Boerderij “Pollux” 17-06-1826 Verdeling Nalatenschap Anna Luies Dijkhuis

___________________________________________________________

Datum: 17-06-1826, aktenummer 1608
___________________________________________________________

Voor ons Mr Hendrik Hagenouw Brongers Openbaar Notaris residerende te Winsum hoofdplaats van het Canton van dien naam Kwartier Appingedam Provincie Groningen ter presentie van nagenoemde getuigen compareerden

  1. Jan Pieters Vork landbouwer wonende op Zuurdijk in de gemeente Leens, weduwnaar van wijlen Anna Luies Dijkhuis.
  1. Mevrouw Hilligje Martens Teenstra, weduwe van wijlen den Hoog Leeraar J. A. Uilkens zonder beroep wonende te Groningen in haar eigen naam, en als moeder en wettige voogdesse over hare minderjarige kinderen bij gemelden haren echtgenoot verwekt met namen Beijke Charlotte en Jan Pieter Uilkens, in het bijzijn.
  1. van den Heer Mr Jan Rudolph van Eerde, hoogleeraar bij de faculteit van wijsbegeerte en letteren wonende te Groningen, als ten dezen gemagtigd door den Heer Henricus Uilkens Apothecaar wonende te Groningen als toeziend voogd van laatstgenoemde minderjarigen volgens aan de minute dezer geannecteerde procuratie geregistreerd te Groningen den zevenden Junii 1826 D: 15 fo 64 no 135 ontvangen een gulden een cent regt en verhoging (getekend) van de Lande.
  1. de Heer Theodorus Frederik Uilkens Predikant wonende te Loppersum in de qualiteit als administrerend voogd over den minderjarigen Theodorus Frederik Uilkens, zoon van wijlen den Professor Jacobus Albertus Uilkens bij desselfs eerste overledene echtgenoote Gesina Havinga in tegenwoordigheid van
  1. den Hoogleeraar Mr Jan Rudolph van Eerde voornoemd als toeziend voogd van laatstgemelden minderjarige.
  1. nog de Heer Theodorus Frederik Uilkens opgemeld, als administrerend voogd over de minderjarige dogter Anna Louise Uilkens, dochter van wijlen meergenoemden Hoogleeraar J. A. Uilkens en derselfs laatstoverledene echtgenote Barbara Martens Teenstra verwekt in presentie van
  1. Bronno Lues Dijkhuis landbouwer wonende te Hornhuizen als toeziend voogd van de evengemelde minderjarige
  1. Klaas Cornelis Stuivinga Pelmolenaar wonende te Leens als wettig voogd over desselfs minderjarige kinderen bij wijlen zijne Ehevrouw Julia Johanna Uilkens verwekt, met namen Gesina en Cornelia Stuivinga
  1. in presentie van voornoemden Jan Pieters Vork als toeziend voogd van gezegde minderjarigen.
  1. de Heer Jacobus Albertus Uilkens student aan de Universiteit te Groningen en aldaar woonagtig als gemagtigd van de Heer Geert Willems Stuivinga Predikant bij de hervormde gemeente op het Hoogezand en aldaar woonagtig als toeziend voogd over den minderjarigen zoon van den Heer Jodocus Henricus Warmolts Predikant te Lellens en wijlen desselfs echtgenote Sophia Christophora Uilkens, volgens geannecteerde procuratie geregistreerd te Groningen den zevenden Junii 1826 D. 18 Fo. 64 vo, ontvangen een gulden een cent regt en verhoging (getekend) van de Lande. 
Verklarende de laatstgenoemde tevens tot het passeren dezer geregtigd te wezen bij monde door den Heer Henricus Warmolts voornoemd als vader en wettig voogd van genoemden minderjarigen genaamd Sophius Christophorus Warmolts.

Alle welke Comparanten verklaarden te zijn overgegaan tot de scheiding en verdeling des boedels, zoo als eerstgenoemde Jan Pieters Vork met wijlen desselfs vrouw Anna Luies Dijkhuis volgens huwelijkscontract gepasseerd voor Dr Hendrik Hagenouw Brongers gequaliseerd Zegelaar te Leens den zeventienden december achttienhonderd en acht, en Inventaris gepasseerd door den Notaris Mr H. H. Brongers den zeventienden december achttienhonderd vijf en twintig behoorlijk geregistreerd, mondeling en onderscheiden [] in voegen en manieren als volgt.
Eerstgenoemde Jan Pieters Vork behoud ingevolge voorzeid huwelijkscontract hetgeen hij bij het oprichten van hetzelve heeft aangebragt ten huwelijk en staande dat huwelijk aan hem bij erftenis is aangekomen, bedragende te zamen een totaal van negen en twintig duisend zeven honderd een en negentig gulden (f 29.791).
De kinderen van Anna Luies Dijkhuis behouden al het geen wijlen hare moeder opgemeld bij het aangaan van haar huwelijk met J. P. Vork volgens meergemeld huwelijkscontract heeft bezeten en ten huwelijk aangebragt bedragende te zaam een totaal van twee en dertig duisend negen honderd en vierenveertig guldens (f 32.944,00).
En daar de tegenwoordige staat des boedels, zooals dezelve door eerst genoemden Comparant J. P. Vork en wijlen zijne vrouw Anna L. Dijkhuis is bezeten, blijkt te bedragen eene som van vier en zeventig duisend zeven honderd negen zestig gulden en dertig cents (f 74.769,00)
zoo volgt daaruit dat in gemeenschap tusschen eerstgenoemden J. P. Vork en de erven van zijne overledene vrouw Anna Leues Dijkhuis bestaat een capitaal groot Twaalf duisend vier en dertig gulden en dertig cents (f 12.034,30). Waarvan (f 29.791). 
 zes duisend zeventien gulden en vijftien cents volgens gezegd huwelijkscontract behoort aan J. P. Vork wiens aandeel in den boedel dus bedraagt vijfendertig duisend achthonderd acht gulden en vijftien cents en de andere halfscheid aan de erven van Anna L Dijkhuis, welker aandel in den boedel dus bestaat in een capitaal groot achtendertig duisend negen honderd een en sestig gulden en vijftien cents alle welke gelden bestaan zoo in vaste goederen als in uitstaande capitalen ten laste van diverse debiteuren, zoo hebben dien ten gevolge de condividenten tot onderlinge scheiding en verdeeling getroffen het volgende,

a. Jan Pieters Vork zal voor zich in eigendom behouden eene boereplaats geteekend No 8 met de beklemming van plus minus vijfenzeventig bunders land zoo binnen als buitendijks gelegen te Zuurdijk en bij hem zelve bewoond en gebruikt, door Partijen gewaardeerd op eene som van dertig duizend guldens (f 30.000,00).
b. de levendige have, boerebeslag en meubilaire goederen, alles vermeld op het Inventaris voornoemd ter waarde van acht duisend twee honderd vier en zestig guldens en dertig cents (f 8.264,30).
c. de navolgende uitstaande en rente doende capitalen als ten laste
– 
E. K. Houwinga groot acht honderd gulden
– [M.] M. Bentema negen honderd tachtig gulden
– E M Schreuder vier honderd en vijftig gulden
– A. T. Camp[] twee honderd en vijftig gulden
– de Kinderen van D M Teenstra zeshonderd en twintig gulden
– G: Rijkels vijfenzeventig gulden.
– T: W. Groenewold een honderd gulden
– 
Berent Jacobs twee honderd gulden
– J. Datema tweehonderd vijfenzeventig gulden 
driehonderd mudden tarwe a vier gulden, makende dertienhonderdtwintig gulden
resterende alzoo tezamen eene som van drieenveertig duizend driehonderd vier en dertig gulden en dertig cents, dus zeven duizend vijfhonderd zesentwintig gulden en vijfhonderd cents, meer dan desselfs aandeel bedraagt.
En daar de schulden waarmede de boedel bezwaard is, evengemelde som van zeven duizend vijfhonderd zesentwintig gulden en vijfhonderd cents, beloopen, zoo verklaart de comparant Jan Pieters Vork deze schulden over te nemen en geheel te houden ten zijnen bijsondere laste, ontslaande de erven van wijlen zijne Ehevrouw voornoemd van alle verpligtingen in dezen en de gevolgen daaruit kunnende resulteren, van welken aard dezelve ook mogen zijn.
Aan Mevrouw Hilligje Martens Teenstra, weduwe wijlen Professor J. A. Uilkens en Anna Louise Uilkens meerderjarige dogter van laatstgemelde zuster van wijlen Barbara Martens Teenstra laatstoverleden vrouw van gemelden Professor Uilkens, competeert en wordt toegekend het aan derzelver moeder en grootmoeder Anna Lues Dijkhuis ten huwelijk met J. P. Vork aangebragt goed zijnde twee en dertig duizend negen honderd en vier en veertig gulden nevens de halfscheid van boven omschrevene gemeenschap van twaalf duizend vierendertig gulden en dertig cents, zes duisend zeventien gulden en vijftien cents, dus een totaal van achtendertig duisend negenhonderd een en zestig gulden en vijftien cents, welk Kapitaal aan dezelve wordt toegewezen in de navolgende effecten des boedels 
als
een regt van inschrijving op eene plaats te Zuurdijk bij K J. Beukema in beklemming in gebruik voor een som van negentien duizend gulden
– 
Eene vordering ten laste van D. J. Vork te Leens vijfduizend driehonderd en vijfenzeventig gulden
– ten dito ten laste van F. H. de Groot vier duisend gulden
– Een dito ten laste van B. L. Dijkhuis vier duizend gulden
– Een dito ten laste van S. Wieringa vier honderd gulden
– Een dito ten laste van J: M Teenstra vijfduizend zeven honderd een en tachtig gulden
– Een dito ten laste de Kinderen van D. M. Teenstra zes honderd en twintig gulden
– 
Een dito ten laste van A. B. Dijkhuis te Niezijl duizend gulden
– en eindelijk de eigendom van vier Jukken land te Hornhuizen gelegen bij Jan Douwes en gebruik ’s jaars voor zestien gulden vaste huur gewaardeerd op eene som van driehonderd een en dertig guldens,
makende eene waarde van veertig duizend vijf honderd zeven gulden (f 40507.00), – dus eenduizend vijfhonderd vijfenveertig gulden meer (f 1.545,00), dan aan de erven van Anna Lues Dijkhuis, volgens den Staat des boedels toekomt,
waarmede den halve de schuld van J. P. Vork voor zoo veel aan dezelve verminderd wordt en dezelve daardoor derhalve monteert tot vijfhonderd en vier gulden, welke som de genoemde J. P. Vork bij deze heeft betaald,
en 
Wijders zijn bovengenoemde codividenten overeengekomen voor als nog mandeelig te houden eene som van vijf en twintig duizend vierhonderd en een  en twintig gulden (f 25.421,00bestaande in capitalen bij eenige van bovengenoemde debiteuren berustende de renten van dezelve lopende tot den eersten Mei achttienhonderd zes en twintig;
En aangezien het onderpand voor deze pretensies voor het tegenwoordige wegens de mindere waarde der landelijke goederen, en het minsufficiente der debiteuren, niet toelaat dezelve te verdelen zoo blijft gemelde som en de verder verschijnende interest ten voordele van Partijen codividenten, om zoo spoedig den gelegenheid destijds zulks geraden maakt tot de definitieve scheiding derzelve over te gaan.
Ten laatsten verklaart J: P. Vork voornoemd, alle borgtochten waarmede de boedel  van hem en zijne Ehevrouw Anna L. Dijkhuis onverhoopt mogte wezen bezwaard, speciaal te nemen voor zijne rekening en ten zijner bijzondere laste, de erfgenamen van wijlen zijne Ehevrouw voornoemd deswegens in allen gevalle ontheffende zonder eenige uitzondering zoo ten principale als ter zake van dezelver sequelen.

Met de bovenstaande scheiding en verdeeling verklarende partijen en vredig en vergenoegd te wezen. 
Van al het welk aan hun de acte is voorgelezen. 
Gedaan en gepasseerd ten overstaan van den Heer Mr Jan Viersen van Pulderen Vrederegter met desselfs Griffier den Heer Geuchien Bartels Hopma beide wonende te Winsum, en in tegenwoordigheid van den Heer en Mr Willem de Sitter en Jan Wijtses Pettinga beide wonende te Winsum als getuigen die deze met de Comparanten en ons Notaris te Winsum op den zevenden Juni achttien honderd zes en twintig hebben ondergetekend.

___________________________________________________________

Naar Gedenksteen Jan Pieters Vork