___________________________________________________________ |
29-05-1931 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
Afscheid en Installatie Burgemeester G. van Barneveld
HET AFSCHEID TE HOOGKERK.
(Van onzen correspondent.)
In de gistermiddag gehouden raadsvergadering van Hoogkerk, heeft de heer G. van Barneveld afscheid genomen als burgemeester dier gemeente, wegens zijn benoeming in gelijke functie te Leek.
Na het afhandelen van de gewone raadsagenda werden de heer en mevrouw Van Barneveld binnengeleid. De voorzitter, de heer Wasscher gaf den scheidenden BURGEMEESTER het woord, die als volgt sprak:
Mijnheer de Wethouder! Geachte leden van den Raad! Spoediger dan ik verwachtte is voor mij het oogenblik gekomen, om in uw midden afscheid te nemen. Zóó snel zijn zelfs de gebeurtenissen elkaar opgevolgd, dat ik niet meer in staat was deze vergadering als van ouds te presideeren. Daarom ben ik u dan ook zeer erkentelijk, dat gij mij in de gelegenheid hebt willen stellen in deze zaal — waar wij zoo vaak van gedachten wisselden, elkander soms bestreden, maar toch altijd naar onze Inzichten het belang der gemeente trachtten te behartigen — een laatste woord tot u allen te spreken. En wanneer ik dan hier voor het laatst in uw midden sta bestormen mij verschillende gewaarwordingen. Eenerzijds is daar inderdaad blijdschap in mij, dat ik aan het hoofd ben geplaatst van een zoo aangenaam gelegen en uitgestrekte gemeente als Leek, waar mijn vrouw en ik veel hopen te vinden wat Hoogkerk nu eenmaal moet ontberen. Ik meen dan ook deze benoeming als een goede promotie voor mij te mogen beschouwen en mijn oprechten en diepgevoelden dank gaat uit naar H. M. de Koningin, en naar de autoriteiten, die mijn overplaatsing bewerkten.
Doch anderzijds knaagt mij de beklemming, die thans over mij komt nu ik een dorp moet verlaten, dat 14 jaren mijn woonplaats was en dat ik in tijden van vreugde en onder moeilijke omstandigheden lief heb gekregen. Ook hier zijn banden gelegd, en het valt moeilijk die te verbreken. Vooral de hartelijke bewijzen van vriendschap, in deze laatste dagen ondervonden, hebben mijn vrouw en mij weer getoond, dat wij hier iets moeten achterlaten. Want ook mijn beste vrouw, ofschoon nog slechts ruim een jaar in uw midden wonend, leerde zich te Hoogkerk thuis gevoelen en ook haar grijpt dit afscheid aan.
Ik kwam hier toen de oorlog woedde; talrijke beslommeringen — niet in de laatste plaats die, welke verbonden waren aan de diverse distributiën — vulden de dagtaak; in mijne naaste omgeving, in den hoogsten kring der ambtenaren met wie ik dagelijks moest arbeiden, deden zich dingen voor, die de ganscjhe gemeente in beroering brachten. Dit alles maakte het voor den nieuwen burgemeester, vreemd in deze omgeving, niet gemakkelijk een bewind te voeren, zooals dit van hem werd verwacht. Maar die eerste tijd reeds staalde mij in een streven om te trachten onder alle omstandigheden de teugels goed in handen te houden. Dat ik hierin slaagde dank ik voor een groot deel aan de trouwe medewerking reeds toen allerwege ondervonden. Nooit zal ik dat vergeten en het stemt mij zoo heel dankbaar, dat ik dien bijstand ook later nimmer ontbeerde.
Wat zou ik verder niet kunnen memoreeren een lange lijst van besluiten en beslissingen, in deze verloopen 14 jaar tot stand gekomen tusschen den Raad en mijn medeleden in het dagelijksch bestuur eenerzijds en mij anderzijds. Ik denk aan het terrein der volkshuisvesting, het onderwijs, de wegenverbetering en veel meer. Ik denk ook aan de samenwerking met onze flinke industrieelen, en met al de andere invloedrijke ingezetenen. Maar ik zou, vrees ik, steeds onvolledig blijven, als ik doorging met deze opsomming, en laat ik het dus hierbij.
Waar ik thans wel de behoefte toe gevoel is, mijn heel hartelijken dank te uiten voor die steun, die trouwe medewerking, welke ik immer weer mocht ondervinden van de zijde der opvolgende wethouders en nagenoeg alle leden van den gemeenteraad, met wie ik in deze reeks van jaren mocht samenwerken; mijn innigen dank ook voor den bijstand van de zijde der secretarissen — vooral van U, geachte heer Reddingius — van den kant der gemeente-ontvangers en ambtenaren ter secretarie, leden van het onderwijzend personeel, politie-ambtenaren, gemeenteopzichters en van al die anderen, die aan den gemeentedienst op een of andere wijze verbonden waren. Maar niet minder mijn diepgevoelden dank jegens alle loyale inwoners van Hoogkerk, die mij door hunne houding onder iedere omstandigheid wisten te steunen. Ik ben mij bewust ook gefaald te hebben; maakt ieder feilbaar mensch zich daaraan niet schuldig? En waar ik soms in den loop der jaren noodeloos bitter mocht zijn geweest of zelfs mocht hebben gekrenkt, dan wil ik U thans verklaren, dat mij zulks spijt en gaarne reik ik op dit moment aan hen die daarvan wel eens het slachtoffer waren, de hand ter verzoening.
Hoogkerk zal moeten strijden voor het behoud van zijn plaats. Als uwe communicatie-middelen te land en te water op de hoogte van den tijd blijven; als uwe industrie voorspoed moge beleven en zich gaat uitbreiden; als de landbouw deze crisis te boven komt; dan zal die strijd met succes worden gevoerd. Als trouwe burgers van Hoogkerk moogt gij allen nimmer ophouden naar de mate der u gegeven krachten uw steentje daartoe bij te dragen.
Mejuffrouw en heeren raadsleden en ook alle anderen, met wie ik langer of korter samenwerkte en voorts gij goede inwoners Van Hoogkerk! Straks gaan mijn vrouw en ik van u vertrekken. Van ganscher harte reiken wij in gedachten u allen, ook die hier niet aanwezig konden zijn, de hand tot afscheid. Wij wenschen u in elk opzicht het beste. Steeds zullen wij beiden blijven meeleven met den bloei van Hoogkerk. Ons bevelen wij daarbij gaarne in uwe blijvende sympathieke herinnering aan.
Hierna volgden toespraken van de heeren WASSCHER, namens de SDAP, WILDEBOER namens de A.R.-fractie, JAGER, namens het vrijzinnig deel der inwoners en HOITING.
Alle sprekers, behalve de laatste, zegden dank, voor hetgeen de heer van Barneveld in zijn 14-jarige ambtsperiode voor Hoogkerk heeft gedaan; de heer Hoiting eindigde zijn toespraak met den wensch uit te spreken dat de Leekster arbeiders hun nieuwen burgemeester met rente zullen vergoeden, wat deze in Hoogkerk den werkloozen en ook zijn persoon heeft aangedaan.
Nadat de heer Reddingius, gemeente-secretaris in enkele welgekozen woorden de gevoelens van het ambtenarenpersoneel had vertolkt, dankte de heer van Barneveld voor de vriendelijke woorden, tot hem gesproken, die hij de beste belooning voor zijn werk noemde. De vergadering werd vervolgens gesloten.
DE INSTALLATIE TE LEEK.
Ter hedenmiddag gehouden openbare raadsvergadering had de installatie van den benoemden burgemeester der gemeente Leek den heer G. van Barneveld plaats.
Nadat de vergadering door den heer M. A. D. BAKKER, loco-burgemeester, was geopend, verzocht hij den gemeente-secretaris den heer Van Barneveld de raadszaal te willen binnenleiden. Nadat aan het verzoek was voldaan stelde de heer M. A. D. BAKKER den nieuw benoemden burgemeester en zijn vrouw aan de leden van den Raad voor en sprak vervolgens als volgt:
Mijnheer VAN BARNEVELD.
Namens den Raad van Leek heet ik U en mevrouw hier hartelijk welkom en wensch U geluk met uw benoeming tot burgemeester dezer gemeente en met uw promotie.
Een mooie, doch moeilijke taak wacht u. Mooi, omdat u aan het hoofd van een gemeente komt te staan met een prettige, hard werkende, oppassende bevolking, die in haar meerderheid in verzet komt tegen alle sleur en achterlijkheid, die weet, dat rouw kiemt uit rusten en stilstaan is sneven, die dan ook iedere hindernis, welke zoowel haar stoffelijke als geestelijke ontwikkeling tegenhoudt, uit den weg tracht te ruimen, die geen misstanden tolereert, die, in het kort gezegd, met haar tijd meegaat, een bevolking, van welke een groote stuwkracht ten goede uitgaat. Mooi, omdat er ondanks het vele, dat er in de laatste jaren tot stand gekomen is, nog zoovele in voorbereiding zijnde plannen op uitvoering wachten, nog vele maatregelen getroffen kunnen worden om het welvaartspeil der bevolking te verhoogen. Moeilijk omdat de schuldenlast der gemeente hoog, haar financieele draagkracht gering is, haar middelen te beperkt zijn om aan de eischen die de geweldig snelle evolutie van dezen tijd stelt, te kunnen voldoen Ik hoop, dat het ambt, dat op het punt staat te worden aanvaard, U volle tevredenheid zal schenken, dat uw werkkring hier een aangename en prettige zal worden en dat de traditioneele goede samenwerking tusschen den Raad van Leek en zijn voorzitter bestendigd zal blijven, dat de gemeente Leek in u een burgemeester krijgt, tot wien iedere ingezetene, van welken rang of stand ook en van welke politieke richting hij moge zijn, zich vol vertrouwen zal wenden, die onze gemeente gestadig in bloei zal doen toenemen. Hierna reikte spr. den heer Van Barneveld den ambtsketen over.
Hierna sprak burgemeester VAN BARNEVELD als volgt: Mijne Heeren Wethouders en Leden van den Raad van Leek! Na de vriendelijke bewoordingen, waarmede gij, mijnheer de Wethouder, mij zoo juist hebt verwelkomd, en na hetgeen verder hier in deze vergadering is gezegd, waarvoor ik ten zeerste erkentelijk ben, verwacht gij van mij een korte opmerking bij de aanvaarding dezer nieuwe functie. De benoeming aan het hoofd van uw, door de natuur zoo gezegende, groeiende gemeente, heeft mij oprecht met blijdschap vervuld.
Veertien jaren ben ik werkzaam geweest als burgemeester in een Groningsche gemeente en in dit gewest, speciaal het Westerkwartier, mag ik mij dus geen onbekende meer achten. Ook uw gemeente is mij niet vreemd. In onze vergaderingen van de Westerkwartiersche vereeniging van burgemeesters, zoowel als van Dagelijksche besturen, mocht ik meermalen zaken vernemen, die Leek aanbelangden en die werden ter tafel gebracht door mijn ambtsvoorganger, den ronden jovialen heer Dijkhuis. Het zij mij vergund, op dit oogenblik een woord van groote waardeering uit te spreken aan het adres van genoemden heer, van wien ik weet, dat zijn eerlijk hart steeds warm klopte voor de nooden en behoeften der inwoners van deze aan zijne zorgen toevertrouwde plaats. Ik behoef u niet te verzekeren, dat ik immer groote sympathie heb gevoeld voor zijn figuur en ik wil gaarne uiting geven aan mijn oprechte hoop, dat het den heer Dijkhuis ln ieder opzicht wel moge blijven gaan.
Ook u, heeren wethouders en een enkele van de heeren raadsleden zijt mij niet geheel onbekend. Een enkele maal mocht ik een zeer oppervlakkigen indruk ontvangen van de wijze, waarop u zich voorstelt, dat de gemeentezaken moeten worden behartigd. En al kon ik het daarbij bij mijzelve niet altijd eens zijn met u, toch ben ik overtuigd, dat waarachtige liefde voor de gemeente uwer inwoning u zoo deed spreken. Kom ik dus niet in een mij totaal onbekende plaats, toch is Leek voor mij nog in menig opzicht een onbeschreven blad en ik zal mij in den eersten tijd moeten inwerken in vele zaken, die straks ook mijne belangstelling vragen.
Immers ik kom tot u uit een gemeente, waar de persader der nijverheid, der grootindustrie krachtig slaat en de vraagstukken, zijn daar derhalve anders, dan die, welke hier de hoofdzaak vormen. Bij het aanvaarden van mijn taak zal ik bezwaarlijk den steun kunnen ontberen van velen, die met de plaatselijke behoeften door lange jaren ervaring zoo ter dege op de hoogte zijn en ik houd er mij recht gaarne van verzekerd, dat mij deze medewerking niet zal worden ontzegd. Gij zult het mij ten goede houden, dat ik thans nog niet in bijzonderheden treed over wat naar mijne inzichten voor mij hier te doen valt. Toch meen ik wel reeds onder uwe aandacht te mogen brengen, dat het mij voorkomt in de lijn te liggen voor deze aan natuurschoon rijke gemeente, om haar te maken tot een aanlokkelijk oord niet alleen om er korten tijd te vertoeven maar vooral ook om er te gaan wonen. En een der voornaamste voorwaarden hiervoor lijkt mij dat de financieele lasten voor de bevolking de keuze van Leek als woonstede mogelijk maken. Het zal mij, mijne heeren, een voorrecht zijn, altijd naar de mate der mij gegeven krachten met u samen te werken aan de behartiging der belangen onzer bevolking, niet in de laatste plaats ook aan die der landbouwbevolking, zooals zij hier bestaat.
Naast u, heeren wethouders en raadsleden zal ik veel m aanraking komen met den secretaris en ontvanger. Ik hoop en vertrouw dat onze samenwerking altijd van den aangenaamsten aard zal zijn, waardoor onze arbeid ongetwijfeld de beste vruchten zal dragen. Ook voor het andere gemeentepersoneel hoop ik te zijn een humaan chef, die er eenerzijds steeds voor zorgen zal, zijn prestige te handhaven, maar die anderzijds een trouwe plichtsbetrachting op haar volle waarde zal weten te schatten Zoo zal het mijn blijvend streven zijn om te doen wat in mijn menschelijk vermogen staat teneinde een goed burgemeester voor u te wezen en ik hoop van harte hierin te zullen slagen. Ik weet zeker, dat mijn vrouw voor Leek wil wezen een goede burgemeestersvrouw in de ware zin des woords. Bij mij zal al wat u beroert steeds een aandachtig gehoor vin-, den en waar het mij mogelijk is te helpen, zal ik het mij een voorrecht achten de behulpzame hand te bieden.
Mijne Heeren! aan het slot van deze installatiewoorden wil ik ook namens mijn vrouw, mijn hartelijken dank uiten voor de belangstelling vanmiddag ondervonden.
Zoo aanvaard ik dan het burgemeesterschap van Leek met de beste voornemens. Ik herhaal het, wij willen trachten in Leek steeds een goed burgemeestersgezin te vormen, dat meeleeft met deze gemeente en beveel ons aan in uw welwillende tegemoetkoming. Van harte hoop ik te mogen meewerken aan den bloei van deze groote plaats in het Groninger Westerkwartier.
___________________________________________________________ |
Naar Burgemeester Renne Lammert Dijkhuis