___________________________________________________________ |
Datum 03-09-1823 aktenummer 154
___________________________________________________________ |
In den Jaare achttienhonderd drieentwintig op woensdag den derden September ’s voormiddags te Tien Uuren in het Huis der Gemeente Uskwert, compareerden voor ons ondergetekende Mr Hendrik Willem Hoving Openbaar Notaris residerende te Onderdendam Gemeente Bedum Canton Middelstum Kwartier Appingedam Provincie Groningen in tegenwoordigheid der hierna genoemde en mede ondergetekende getuigen
Marten Douwes Teenstra Landbouwer woonachtig in den Andel Gemeente Baflo, Canton Winsum, meerderjarige Zoon van wijlen Douwe Martens Teenstra, in leven gewoond hebbende en overleden op het Ruigezand, Gemeente Olde Hove, kwartier en Provincie Groningen, bij wijlen dezelfs Ehevrouw Jantje Luijes Dijkhuis in echte verwekt, voor zich zelve,
en nog als zich sterk makende en gedragende voor Willem Pieters Tjepkema Landbouwer woonachtig te Oostermeer, Provincie Vriesland, voogd van Riemke Douwes Teenstra, minderjarige dochter van wijlen Douwe Martens Teenstra opgemeld en van wijlen Riemke Willems Swart, zijne tweede echtgenoote,
in tegenwoordigheid van Harke Jans van Holdinga Landbouwer wonende op de Waarden Gemeente Grijpskerk, toeziende voogd van gezegde minderjarige, alsmede Rindert Willems van Holdinga, Landbouwer, wonende op het Ruigezand, onder Oldehove, als voogd, en
Jan Hindriks Siccama Landbouwer wonende op de Waarden onder Grijpskerk, als toeziende voogd van de vier minderjarige kinderen van wijlen meergemelden Douwe Martens Teenstra bij wijlen Barber Hindriks Siccama in echte verwekt; dewelke verklaarden voornemens te zijn voor den tijd van zes en een half jaaren te verhuuren,
Eene Boerenplaats bestaande in een Behuizinge en Schuur getekend Numero 151, met twee arbeiders woningen, benevens ongeveer vier en dertig bunders land, en Kwelder, staande en gelegen op de Noordpolder Gemeente Uskwert Canton Middelstum, belendende
ten Oosten en ten Westen Freerk Tewes Amsing
ten Zuiden het Pastorij land van Uskwert, en
ten Noorden het wad.
Tot voorwaarden van welke verhuuring de Comparanten aan ons Notaris hebben opgegeven de volgende artikelen:
Artikel een. De voorschrevene Boerenplaats wordt verhuurd zoo groot en klein goed en kwaad , als de Landerijen in hunne einden en zwetten zijn gelegen, zonder voor de juiste maat of voor mistellinge van zwetten gehouden te willen zijn.
Artikel twee. De huurtijd gaat in met den dag, volgende op die van de toewijzinge en eindigt van de Landerijen op Gregorij, en van de Behuizinge op primo Meij achttien honderd dertig zonder dat daar van opzage behoeft te geschieden waaraan den huurder bij dezen wel expresselijk renuncieerd.
De arbeiderswoning bij de Polderdijk staande zal echter niet vroeger dan den eersten Meij achttien honderd vier en twintig kunnen worden aanvaard.
[]
Artikel vijf. De huur zal de behuizinge, Schuur, en verder getimmerte behoorlijk glas, dak en vensterdigt, moeten onderhouden, en ook al zoo verlaten.
Ingevalle van Brand, door onweer, zullen de Kosten van wederopbouw of timmering, komen ten laste van de verhuurders, doch zal den huurder, behalve dat hij het doen dier reparatien zal moeten gedogen, moeten hoeden en bekostigen, Kost en drank van het werkvolk met het aanhalen, zoo veel mogelijk van de naaste plaats, van de vereischte materialen.
Artikel zes. De huurder zal de groenlanden, het eene Jaar gehooid zijnde, het andere moeten weiden, in het uiterdijk geene derzelve mogen braken om te bouwen.
Het Polderland, eens, gedurende de huurtijd, en wel tellen jaare een nagenoeg evenredig Zesde gedeelte verpligt zijn te zomervalgen.
In het najaar van achthonderd negenentwintig, met minder dan een derde, met winterzaad bezaaid moeten laten leggen.
In het algemeen, van de Landen geene andere indeeling of verdeeling mogen maaken, en zoo veel doenlijk te zorgen dat dezelve van alle onkruid, stijkels of andere schadelijke gewassen blijven gezuiverd.
[]
Artikel negen. Het onderhoud van vonders, voetpaden, ommetreden, en van het Til-bad, blijft gedurende de huurtijd ten laste van den huurder.
[]
Voorts hebben de comparanten ons Notaris verzocht dadelijk tot de verlangde veiling over te gaan.
Ter voldoening aan dat verzoek hebben wij Notaris lecture gedaan van de Conditien van verhuring, en daarna overgegaan zijnde tot de veiling heeft hoogst en laatst geboden Pieter Jacobs Scholtens Landbouwer woonachtig te Cantens, verklarende mede te bieden voor Ite Jacobs Scholtens, Rentenier woonachtig te Uithuizen, en Willem Hindriks van der [Arends] van beroep Koopman woonachtig te Zandeweer, hier bieden, insgelijks tegenwoordig, en zulks erkennende, met een bod van Drie Honderd vijfenzeventig Guldens, tot Jaarlijksche huurprijs, verklarende zij lieden zulks te doen voor hun drieën te zamen en ieder voor het geheel waarop de comparanten verhuurders de gezegde hoogste bieders, voorzeide door hun gebodene hoogste prijs, indiervoege hebben verklaard tot huurders, onder de lasten, clausulen, bedingen en bezwaren hier vorenstaande uitgedrukt, zonder dat van dezelven een borge is afgevraagd.
Van al het welk dit Procesverbaal is opgemaakt en voorgelezen.
Gedaan en gepasseerd op Jaar, maand, dag en ter plaats voor schreven, in tegenwoordigheid van Jannes Sijmens Reitzema Deurwaarder bij de Regtbank van Eersten aanleg Zitting houdende te Appingedam woonachtig te Zandeweer, en Pieter Takens veldwachter der Gemeente Uskwert, woonachtig alhier te Uskwert, als getuigen, die dezen nevens de Partijen en ons Notaris hebben vertekend.
___________________________________________________________ |
Naar Noordpolder, Douwe Martens Teenstra en Marten Douwes Teenstra