Drafpaard “Prinzess Bertha”

___________________________________________________________

In 1928 importeerde de commissionair Barteld Bolwijn uit Uithuizen de drachtige Duitse merrie Prinzess Bertha en verkocht deze aan zijn plaatsgenoot Klaas Torringa, die een jaar later het merrieveulen W. Petrosia liet registreren. Een latere nazaat van Prinzess Bertha was het drafpaard “Keetje Tippel”.

Prinzess Bertha werd gefokt op de stoeterij “Gestüt Damsbrück” van de Joodse uitgever en kunsthandelaar Bruno Cassirer.

___________________________________________________________

20-05-1929 Pinksterdraverij Veendam
Gedistanceerd: Prinzess Bertha”
Verslag
___________________________________________________________

11-07-1929 draverij Uithuizen
Groote vreugde van de Uithuizers bij de overwinning van Hollandia
“Niet geplaatst Prinses Bertha”
Verslag
___________________________________________________________

22-09-1929 draverij Uithuizen
 “N. Oosting werd op bevel van het Bestuur en den Commissaris van toezicht door de politie van het terrein verwijderd”
“Hollandia kwam niet best weg, Bolwijn was niet op het schot verdacht”
“4. (toegevoegde prijs f 15): Hollandia, eig. K. Torringa (B. Bolwijn Sr.) 695 M.”
“niet geplaatst Prinzess Bertha”
Verslag
___________________________________________________________

28-08-1931 28 Augustus-viering
“Prinzess Bertha, eig, dr. F. Everts, ber. B. Bolwijn Sr”
Verslag
___________________________________________________________

21-09-1931 Kortebaan draverij Medemblik
Geen prijs gewonnen
Verslag
___________________________________________________________
 

Afstamming W. Petrosia, * 1929:
moeder: Prinzess Bertha x Chautauqua Man
grootmoeder: Bertha Prince x Magowan ?
overgrootmoeder: Petrosia, * 1907 x ? en als 4-jarige geïmporteerd door Bruno Cassirer uit de Verenigde Staten van Amerika (Petrosio bracht ook voort Pech en Peter I, derbywinnaars in Duitsland)
betovergrootmoeder:  ? x Peter the Great

Bruno Cassirer (*12-12-1872 Breslau, † 29-10-1941 Oxford) begon met zijn neef Paul Casirer in 1898 een kunstgalerij, boekhandel en uitgeverij aan de Viktoriastraße 35, nabij de Kemperplatz, in Berlin. In 1901 nam Bruno de uitgeverij over en vestigde deze aan Derfflingerstraße 5.  In 1902 gaf hij het invloedrijke en prestigieuze maandelijkse blad “Kunst und Künstler” uit.  Dit blad werd in 1933 gesloten door het Nazi regiem. In 1935 werden ten gevolge van de “Neurenberger Wetten” ook de Joodse uitgevers verwijderd uit de “Reichsschrifttumskammer”.
Enkele weken na de “Kristallnacht” ( in de nacht van 9 op 10 november 1938)  week Bruno uit naar London, alwaar bij een uitgeverij begon onder de naam “Cassirer Ltd.”. Hij overleed in Oxford op 29-10-1941, 68 jaar.

In 1910 richtte Bruno Cassirer de stoeterij “Gestüt Damsbrück” op. 
De tot de stoeterij behorende gronden waren volgens Bruno te vochtig. waardoor een paar paarden gingen lijden aan “Mondblindheit” (= maanblindheid), een infectieziekte aan het oog.
Hij besloot een nieuwe stoeterij te beginnen ehn verkocht omstreeks 1931 “Damsbrück”  aan zijn bedrijfsleider Franz Neubauer. Franz Neubauer overleed in 1943, waarna zijn weduwe de stoeterij tot 1961 bestierde. Omstreeks 1961 werd de stoeterij, gelegen in de DDR “Volkseigentum”. In 1995 werd de stoeterij “teruggegeven” aan de Erven Franz Neuebauer. Thans is eigenaar E. Mosig. De stoeterij is gevestigd aan de Havelländer Weg, 1412 Falkensee, Spandau, Berlijn.

De nieuwe stoeterij werd “Gestüt Lindenhof“, aan de Lindenhof 1, D-17265 Templin, Berlijn.
Na de machtsovername door de Nazis verkocht Bruno in 1933 de stoeterij aan zijn vriend, de paardentrainer Charlie Mills. Waarschijnlijk sloot het met Charlie een “Gentlemen’s Agreement”. Charlie kreeg de dagelijkse leiding en Bruno d leiding over de fokkerij.
Charlie won in 1934 met het Bruno’s paard Walter Dear de Prix d’Amérique in Vincennes.
Na de oorlog werd de stoeterij “eigendom” van de DDR. Na de val van de muur kwam de stoeterij onder het beheer van de “Treuhand” en kwam in handen van Georg Mill, de zoon van Charlie Mills. Hij verkocht de stoeterij aan dr Ingrid Wagner, die met haar zoon Jan-Peter Wagner de stomerij onder de naam van “Pension Gestüt Lindenhof” bestiert.

Bruno Cassirer zette zich ook in voor de drafsport in Duitsland. Met zijn privévermogens behoedde hij de “Trabrennvereins Mariendorf” in Berlijn van een faillissement. Hij werd hiervan voorzitter. Ook was hij bestuurslid van de “Traberbesitzerverein” en “Züchterverein“, alsmede voorzitter van de “Obersten Behörde kür Traberzucht (OBT)”.
In 1964 werd door de “Trabrennverein Marinedorf” ter nagedachtenis van de oud-voorzitter, Bruno Cassirer, de jaarlijks te verrijden “Bruno-Cassirer-Rennen” ingesteld.


Portret van Bruno Cassirer geschilderd door Max Liebermann

___________________________________________________________

Prinses Bertha werd in 1930 voor f 420 verkocht Evers te Usquert, die met haar ging coursen. In 1936 kwam zij in handen van de A.F.M. Knijnenburg, die met zijn broers Willem en Toon in de crisisjaren dertig van de 20e eeuw met de draverfokkerij begon. Hun stoeterij lag in de duinen van Ockenburg bij Den Haag. Daar werd nog geboren de schimmelmerrie: “De Prinses Juliana”, die de stammoeder van hun fokkerij werd. Opvallend is te noemen dat een nazaat van “De Prinses Juliana” genoemd werd “Charlie Mills“.

___________________________________________________________

Terug naar Klaas Torringa en zijn dravers