___________________________________________________________ |
26-10-1935 De Noord-Ooster
UIT DE JUSTITIEBEGROOTING
MEN DRINGT AAN OP OPTREDEN TEGEN PARTICULIERE MACHTSVORMING
DE HOUDING TEN OPZICHTE DER N. S. B.
Uniform- en colportage-verbod.
Verschenen is het voorloopig verslag- betreffende hoofdstuk IV der Rijksbegrooting voor 1936 (Justitie).
Nu de herziening van het verkeersrecht haar beslag heeft gekregen, achten verscheidene leden den tijd gekomen voor wettelijke regeling van den verzekeringsplicht tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid. Zij zouden gaarne vernemen, of spoedig dienaangaande een ontwerp kan worden verwacht.
Opnieuw werd aangedrongen op verbetering der regeling van de rechtsbetrekking tusschen de ongehuwde moeder en haar natuurlijk kind. De positie van den “magnetiseur.” Sommige-leden vestigden er de aandacht op, dat niet zelden patiënten, die tevens door een arts waren behandeld, baat vinden bij een magnetiseur. De geldende rechtspraak acht zulk een behandeling strafbaar. Deze leden drongen aan op een wetswijziging in dien zin, dat personen die werkelijk over een genezende kracht beschikken, voortaan straffeloos hun medemenschen kunnen helpen.
De nieuwe Duitsche huwelijkswetgeving. Gevraagd werd, of er aanleiding is, het tractaat met Duitschland betreffende de huwelijkswetgeving op te zeggen. Of meent de minister de onlangs ontstane moeilijkheden door wijziging van de Nederlandsche wet te kunnen oplossen?
’s Ministers houding tegenover de N. S. B.
Eenige leden laakten de zwakke houding van den minister tegenover de actie van de N. S. B. Zij meenden, dat hij toch op de hoogte moet zijn van de machtsvorming in de beweging, bestaande in het vormen van korpsen, genaamd W. A. en reserve-W. A.
Door te zeggen, dat deze organisaties niet als machtsvorming zijn aan te merken, sluit men de oogen voor de werkelijkheid.
Deze organisaties beschikken zelfs over een ruiterafdeeling.
Het duidt er op, dat men naar de macht wil grijpen, als de tijd daarvoor rijp wordt geacht. Verschillende leden vroegen de aandacht van de regeering voor het verschijnsel van den Nationalen Jeugdstorm.
De meening is verkondigd, dat deze organisatie geen uiting zou zijn van een staatkundig streven. Toch is het bekend, dat de secretaris, van de N. S. B. leider is van die organisatie.
Het uniformverbod.
Eenige leden meenden, dat het uniformverbod niet overal uniform wordt toegepast.
De toepassing van de wettelijke bepaling, waardoor het zich sieren met een roode tulp strafbaar wordt geacht, achtten zij onjuist.
Anderzijds wordt toegelaten, dat in quasi-besloten bijeenkomsten van de N. S. B. het officieele costuum dier partij wordt gedragen. Naar de meening van deze leden richt het bedoelde verbod zich meer tegen de moderne en revolutionnaire arbeidersbeweging dan tegen de nationaal-socialistische en fascistische stroomingen.
Vele andere leden waren van oordeel, dat er geen sprake is van een partijdig optreden door justitie en politie.
Colporteeren van politieke geschriften.
Men vestigde de aandacht op de gevaren verbonden aan het openlijk colporteeren van partijgeschriften.
Verscheidene leden achtten den tijd gekomen, een algemeen colportageverbod voor partijgeschriften af te kondigen.
Zij achtten het niet consequent, het dragen van uniformen en van uitdagende insignes te verbieden en toe te laten, dat een steeds grooter wordend aantal propagandisten door het openlijk aanprijzen van weekbladen en andere geschriften de gevoeligheden noodeloos prikkelen en de openbare orde en rust in gevaar brengen.
Eenige leden wezen in dit verband op de wijze, waarop met name in de communistische en nationaal-socialistische pers en niet zelden in sociaal-democratische bladen het gezag, de gezagdragers en de staatsrechtelijke instellingen, waarin de volksvrijheden en de rechtsorde zijn verankerd, stelselmatig straffeloos worden gehoond, belasterd en verguisd.
Dit kan niet langer worden geduld.
De regeering grijpe in, doortastend en zonder verder uitstel.
Sommige leden meenden, dat mede naar aanleiding van het onlangs door net gerechtshof te Amsterdam gevelde arrest inzake den moord op een 8-jarig meisje, waaraan een zedendelict was voorafgegaan, het vraagstuk van de vrijwillige castratie dringender dan ooit oplossing behoeft.
Opnieuw drongen sommige leden aan op wederinvoering van de doodstraf.
Het weren van buitenlandsche sprekers. Verscheidene leden betreurden het, dat pacifistische sprekers uit het buitenland hier worden geweerd, zelfs in gevallen, waarin de vergaderingen voor welke zij zouden spreken, geen ander doel hadden dan bevordering, van de internationale gedachte.
Verschillende andere leden achtten het in deze abnormale, rumoerige en gevaarlijke tijden het beste om sprekers uit het buitenland geheel te weren, zoodra het onderwerpen betreft, die ook maar eenigszins in staat zijnde politieke en godsdienstige tegenstellingen toe te spitsen.
Eenige leden wezen op de partijdige houding van de politie ten gunste van fascistische groepen, zooals die zich o.a. uitte bij een arrestatie te Arnhem en in het geval-Duindorp.
Voorts vestigden zij de aandacht op mededeelingen in de Arbeiderspers omtrent de nauwe relaties tusschen de Amsterdamsche politie-autoriteiten en de fascistische beweging.
Zij Verzochten den minister, hierover inlichtingen te willen verstrekken.
___________________________________________________________ |
Terug naar Winnetou