22-06-1823 J. van Lennep en D. van Hoogendorp bezoeken de boerderij van de overleden Douwe Martens Teenstra

___________________________________________________________

Verslag J. van Lennep

Zondag 22 Juny []
Over Saaksum wandelden wij nu naar Oldehove, een fraai en groot dorp in een cirkel gebouwd met eene zware kerk in ‘t midden.
Vandaar togen wij over binnenpaadjens de weiden door, zagen eene boerderij met groote en dichte bosschaadjes omringd, en kwamen zoo te Kommerzijl, na eene aldaar geplaatste sluis dus geheten.

Voor het dorp strekt zich eene groote vlakte uit tot het Reitdiep toe, met veelvuldige dijkjens omringd, voorheen een aangeslijkte oever. Het land nam voor dien plek te omdijken doch liet de onderneming varen omdat men de kosten op f 1500 schattende.
De gebroeders Martens Teenstra verzochten hierop op eigene kosten dien oever te mogen omdijken, ‘t geen hun geen f 5000 kostte.
Oningedijkt bedroeg het koopschat f 46.500.
De door hen gelegde zeedijk van 16 voeten boven het maaiveld heeft 1600 roeden lengte en werd in een jaar voltooid. Dus wonnen zij zich een’ grond van ruim 300 morgen aan die thands een der vruchtbaarste van de provintie is.
Ons voornemen was hen te bezoeken; dus begaven wij ons het Rugezand (zoo heet deze polder) door naar de boerderij van Douwe Martens:
op ons herhaald kloppen werd niet geantwoord, doch een van de kinderen des boers leidde ons binnen. In een groote kamer zat eene oude boerin. Voor haar lagen Campes zielkunde en de Oden van Feith:
zij bood ons dadelijk pijpen en liqueur aan, verhaalde dat Douwe Martens donderdag te voren gestorven, en dat zij nu gehaald was om op de kinderen te passen, die nu aan ‘t visschen waren om zich wat te verzetten.

Vervolgens wees zij ons het huis, uit vijf ruime kamers bestaande, in eene derwelker de portretten der gansche familie hingen (N.B. de grootste kamer zagen wij niet omdat aldaar het lijk lag.) eene groote keuken en de kelders, een korenzolder waarop een vertrek vol ster- en meetkundige werktuigen enz.

Daarop wandelden wij de tuin rond, die met verscheidene soorten van vruchtboomen beplant was, traden in de koe- en paardestallen, voor 40 a 60 beesten bestemd en in de schuur welke naar mijne gissing 250 voet lengte a 100 breedte en 50 hoogte hebben zal.

Na de oude vrouw bedankt te hebben trokken wij om overgezet te worden naar het Reitdiep, over den modder langs een soort van voetpad uit losse steenen bestaande voorthunkerend.
Aan den oever plaatsten wij ons in eene boot die door twee mannen uit het slijk in ‘t water geduwd werd, en lieten ons toen naar de Zoltkamp roeien, ‘t geen niettegenstaande dezelver 10 minuten gaans van de hoeve afligt, een groot uur duurde wegens den sterken tegenstroom en het lage water.
Een zeehond volgde onze schuit zeer lang: ook zag ik tallooze watervogels. Het was zeer koud en woei hard: terwijl de golven gedurig over de boot sloegen en ons nat maakten. Bibberend van koude en druipnat kwamen wij aan de herberg aan de Zoltkamp aan.

Deze plaats is dicht bebouwd en volkrijk; de inwooners bestaan er meest van den vischvangst. Men telt er 19 a 20 vischschuiten: aan den zeekant ligt eene ongebruikte batterij: de haven is goed, doch moeilijk te genaken en een gedeelte des daags geheel droog. Uit ons raam zagen wij een bruinvisch zwemmen, die wel 12 a 15 voet lengte had. Na vrij goed gegeten te hebben, begaven wij ons te 9 ure naar bed en rusteden voortreflijk uit van de slapelooze nacht en vermoeienis des daags.

___________________________________________________________

Dirk van Hoogendorp noteerde in zijn aantekeningen:

Heden wandelden wij over Dorquert, Oostum, Garwert, Ezinge, Saagsum, Aldenhove Kommerziel naar het Ruigezand, en voeren van daar de rivier af herwaarts. De twee eerste plaatsen merkten wij niet door gelopen te zijn. Te Ezinge gingen wij in de kerk. de predikant was ortodox genoeg, doch het ontbrak hem aan kunde en welspreekendheid.
De weg naar het ruige zand beviel ons zeer. Hoezeer het land niet altijd even vruchtbaar is, zijn de landgezichten door de veelvuldige soorten van producten, en door het verschil van hoog en laag aangenaam en bevallig.
De boerenstand is veel vriendelijker en beleefder dan in Friesland.
Vreemdelingen worden er naauwkeurig te regt gewezen, en niet zelden gaan menschen doch meest worden kinderen mede gegeven om den weg te wijzen.
Over het Ruigezand kan men veel lezen in de beschrijving van Groningen.
Hier zij het genoeg gezegd dat ik de woning bezocht heb een pijp, tabak en een borrel kreeg en in het geheel vriendelijk onthaald werd. De woning en de stallen zolders en kelders zijn koninglijk. Des winters waren er op een boerenwoning 70 koeijen, door elkander zijn er door elkander 20 knechts aan het werk. De producten worden naar alle markten gebracht, doch meest naar Groningen en Leeuwarden.

In de Groninsche courant lazen wij te Appingadam de advertentie van zijn dood. Hij heette Douwe Martens Feenstra en was lid der Staten en van de commissie van landbouw van Groningen.


Dinsdag 24-06-1823 Leeuwarder Courant 
Idem geplaatst in de Groninger Courant 

___________________________________________________________

Wie de oude vrouw was is nog niet vastgesteld.

De herberg was van de schoonvader van Hendericus Warendorp Jannes Torringa.
Op maandag 23-06-1823 bezochten ze de boerderij “Hayemaheerd” van Everdina Oudeman.

___________________________________________________________

Terug naar Kinderen Marten Ædsges Teenstra