |
Naar Groninger Dracht e.d.