08-01-1819 Marten Douwes Teenstra koopt de boerderij “Arion”

___________________________________________________________

Datum 08-01-1819 aktenummer 1071
Koopsom: f 60.100,00
Bijzonderheden: in feite werden 2 boerderijen verkocht met huisnummers 42 en 25
Landerijen: uiterdijksland, polderland, kwelder
___________________________________________________________

In het Jaar achttienhondert negentien den agsten Januarij ’s avonds te zeven Uur ten huize van Warner Lijkles de Vries Herbergier in den Andel woonagtig compareerde voor ons ondergetekende Mr Hendrik van Bolhuis Openbaar Notaris residerende te Winsum hoofdplaats van het Canton van dien naam District Appingedam Provincie Groningen in tegenwoordigheid der hierna genoemde en mede ondergetekende getuigen
Jan Reinders Dijkema Landbouwer wonende in den Andel benevens
Reinder Jans Dijkema Landbouwer wonende in den Andel,
Martje Jans Dijkema echtgenote van en ten dezen gesterkt met haren Eheman Reinder Mindelts Torringa zonder vast beroep wonende in den Andel,
Aafke Jans Dijkema echtgenoote van en ten dezen gesterkt met haren Eheman Pieter Luitjens van der Borg Landbouwer wonende te Pieterburen,
Harm Jans Dijkema Landbouwer wonende te Uithuizen,
Hilje Jans Dijkema echtgenote van en ten dezen gesterkt met haren Eheman Pieter Hindriks Elenga koornschipper wonende te Westernieland, en
Reinje Jans Dijkema zonder beroep wonende in den Andel,
de zes laatste comparanten als kinderen en erfgenamen van wijlen hunne moeder Martje Harms in leven echtgenoote van eerst genoemde Comparant, dewelke verklaarden te hebben doen publiek maken voornemens te zijn heden avond uur en plaats voorschreven te veilen en indien daartoe termen zijn te verkopen navolgende onroerende goederen als:
Numero Een. Een kapitale Boerenplaats getekend No 42, bestaande in een binnenhuis, middelhuis, friesche schuur en hut, met tuin en appelhof (waarvan de schuur in de brandkas te Eenrum staat voor twee duizend gulden) benevens het regt der vaste beklemming van Zestien en een half Jukken uiterdijks Land waarop de behuisinge is staande
swettende
ten Noorden aan de middeldijk,
ten Oosten Jan Reintjes Vos,
ten Zuiden Jan Reinders Dijkema,
ten Westen Hero Jacobs ten Bos, de oude Horns en het perceel numero twee, alsmede van de halfscheid van een hondert zestig Jukken ongescheiden Polderland en queller met aanwas en afslag hebbende de geheele hondert zestig Jukken en queller tot naaste
Swetten
ten Noorden het wad,
ten Oosten Jan Reintjes Vos,
ten Zuiden de middeldijk en
ten Westen de hoek polderland van de in het volgende perceel te vermeldene Vijftien Jukken uiterdijk Land, Jacob Geerts Rozema, Wiske Pieters, en Warner Jans Koiter,
alles staande en gelegen in den Andel Canton Winsum District Appingedam Provincie Groningen doende gemelde Zestien en een half Jukken uiterdijks land, benevens de halfscheid van voorschreven hondert zestig Jukken Polderland en queller te zamen jaarlijks tot huure aan den Heer Zuijlen van Nijveld een hondert zeven en negentig guldens vijf en zeventig cents en eindelijk nog het regt der vaste en onopzegbare beklemming van tien en een half Jukken twee en vijftig roeden uiterdijkland (de oude Horns genaamd) doende jaarlijks aan de Kerk van Eenrum tot een vaste huur twee en vijftig guldens vijftig cents, 
gelegen te Westernieland, in opgemeld Kanton District en Provincie,
swettende
ten Noorden aan het volgende perceel,
ten Oosten aan het heem,
ten Zuiden Here Jacobs ten Bos en Jacob Rengers ten Boo[]
ten Westen Eppe Gabriels Jelsema.
Numero Twee. Eene behuizinge getekend numero 25 nevens de beklemming van vijftien Jukken uiterdijksland met een hoek polderland, welker eigendom de landen, toebehoord aan de Kerk van Eenrum doende jaarlijks in genere tot huir zestig guldens staande en gelegen in t Westernieland,
swettende
ten Noorden aan de hiervoren gemelde honderzestig Jukken polderland, na te meldene veertien Jukken uiterdijks Land, en Eppe Gabriels Jelsema,
ten Zuiden en Westen Jacob Geerts Rozema,
voorts het regt der vaste beklemming van veertien Jukken uiterdijksland met de daarop staande Schaapshut,
swettende
ten Noorden over de Middeldijk tot aan het polderland en de evengemelde Vijftien Jukken,
ten Oosten aan de Zestien en een half Jukken uiterdijksland van het perceel numero een,
ten Zuiden de Oude Horns en Eppe Gabriels Jelsema, en
ten Westen de evengemelde Vijftien Jukken,
alsmede nog het regt der vaste beklemming van de halfscheid van een hondert Zestig Jukken ongescheiden polderland en queller met aanwas en afslag, zijnde de Zwetten hiervan bij het perceel numero een omschreven,
alles gelegen in den Andel Canton District en Provincie als boven, doende gemelde Veertien Jukken uiterdijksland, benevens de halfscheid van voorschreven honderd zestig Jukken Polderland en queller, te zamen jaarlijks tot huur aan den Heer Zuijlen van Nijeveld een hondert negen tachtig gulden.

Tot verkoop van welke goederen de Comparanten aan ons de voorwaarden en conditien hebben opgegeven in volgende maniere:
Artikel Een. In den verkoop zullen hoegenaamd niet begrepen zijn eenige losse goederen, meubelen, vee, of boeregereedschappen, maar alleen de Behuisinge en Schuur cum annex word verkocht met alles wat daaraan aard spijker en nagelvast word gevonden, benevens het daarbij in gebruik zijnde dorsblok, karnmolen, losse breden en tijlings in de bedsteden zullende de mest welke op het perceel numero een ligt en gedurende het aanstaande voorjaar nog gemaakt word komen ten voordeele van de kopers van beide perceelen elk voor de halfscheid terwijl de koper van het perceel numero twee zijn aandeel tot den eersten November achttienhondert negentien aldaar mogen laten verblijven de landerijen verkogt zonder de schutten en wringen daarop, staande, zoo groot en klein, goed en kwaad als in hun einden en zwetten zijn gelegen, zonder daarop de maat te gedogen of voor mistelling van zwetten gehouden te willen zijn alles met derzelver caspel gemeente Rijks dijks en alle andere lasten servituten en swarigheden, genoemd of ongenoemd zigtbare, of onzigtbare zonder eenige uitzondering, invoegen en in dien staat 
als het zich bevind, en met bewijzen van aankomst en wettig bezit kan worden verdedigd, zonder daaromtrent eenig verhaal tegen de verkoperen te hebben.
Artikel Twee. De Kopers zullen de hondert zestig Jukken polderland en queller met elkanderen moeten scheiden en deelen invoegen dat de dijk met de queller half en half werde verdeeld, de slood voor zo verre thans gegraven is gerekend word tusschen hen de swetslood te zijn, en wijders het agterste gedeelte te scheiden en afswetten dat beide perceelen evenveel juktallen van de geheele polder verkrijgen, terwijl alsdan de oostersche zijde komt bij het perceel numero een en de westersche zijde bij het perceel numero twee, zonder hier omtrent in Cas van verschil of anders eenige aanspraak tegen de verkoperen dieswegens te kunnen mmaken.
Artikel Drie. De aanvaarding zal plaats moeten hebben, van de Behuisinge, Schuur, Heem en Tuin op den eerten Maij achtienhondert negentien en van de Landerijen op den twaalfden Maart aanstaande terwijl de verkoperen aan zich nog de vrijheid behouden, om na de aanvaarding der landerijen hunne schapen tot op den dag van verkoop der mobilia in het groenland na welgevallen te weiden, als mede om de begraven aardappelen en ander vrugten ter bekwame tijd te vervoeren.

Artikel Vier. Alle belastingen van welken aard ook zullen gerekend worden ten laste van de koperen ingegaan te zijn met den eersten Januarij laastleden gelijk ook het jaar land huur ’t welk op Midwinter aanstaande komt te verschijnen, ten laste van de koperen zal komen en nevens een jaar huur tot geschenk, om bij de eigenaren te worden ingeboekt door hun worden voldaan.
Artikel Vijf. De koopschatspenningen zullen in klinkende zilver muntspecien volgens koers en waarde ten dage van verkoop moeten worden voldaan en wel in twee egale termijnen op den eersten Maij achtienhondert negentien en den eersten Maij achtienhondert twintig telkens de gerechte halfscheid, doch de koperen zullen ook des verkiezende van het laaste termijn de halfscheid over het verkochte kunnen blijven behouden tegen vier procento jaarlijks eerst maal te verschijnen op den eersten Maij achtienhondert een en twintig en zo vervolgens ieder jaar op denzelfden datum, heen ter tijd die kooppenningen ten vollen zullen zijn betaald welke betaling ook ieder jaar op den verschijndag der intrest zal kunnen en moeten gedaan worden in klinkende zilver muntspecien volgens koers en waarde ten dage van verkoop met de kosten van opzage ten laste van de debiteuren, wanneer van de een of ander zijde drie maanden voor de verschijndag der intrest behoorlijke opzage of aanzegging zij geschied, zullende de koopsom zich op dit aanbod in de maand Maij achtienhondert negentien moeten declareren.
Artikel Zes. Tot aan den dag der volledige betaling toe, zal het verkochte speciaal ten behoeve van verkoperen bij privilegie ten dien einde expresselijk voorbehouden verbonden blijven als naar de Wet. Niet te min zullen de koperen ook nog verpligt zijn bij de finale toeslag, des gevraagd wordende eene genoegzame solidaire borge of ander toereikend onderpand te moeten stellen ten genoegen van verkoperen, bij gebreke waarvan diegeene welke daaraan dadelijk niet kan voldoen, gerekend zal worden niet te hebben geboden, en op de eerste, tweede, derde, of verdere voorafgaande bieders na goed vinden zal kunnen worden terug getast, welke alle tot twee uren na de afloop der laaste veiling voor hunne gedane botten verbonden zullen blijven.

Artikel Zeven. De titels of bewijzen van aankomst en wettig bezit, voor zoo verre de verkoperen, die zullen verklaren in handen te hebben, zullen aan de koperen worden overgegeven bij de geheele voldoening der kooppenningen. 
Artikel Acht. Ieder bieder of koper word gerekend afstand te doen van de magt hem bij het burgerlijk wetboek verleend om door teruggaven van het dubbeld van het strijkgeld zich van zijn bot te kunnen ontstaan.
Artikel Negen. De verkoperen behouden aan zich de vrijheid elk perceel eerst afzonderlijk te veilen en daarna te zamen te trekken en in massa te presenteren als zij zulks goedvinden, terwijl evenwel ieder bieder van elk afzonderlijk perceel voor deszelfs gedaan bot verbonden blijft tot dat de verkoperen na afloop der laaste veiling het nog plus minus twee uuren in hun beraad gehad, hebben, of zij de gepresenteerde goederen voor de gebodene sommen willen toeslagen of bedanken.
Artikel Tien. De kosten van verkoop wegens bekend making in de courant, aanslag billetten, opmaken van het proces verbaal, registratie regt, zegels, grosse en expeditie, benevens de vertering in de verkoopkamer voorvallende, zullen inwendig acht dagen na den dag van verkoop wordt geheel door de koperen ieder prorato van des zelfs gekochte betaald moeten worden aan handen van den Notaris die over deze verkoop staat tegen quitantie waarvan zijde halfscheid bij de betaling van het eerste termijn kooppenningen aan de verkooperen in rekening zullen kunnen brengen. De Strijk en opbots gelden zullen niet ten laste van de koperen gebragt worden.

Hierop requireerden de Comparanten tot de veiling en verkoop zelve over te gaan waarna wij aan de te zamen gekomen menigte hebben voorgelezen den aanvang van dit Procesverbaal met de voorwaarden en conditien van verkoop, en als toen de perseelen diverse malen eerst elk afzonderlijk zijn gepresenteerd, en daarna te zamen getrokken is in massa van dezelven voor de som van Zestig duizend een hondert guldens tot koper verklaard de Heer Marten Douwes Teenstra, eigenaar, wonende te Ulrum, die zulks heeft aangenomen en daarbij gedeclareerd dit mede namens deszelfs echgenoote Mejuffrouw Gesina Debora van der Leij gedaan te hebben na voorlezing van welk alles hij hier ter plaatse heeft getekend.

M. D. Teenstra
Van al hetwelk dit Proces Verbaal is opgemaakt en voorgelezen.
Gedaan en gepasseerd op plaats, dag, maand en jaar voorschreven in tegenwoordigheid van den Heer Fredericus Snetlage Predikant wonende in den Andel en Fredericus Faber, deurwaarder, wonende te Rasquert als getuigen ten dezen verzogt die dit nevens de Comparanten en ons notaris na gedane voorlezing hebben getekent met uitzondering van Reinje Jans Dijkema dewelke verklaarde niet te kunnen schrijven of haar naam te tekenen omreden zij het niet had geleerd.

___________________________________________________________

Naar Noordpolder, Douwe Martens Teenstra en Marten Douwes Teenstra