Groninger Dracht 19-02-1954 Lezing T. F. Clevering-Meijer

___________________________________________________________

20-02-1954 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag

Van lusbroek en oorijzer
Het oud-Groninger Boerenleven
Lezing voor Stad en Lande

Het costuum is de uitdrukking van de maatschappij. De welstand van een volk is af te leiden uit de kleding“.

Met deze beide zinsneden als leidraad hield mevrouw T. F. Clevering- Meijer uit Eenrum gisteravond voor de Vereniging Stad en Lande in Hotel Frigge te Groningen een bijzonder interessante lezing over het Oud-Groninger Boerenleven.
Mevrouw Clevering, die mede door haar werk in het Groninger Klederdrachtencomité bijzonder goed op de hoogte is van de kleding van de Groningers in de loop der tijden, bracht tot uitdrukking hoe grote gebeurtenissen haar weerslag vinden in woning, kleding on leven der mensen. 
Vooral omstreeks 1600, wanneer de kloosters verdwijnen en oorlog en vernieling aan de orde van de dag zijn, streeft men naar meer eenvoud. De rijke dracht, waarmee de Groninger boeren zich vóór die tijd tooiden, de pofmouw en de lusbroek, de kleding, die vaak van bizarre kleurenrijkdom was, maakte plaats voor de eenvoudiger molensteenkraag en het zwarte costuum. Behalve rampen heeft de 17e eeuw ook vooruitgang gekend. Er kwamen stenen boerderijen en men werkte hard aan de dijken. In deze zelfde tijd ontstond ook het oorijzer, welks oorsprong nog steeds in een waas van geheimzinnigheid is gehuld. Waarschijnlijk diende het ijzer eerst tot steun, later tot sieraad van de muts. Het groeide naar de welstand van de maatschappij tot het het gehele hoofd als een kap bedekte.
Grote veranderingen
Nieuwe overstromingen volgden en door rupsenplagen en misoogsten verdween omstreeks 1700 een groot deelvan de bloei uit de 17e eeuw. 
De man droeg een grote vilten hoed, een opstaande boord en een korte kniebroek; zijn echtgenote een wijde hoepelrok en een zilveren beugeltas. 
En met de kleding veranderde ook de boerderij, die langzamerhand groter wordt, omdat er door een veepest meer landbouw bedreven werd. Deze veranderingen werden in de 19e eeuw nog groter door ontwikkeling, wetenschap en techniek. De positie van de arbeider verbeterde, maar veel oude gebruiken, die ‘t dorpsleven kleur en inhoud gaven, verdwenen. De moderne boer heeft een brede ontwikkeling nodig om de taak, die techniek en administratie van de boerderij op zijn schouders leggen, naar behoren te vervullen. 
De spreekster lichtte haar lezing toe met een keur van lantaarnplaatjes en twee interessante films.

Dertig jaar
De vereniging Stad en Lande bestaat dit jaar dertig jaar en hoewel hieraan geen uitbundigheden verbonden waren, had de bijeenkomst gisteravond een feestelijk tintje. Dr W. J. Formsma, voorzitter van Stad en Lande, verwonderde zich in zijn herdenkingsrede over de nog zo jeugdige leeftijd van de vereniging, vooral omdat het moeilijk is aan te nemen, dat de belangstelling in Groningen voor de geschiedenis van het gewest kleiner zou zijn dan elders, waar reeds veel langere tijd dergelijke verenigingen bestaan. 
Als hulde aan de oprichters bood dr Formsma de heer Lonsain, die bij de oprichting deel uitmaakte van de vereniging en deze ook als eerste secretaris gediend heeft, een cadeau aan. 
De belangstelling voor de bijeenkomst was buitengewoon groot.

___________________________________________________________

Naar Groninger Dracht e.d.