31-03-1931 De ontslagaanvrage van den Burgemeester van Leek

___________________________________________________________

31-03-1931 De Standaard, dinsdag 

De heer R. L. Dijkhuis, burgemeester der gemeente Leek (Gr.) heeft met ingang van 10 April e.k. eervol ontslag als zoodanig gevraagd. De heer Dijkhuis vervult zijn ambt gedurende 18 jaar.

___________________________________________________________

31-03-1931 Nieuwsblad van het Noorden, dinsdag  

De ontslagaanvrage van den Burgemeester van Leek.
De houding der N. V. Ontginningsmaatschappij „De Vereenigde Groninger Gemeenten” was de aanleiding ertoe. 

In een deel der editie van gisteren hebben wij melding gemaakt van het feit, dat de heer R. L. Dijkhuis met ingang van 10 April a.s. aan H. M. de Koningin eervol ontslag gevraagd heeft als Burgemeester der gemeente Leek, welke functie hij gedurende 23 jaar bekleedde. 

Gelijktijdig met dit bericht kwam ons ter oore, dat voor deze ontslagaanvrage een bijzondere aanleiding bestond, welke verband hield met de houding der N.V. Ontginningsmaatschappij „De Vereenigde Groninger Gemeenten”. 

Deze heeft in October van het vorige jaar de gemeenten verzocht haar deelname in het aandeelenkapitaal en haar garantstelling voor de leening der genoemde maatschappij te verhoogen. Voor de gemeente Leek zou het aandeelenkapitaal van f 10.000 op f 12.000 gebracht moeten worden en de garantstelling van f 10.000 op f 24.000. Men zal zich herinneren, dat de Raad van Leek hierop aanvankelijk afwijzend beschikt heeft met het oog op den zorgwekkenden toestand der gemeentelijke financiën. 

Toen echter het Bestuur der Ontginningsmaatschappij daarop weigerde de werklooze arbeiders uit Leek tot de objecten toe te laten, en deze dus uitgesloten werden, is de Raad op zijn aanvankelijk besluit teruggekomen én heeft hij alsnog aan het verzoek voldaan. 

De heer R. L. Dijkhuis was zoo vriendelijk ons vanmorgen, naar aanleiding van deze kwestie, een kort onderhoud toe te staan, waarin hij bevestigde, dat inderdaad de houding der genoemde maatschappij en daarnaast de financiëele toestand der gemeente voor hem de aanleiding zijn geweest, om zijn ontslag aan te vragen. 

foto R. L. Dijkhuis. 

DE VOORGESCHIEDENIS.

— In 1928 had de N.V. geld noodig en Leek heeft, hoewel het ons toen ook al heel slecht paste, voor f 10.000 aandeelen genomen met garantstelling voor een gelijk bedrag. 

— Wij hadden daarbij de belofte (in een circulaire van den voorzitter der N.V.), dat wij bij het voldoen aan dat verzoek verzekerd konden zijn van het recht om, naar ik meen, 100 arbeiders te plaatsen. Zooveel zijn er uit Leek nooit geweest. Het maximum was, als ik mij niet vergis, een kleine 40. 

— Verleden jaar kwam er plotseling bericht, dat de N.V. meer geld noodig had met het bekende verzoek. De toestand der financiën liet naar mijn meening inwilliging daarvan niet toe. Immers Leek heeft een geconsolideerde schuld van f 541.000 en bovendien een vlottende schuld van ruim f 40.000, die nog geconsolideerd moet worden. 

— De Raad is toen met mijn standpunt accoord gegaan en heeft met op 1 na algemeene stemmen gezegd: „dat doen we niet”. 

— Maar wat gebeurde, er toen? Er kwam bericht binnen van het Bestuur der Ontginningsmaatschappij, dat het met algemeene stemmen besloten had geen arbeiders uit Leek toe te laten, zoolang de Raad het verzoek — de Rijksinspecteur der Werkverschaffing heeft in een zitting met den Gemeenteraad uitdrukkelijk toegegeven, dat het hier om niets anders dan een verzoek ging — niet had ingewilligd. 

— De Raad is voor dezen dwang opzij gegaan. Ik adviseerde om niet toe te geven, maar het belang der arbeiders, van wie men bang was, dat zij gedupeerd zouden worden, heeft den doorslag gegeven. Eén Raadslid stelde zich op hetzelfde standpunt als ik en heeft tegen gestemd. 

VERZET TEGEN HET RAADSBESLUIT.

— Nadat dit besluit gevallen was, heb ik het ter vernietiging aan de Kroon voorgedragen op grond van art. 70 der Gemeentewet, dat dit den Burgemeester voorschrijft, indien een besluit naar zijn meening strijdig is met de wet of het algemeen belang. 

Van den Minister ontving ik daarop namens Hare Majesteit bericht, dat er geen termen voor inwilliging waren, omdat dit besluit onderworpen was aan de goedkeuring van Ged. Staten. Dit is de algemeene regel in dergelijke gevallen, maar ik vind. dat art. 70 imperatief is. 

— Ik heb vervolgens het Raadsbesluit ‘ter goedkeuring aan Ged. Staten opgezonden met het advies die goedkeuring te onthouden, waaraan evenwel geen gevolg werd gegeven, daar — zooals mij bericht werd — Gedeputeerden daartoe geen termen hadden gevonden. Toen bleef mij alleen nog over gebruik te maken, van art. 166 der Provinciale Wet, dat inhoudt, dat de besluiten der Staten en Gedeputeerde Staten, die met de wetten of het algemeen belang strijdig zijn, door de Kroon worden geschorst of vernietigd. 

— Ik had niet veel hoop, dat ik hiermee succes zou hebben, maar meende, dat ik verplicht was in dezen tot het uiterste te gaan. Ik heb dan ook direct meegedeeld, dat bij afwijzing van mijn bezwaren, ik de verantwoordelijkheid van. het Burgemeesterschap van Leek niet langer zou kunnen aanvaarden. 

— Toen mijn laatste pogen faalde, heb ik mijn ontslagaanvrage ingediend.

DE PRDICIPIËELE BEZWAREN.
De heer Dijkhuis formuleerde zijn principiëele bezwaren als volgt: 

— Ik meen niet langer de verantwoordelijkheid van de leiding van het bestuur der gemeente op mij te kunnen nemen, wanneer een dergelijke dwang op de handelingen van het gemeentebestuur kan worden uitgeoefend, door personen of colleges, die daartoe niet volgens de wet bevoegd zijn. 

— De N.V. Ontginningsmaatschappij werkt met Rijks- en Gemeentegelden en ik blijf erbij, dat haar Bestuur niet dwang had mogen uitoefenen, zooals zij deed. Het was een dubbele dwang, omdat werklooze arbeiders, die niet eerst drie weken in Jipsinghuizen zijn geweest, niet bij werken in de gemeente, welke met subsidie worden uitgevoerd, geplaatst kunnen worden. 

— En dan heb ik u reeds gewezen op den moeilijken financiëelen toestand van Leek, welke thans al zeer zorgelijk is en door handelingen, als eerder genoemd, geheel ontredderd kan worden.

— Ik wil ter aanvulling nog even opmerken, dat tengevolge van de wet-De Geer, die wel zeer gunstig is voor de belastingbetalers maar de gemeente geen vrijheid laat, het zeer waarschijnlijk is, dat het volgend Jaar het tekort op. de begrooting een f 30.000 zal zijn. 

— Ook in dit opzicht kon ik de verantwoordelijkheid niet op mij nemen. De mogelijkheid is immers niet uitgesloten, al verwacht ik dat nu niet direct, dat de garantstelling eens gevolgen zou hebben. En dan zou het kunnen zijn, dat dit voor Leek f 24.000 beteekende. Ik herhaal, dat daar nu wel niet direct sprake van is, maar men moet niet uit het oog verliezen de lage landprijzen en de dure exploitatie van bedrijven. De Burgemeester heeft ons nog verzekerd; dat zijn ontslagaanvrage onherroepelijk is, daar hij deze reeds verleden week inzond.

___________________________________________________________

Naar Burgemeester Renne Lammert Dijkhuis