___________________________________________________________ |
28-08-1908 Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, vrijdag
Verzekering-Coöperatie.
Bijna nergens heeft het idee van coöperatie meer ingang en tevens met meer succes in de praktijk toepassing gevonden als juist onder de landbouwers.
Geen wonder dus, dat zij bij de verzekering van hun paarden en vee van een zelfde denkbeeld zijn uitgegaan. ‘t Gevolg hiervan is geweest de oprichting van tal van zoogenaamde plaatselijke onderlinge fondsen.
De voordeelen van een dergelijke wijze van verzekering springen dan ook direct in ‘t oog:
1°. is ze weinig kostbaar, daar jaarlijks niet meer aan omslag wordt betaald, als werkelijk aan schade is geleden, terwijl de kosten aan administratie, taxatie enz. zeer gering zijn.
2°. geeft ze gelegenheid tot een gemakkelijke en toch scherpe controle over de verzekerde dieren en hunne behandeling, immers de leden van een fonds kennen elkaar van nabij en oefenen wederkeerig toezicht uit.
Waar nu echter – zooals gezegd premie wordt betaald naar rato van de geleden schade, waarvan de hoegrootheid telkenjare verschilt, ja dikwerf groote afwijkingen vertoont, daar zal in dezelfde mate de hoegrootheid van den jaarlijks te betalen omslag varieeren.
Garantie, zekerheid – het grondidee toch van de verzekering – dat de verzekerden op een gegeven oogenblik niet voor een belangrijke uitgave aan omslag te staan komen, bestaat hier dus niet.
Vooral voor den minder kapitaalkrachtigen landbouwer levert deze wisselvalligheid in den jaarlijks te betalen omslag, dit gemis aan zekerheid, een groot bezwaar op, maakt hem afkeerig van ‘t assureeren zijner veestapel en – zooals de praktijk leert – geeft in ‘t algemeen herhaaldelijk aanleiding tot ontevredenheiden dientengevolge uittreding, zoodat ten slotte menig fonds bij gebrek aan voldoende deelname te gronde gaat.
Dit nadeel van groote schommelingen in den omslag wordt nog des te meer gevoeld, naarmate de onderlinge fondsen op beperkter terrein, met een geringer aantal deelnemers werken. Zoo vindt men hier te lande, volgens de verslagen en mededeelingen van de Directie van den landbouw over 1907, niet minder dan 377 paarden-, 748 vee, 56 varkens-, 55 schapen- en geitenfondsen of totaal 1236, terwijl de omslag per f 100 geschatte waarde bij de paardenverzekeringen wisselde tusschen f 0.85 en f 2.83, bij de veeverzekering tusschen f 1.08 en f 4.
Waar nu bovendien de laatste jaren zooveel wordt gedaan tot verbetering van paard en rund, waardoor de waarde der dieren belangrijk stijgt en dientengevolge aan de fondsen wegens de grootere te dragen risico’s steeds zwaardere eischen worden gesteld, daar mag terecht worden gevraagd of al deze onderlinge organisaties ook onder mindere gunstige omstandigheden, wel voldoende in staat zullen zijn aan haar doel te blijven beantwoorden en genoeg levenskracht bezitten voor een verder voortbestaan.
Aan de hand van de praktijk is het antwoord niet twijfelachtig. De groote kwestie is nu echter, hoe zooveel mogelijk de nadeelen van bovenbedoelde wijze van verzekering te elimineeren, de bezwaren der onberekenbare premieschommelingen te ondervangen, zonder ook maar eenigszins de voordeelen daaraan verbonden te verminderen.
O. i. vindt dit vraagstuk zijn oplossing in centralisatie en onderlinge reassurantie van de verschillende plaatselijke fondsen, met behoud evenwel voor ieders zelfstandigheid en onaantastbaar beheer, op de wijze zooals dit in Duitschland reeds met succes in praktijk is gebracht. De onderlinge organisaties elkaar op die wijze steunende, worden dientengevolge op soliederen grondslag gevestigd en verkrijgen een grooter weerstandsvermogen, waarvan zij het gemis maar al te vaak hebben gevoeld.
Opmerkelijk is het nu – en wij hebben er ons reeds meermalen over verwonderd – dat een praktische toepassing van bovenvermeld denkbeeld hier te lande tot dusver is uitgebleven. Thans kan worden melding gemaakt van de oprichting der “Centrale Verzekering-Maatschappij voor paarden en vee” gevestigd te Zwolle, die zich ten doel stelt een dergelijke regeling tot stand te brengen en aldus tracht te voorzien in een reeds lang gevoelde behoefte.
O. m. hebben de volgende heeren: W. Arends te Kuinerwold, G. Dallinga te Bellingwolde, Jules van Hasselt te Kampen, H. W. Kuhn te Naarden, J. G. van Nes van Meerkerk te Zwolle, G. Nobel te Lutjewinkel, Mr. A. E. Baron van Voorst tot Voorst te Zwolle, Mr. B. H. Baron de Vos van Steenwijk te Arnhem en H. J. Zijlma te Zuurdijk zitting genomen in den raad van Commissarissen.
___________________________________________________________ |
Terug naar Paardenverzekering Leens