29-08-1939 Proviciale Drentsche en Asser Courant (Voor)mobilisatie

___________________________________________________________

29-08-1939 Proviciale Drentsche en Asser Courant
ASSEN GEEN AUDIëNTIE.
De Commissaris der Koningin in deze provincie verleent morgen geen audiëntie. 

De eerste Mobilisatiedag.
Morgen de beperkte dienstregeling der treinen.
Het was nog zeer vroeg in den ochtend, toen duizenden jonge mannen in ons Gewest zich gereed maakten om gehoor te geven aan de roepstem van het Vaderland.
Nauwelijks vielen de eerste zwakke stralen van de zomerzon over de aarde of het werd druk op wegen en straten.
Vanzelfsprekend concentreerde de vertrekdrukte zich in ons Gewest heden in Drenthe’s hoofdstad, waar alles voor de ontvangst der opgeroepen manschappen was in gereedheid gebracht. De scholen en andere lokaliteiten zijn voor huisvesting van militairen ingericht, terwijl velen bij particulieren zijn ingekwartierd.
Vooral rond ’t station heerschte ’n groote drukte, maar overal viel rust en kalmte op bij degenen die met de regeling der militaire aangelegenheden belast zijn.
De gezichten van de mannen stonden strak doordrongen van den grooten ernst van dezen belangrijken dag in de Nederlandsche geschiedenis, doch zij waren welgemoed.
Het is thans geheel anders dan in 1914.
Toen werd er op het oogenblik van onze mobilisatie reeds gevochten in Europa, thans bestaat er nog hoop op een vreedzame oplossing.
Tijdens de voor-mobilisatie werden eenige tienduizenden militairen door de spoorwegen naar de plaats van hun bestemming gebracht. Vandaag is dit aantal vier maal zoo groot.
In verband hiermede zijn tachtig extra militaire treinen in de dienstregeling opgenomen, w.o. ook tal van treinen voor het vervoer van duizenden paarden, die voor den militairen dienst zijn opgevorderd. – dezen eersten mobilisatiedag werden tot naar schatting hedenmiddag 15 uur alleen militairen – en reizigers met bestemming voor het buitenland – op de perrons, in de wachtkamers en tot de treinen toegelaten.
Na 15 uur zou de gelegenheid daartoe ook weder worden opengesteld voor de andere reizigers.
Militairen blijven evenwel de voorrang behouden.
Morgen wordt de normale dienstregeling stopgezet en komt daarvoor in de plaats de beperkte dienstregeling, welke op de stations wordt aangekondigd en tegen betaling verkrijgbaar wordt gesteld.
In hoofdzaak komt deze beperkte dienstregeling hierop neer, dat op de verschillende baanvakken een viertal treinen in beide richtingen zal loopen. De electrische tractie zal dan volledig worden stilgelegd.
De tractie zal uitsluitend geschieden door middel van stoomtreinen. Zal dus het reizigersvervoer in de komende dagen in beperkte mate voortgang kunnen vinden, voor wat betreft het goederenvervoer staat momenteel nog niets vast. Nadere mededeelingen hieromtrent zullen later volgen.
Tot nader bericht zullen geen extra treinen ten dienste van het publiek loopen. Dit geldt ook voor de goedkoope en andere extra treinen, die reeds door advertenties aangeplakt en door strooibiljetten aangekondigd waren.
Zooals gezegd was de drukte aan het station het grootst. Daarvoor stonden militairen met borden opgesteld, vermeldend de diverse legeronderdeelen, waarbij de aankomende manschappen zich moesten melden. Het perron lag vol soldaten en teekens werden de daar wachtenden door personentrein naar de plaats hunner bestemming vervoerd. Druk was het ook op de Collardslaan, langs de Vaart en op de Markt, waar alle paarden waren aangevoerd, die thans in dienst van het Vaderland zullen worden gesteld In het geheel waren het er uit de gemeenten Assen, Vries en Norg, ong. 1300 stuks.
Ook de auto’s werden gerequireerd. Op de verzamelplaats voor het Parkhotel werden zij van een nummer voorzien om daarna naar het vorderingsdistrict Wolvega te gaan en daar ter beschikking van de militaire autoriteiten te worden gesteld.
Het publiek toonde voor een en ander, vooral voor de keuring der paarden, groote belangstelling.
Het verkeer op straat was overigens als normaal. Wij hebben kunnen constateeren, dat de organisatie tot in de puntjes klopte. De treinen reden volgens de gewone dienstregeling en kwamen vrijwel steeds op tijd binnen.
Op het vastgestelde tijdstip – zooals hiervoor gezegd ’s middags om drie uur – werden de burgerreizigers weer op de perrons toegelaten. Men deelde ons echter mede, dat men niet kon instaan, dat alle treinen op tijd zouden loopen, zoodat de mogelijkheid bleef bestaan, dat reizigers hier of daar aansluitingen zouden missen,
Hieruit blijkt evenwel, dat het vervoer van de militairen geen bijzondere moeilijkheden heeft opgeleverd. Wij mogen aannemen, dat allen dezen dag de plaats hunner bestemming hebben bereikt. 

GEEN FEESTELIJKHEDEN OP 31 AUGUSTUS.
Naar wij vernemen is in de gisteravond gehouden bestuursvergadering der Oranjevereeniging alhier besloten, in verband met den dreigenden internationalen toestand, de op 31 Augustus te houden Oranjefeesten voor onbepaalden tijd uit te stellen. 

Geen officieele viering koninginnedag.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft zich telegrafisch tot de Commissarissen der Koningin en de Burgemeesters van alle gemeenten gewend met verzoek de voorgenomen feestelijke herdenking van den verjaardag van H. M. de Koningin op 31 Augustus a.s, zooveel mogelijk achterwege te laten.
Tegen bijeenkomsten in gebouwen, die het karakter van wijdingssamenkomaten dragen bestaat geen bezwaar. Voor zooveel de rijksdiensten betreft wordt 31 Augustus als gewone werkdag beschouwd. 

LUCHTBESCHERMING. Wat iedereen weten moet.
Hieronder laten wij op verzoek der Nederlandsche Vereeniging voor luchtbescherming een lijstje volgen van materialen, welke in elk gezin noodig zgn voor de zelfbescherming. Men schrikke niet van de opsomming, want alle materialen, die vet gedrukt zijn, zijn reeds aanwezig in de huishouding. Het gaat er om, dat men weet, dat die voorwerpen voor de zelfbescherming noodig zijn.
Daarvoor heeft men noodig :
1e. voor eerste-hulp-verleening bij verwonding: een doos waarin zich bevinden moet : twee snelverbanden, een pakje von Brunsche watten van 25 gram; twee hydrophylle-zwachtels (8 en 6 c.m. breed); hydrophyle-zwachtels (8 en 6 c.m. breed); eenige veiligheidsspelden; een meter pleister van 1 c.m. breed; een jampotje, gevuld met 75 gram anti-mosterdgaspoeder en als men dat niet heeft, gevuld met bleekpoeder (goed dichtsluiten); een doosje hansaplast (25 x 6 c.m.); een fleschje Hofmannsdruppels; een buisje jodiumtinctuur (er om denken, dat men dit van tijd tot tijd moet ververschen);
Voor brandblussschen.
Per verdieping twee emmers water; op zolder een teil met droog zand (om brandbom in te leggen); op zolder een schop met langen steel (om brandbom op te scheppen) ; op zolder een hark (om het opscheppen gemakkelijk te maken); op zolder een bak, waarin men drie emmers droog zand uitgestort heeft (als voorraad); een emmerspuit, of indien men deze niet heeft, een rubberslang op de waterleiding met z.g.n. “diefje” voor aankoppeling op de kraan.
Voor dengene, die een begin van brand moeten blusschen : een overall (geen wapperende kleeren); een paar handschoenen, (geen vonken op bloote handen) een donkere bril (brandbom geeft helder wit licht), een metalen hoofddeksel (helm, pan, vergiet, ter voorkoming van haarschroeien en hoofdkwetsuren).
Voor hulpverleening na eventueele instorting : een schop; een bijl, houweel of koevoet; een ladder; een stevig touw van tenminste zes meter lengte en een bel of ander geluidgevend voorwerp om de aandacht van reddingsploegen (buiten) te trekken. 

OPWEKKING ZICH TOT DE ARBEIDSBEURZEN TE WENDEN.
De regeeringspersdienst deelt ons mede, dat de directeur van den rijksdienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling in overleg met de contactcommissie voor de arbeidsmarkt, waaromtrent in de bladen van Zaterdag 1.1. reeds mededeelingen werden opgenomen, aan de directeuren der districtsarbeidsbeurzen heeft opgedragen, om, in verband met de tegenwoordige buitengewone omstandigheden ervoor zorg te dragen, dat alle aanvragen van werkgevers om personeel, waarin de arbeidsbeurzen ter plaatse of uit het district niet kunnen voorzien, eiken dag aan hem doorgezonden worden. Deze aanvragen worden dan in het dagelijksche bericht aan de andere arbeidsbeurzen doorgezonden, opdat zoo spoedig mogelijk de elders in het land beschikbare arbeidskrachten kunnen worden aangeboden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om zeer snel zoo goed mogelijk in de behoeften van het bedrijfsleven te voorzien. Den werkgevers wordt aangeraden zich thans meer dan ooit om personeel tot de organen der arbeidsbemiddeling (arbeidsbeurzen en agentschappen) te wenden. Veel stagnatie in de bedrijven kan hierdoor voorkomen worden of zeer snel worden opgeheven. 

AUTOBUSVERVOER TER AANVULLING VAN HET SPOORWEGVERVOER.
De Regeeringspersdienst maakt bekend, dat, ter aanvulling van het spoorwegvervoer van personen naast den beperkten treindienst voor de Nederlandsche Spoorwegen gebruik gemaakt zal worden van autobussen. Deze zullen van de stationspleinen afrijden en daar aankomen, de reizigers moeten zich voorzien van spoorkaartjes.
De Nederlandsche spoorwegen hebben voor dit vervoer de noodige tijdelijke vergunning van den inspecteur-generaal van het verkeer verkregen,
Houders van autobussen, die aan dit vervoer medewerking willen verleenen, kunnen zich vervoegen bij de inspecteurs van het vervoer van de Nederlandsche Spoorwegen te Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Nijmegen, Groningen en Maastricht.
Nadere mededeelingen over dit vervoer zullen geschieden door de directie der Nederlandsche Spoorwegen. 

ROODE KRUIS
Gaarne verwijzen we naar ’n in dit nummer voorkomende advertentie betreffende opleiding helpsters en helpers bij het Roode Kruis, ten einde in geval van nood over voldoende krachten te kunnen beschikken. Voor inlichtingen omtrent vereischten voor toelatingen en aanmeldingen zie men de advertentie. 

MOBILISATIE
Gisteren heeft de Nederlandsche regeering tot mobilisatie van leger en vloot besloten.
Het mobilisatiebevel omvat vijftien lichtingen – die van 1924 tot en met 1939 , of rond 400.000 man.
Algemeen zal men het betreuren dat de regeering tot dezen maatregel heeft moeten besluiten. Doch nu zij zich daartoe genoodzaakt heeft gezien is het noodig, dat alle nationale krachten samenwerken om de thans opkomende moeilijkheden te boven te komen.
Staat de wereld thans aan den vooravond van een nieuwen oorlog, ernstiger, wellicht zelfs omvangrijker, dan die van 1914?
Tot het laatst is althans ons volk te dezen hoopvol gestemd gebleven.
Al had de vóórmobilisatie pessimisten reeds de thans een feit geworden mobilisatie doen verwachten, optimisten daarentegen durfden aan een dergelijken maatregel, ondanks den ook door hen ingezienen ernst van den toestand, toch nog niet denken.
Zij meenden tegen verrassingen voldoende gewaarborgd te zijn reeds door de uitgevoerde voormobilisatie en de energieke bewaking van onze grenzen.
In welke opvatting zij werden gesterkt door de door de Duitsche regeering, geheel eigener beweging, aan Koningin Wilhelmina gedane mededeeling, dat, zelfs indien het in Europa tot moeilijkheden mocht komen, Duitschland de neutraliteit van ons grondgebied eerbiedigen zou.
In verband met welken, door den Duitschen gezant te Den Haag, Julius Graaf von Zeek Burkersroda, bij de Koningin namens zijn Regeering ondernomen stap, de Nieuwe Rotterdamsche Courant in herinnering brengt, dat een mededeeling van dien aard ook een kwarteeuw geleden aan onze Vorstin gedaan werd,
Weliswaar was het niet precies hetzelfde, als wat thans geschiedde, maar in belangrijke mate bestaat er toch overeenstemming tusschen wat toen en wat nu aan Nederland te kennen is gegeven.

Op 2 Augustus 1914 kreeg de toenmalige Duitsche gezant in Den Haag, de heer F. von Muller, telegrafisch opdracht van den minister van buitenlandsche zaken te Berlijn, von Jagow, om op Maandag 3 Augustus, des voormiddags, de Nederlandsche regeering in kennis te stellen van Duitschland’s op 2 Augustus te Brussel ondernomen stap en voorts, om aan de Nederlandsche regeering te verklaren, dat de keizerlijke regeering er beslist op rekende, dat Nederland een welwillende neutraliteit tegenover Duitschland zou handhaven en aldus de vriendschappelijke betrekkingen tussehen beide landen verder sou versterken.
Met deze vooropstelling zou de neutraliteit – aldus ging het telegram verder – van Duitschen kant in vollen omvang worden geëerbiedigd.
Uit een door den gezant von Müller op den derden Augustus aan von Jagow gezonden telegram bleek, dat hij minister Loudon dien morgen om negen uur confqrm de hem verstrekte opdracht had ingelicht en dat de Nederlandsche minister van buitenlandsche zaken voor de mededeelingen dank had gezegd zonder zich voorloopig ten aanzien van de afgelegde verklaring te uiten.
Uit een later telegram van dien zelfden dag van von Müller aan von Jagow vernam deze, dat minister Loudon des middags aan den Duitschen gezant had laten verklaren, dat Nederland principieel zijn neutraliteit naar elke richting strikt in stand zou houden, en dat de Nederlandsche regeering er onvoorwaardelijk op vertrouwde, dat Duitschland van zijn kant op geen enkele wijze de Nederlandsche neutraliteit zou schenden.
Voorts had, volgens een rapport van den Britschen ambassadeur te Berlijn, sir E. Goschen, aan zijn regeering, de toenmalige Duitsche rijkskanselier von Bethmann Hollweg hem medegedeeld, dat “zoolang Duitschland’s tegenstanders de integriteit en neutraliteit van de Nederlanden eerbiedigen, Duitschland bereid was aan Zijner Majesteits (Engeland’s) regeering een verzekering te geven, dat Duitschland hetzelfde zou doen”.
Typeerend voor de situatie van het onzijdige Nederland tusschen de strijdende mogendheden in 1914-1918 is ook nog een uiteenzetting in “Twenty five years”, herinneringen van den burggraaf Grey, die, zooals men zich zal herinneren, in 1914 Britsch minister van buitenlandsche zaken was.
Hij heeft het daar nl. over de verschillende groepen van neutralen en dan o.m. over hen, die hij karakteriseert als de “werkelijk neutralen”, tot welke categorie hij ook Nederland rekent. Hij vertelt, dat Nederland kan dienen als een illustratie, hoe delicaat sommige van Engeland’s onderhandelingen met Duitschland’s naburen moesten.
Het duurde niet lang – zoo schrijft Grey – of ik moest Nederland de verzekering geven, dat Engeland zijn neutraliteit niet zou schenden, zoolang Duitschland het niet zou doen. Er was nl. de gedachte geopperd, dat het op eenigerlei wijze voor de Britsche oorlogsoperaties, b.v. in verband met de blokkade, van nut zou kunnen zijn de neutraliteit van Nederland te schenden. De noodzaak om zulk een verzekering te geven, toonde, hoe Duitschland’s schending van België’s grondgebied den heelen standaard van internationale moraliteit had doen dalen ; misschien heeft oorlog de strekking om dit so wie so te doen.
Nederland echter, aldus gaat Grey verder, was gerustgesteld ten aanzien van onze bedoeling om zijn neutraliteit te eerbiedigen en gaf aan zijn voldoening te dien opzichte uiting. Aan den anderen kant konden wij het evenwel niet wagen dit land aan te moedigen zijn neutraliteit te handhaven door het een verzekering te geven, dat wij het steun zouden verleenen, als het tegen Duitsche pressie zijn neutraliteit zou handhaven. Door dat te doen zouden we het namelijk in de oogen van Duitschland kunnen compromitteeren.
De Nederlandsche gezant in Londen gaf toen te verstaan, dat zulk een verzekering van Engeland ons land ook niet welkom zou zijn. Doch met het voorbeeld van België voor oogen, aldus besluit Grey z’n opmerkingen in verband met de neutraliteit van Nederland, kunnen de kleine staten, die naburen van Duitschland waren, zich niet op hun gemak hebben gevoeld.
Dat ondanks deze eerbiedigingsverklaringen onze positie moeilijk bleef en onze mobilisatie, waartoe reeds op 31 Juli 1914 het bevel was uitgevaardigd, dan ook gehandhaafd werd, bewijzen onderscheidene moeilijkheden, welke met beide oorlogvoerende partijen gedurende den wereldoorlog zijn gerezen. Zij waren soms van zeer delioaten aard, zoodat “het gevaar van in den oorlog betrokken te worden” – aldus schrijft b.v. dr. N. Japikse in zijn Staatkundige geschiedenis van 1887-1917  “volstrekt niet illusoir was geworden.”

Maar ter zake. Eigener beweging deed de Duitsche regeering Koningin Wilhelmina weten dat Duitschland Nederlands neutraliteit onder geen enkele omstandigheid zou schenden, zooals de Duitsche ambassadeur te Brussel, Von Bülow Schwarte, zulks Koning Leopold en de Duitsche gezant te Bern het den Zwitserschen president Etter had doen weten.
Op geenerlei wijze, zoo werd dezen regeeringen verzekerd, zal Duitschland, mocht het tot een oorlog in Europa komen, nadeel toebrengen aan de integriteit harer landen, maar zal het, integendeel hun grenzen eerbiedigen in zooverre zij zelve tegenover Duitschland een houding van strikte neutraliteit in acht nemen.
Aan een bedreiging van Fransche of Britsche zijde behoefden Nederland, noch België, noch Zwitserland, voorts ook niet te denken. En toch mobiliseerde België, mobiliseerde Nederland, mobiliseert heden ook Zwitserland.
Men moet daarom te Brussel, te ’s Gravenhage, te Bern den algemeenen toestand wèl zeer gevaarlijk achten, om over te gaan tot maatregelen, die zoo radicaal in het geheele leven der betrokken drie volken ingrijpen.
Een volk, dat zijn neutraliteit wenscht te handhaven, heeft te bedenken, dat alleen reeds met betrekking tot dat begrip neutraliteit verschil van meening kan rijzen en dat het in een geweldigen strijd, waarin het om het erop of eronder van groote mogendheden kan gaan, zèlf den duren plicht heeft zijn onzijdigheid en onafhankelijkheid zoo noodig met de wapenen te verdedigen. Het heeft daarom reeds vooraf te toonen, dat het daartoe tot de grens van zijn vermogen alle maatregelen van verweer genomen heeft.
En dat inziende, is de Nederlandsche regeering thans tot het besluit eener algemeene mobilisatie van land- en zeemacht gekomen.
Bidden wij, dat ons mobilisatieapparaat niet in werking behoeft te worden gesteld.

___________________________________________________________

Terug naar mobilisatie