___________________________________________________________ |
24-10-1984 Nederlands Dagblad, woensdag
Ingezonden
Portret van ds. De Cock?
In de aflevering van deze krant van woensdag 17 oktober is een artikel opgenomen ds. H. Bouma over een schilderij op de tentoonstelling anderhalve eeuw gereformeerden, 1834-1984 in het Utrechtse Rijksmuseum Het Catharijnenconvent. Op dit kleine paneel door de schilder K. D. Teenstra zou Hendrick de Cock afgebeeld zijn. Ds. Bouma heeft over het stuk de Afscheidingsliteratuur onderzocht en concludeert het meeste te voelen voor de stelling van J. S. van Weerden. Deze meent dat de figuur rechtsboven op het schilderijtje ds. De Cock voorstelt. Toch is niet met zekerheid vast te stellen of De Cock werkelijk op het schilderij voorkomt.
Het onderhavige schilderij is in 1948 door het Rijksmuseum in Amsterdam gekocht van een mr. De Zwart. Op de achterzijde bevond zich een aantekening: ‘Hendrick de Cock (Ulrum) 1834″.
Vooralsnog is dit de enige aanwijzing dat één van de geportretteerden Hendrick de Cock voorstelt.
Het schilderij is bij de opening van het Rijksmuseum Het Catharijneconvent in 1979 door het Rijksmuseum in Amsterdam aan het Utrechtse museum in bruikleen gegeven. Daar is het permanent geëxposeerd. Natuurlijk heeft Het Catharijneconvent bij de voorbereiding van de tentoonstelling ‘Anderhalve eeuw gereformeerden‘ nasporingen gedaan naar het portret.
Er werden vergelijkingen getrokken met de litho naar A. Rehm, die in 1835 in Groningen uitgegeven werd. Nog een ander De Cock-portret, afgebeeld in de oktober afleverening van het VU-Magazine, bood vergelijkingsmateriaal. Op basis hiervan bleek het niet mogelijk ds. De Cock te identificeren.
Wanneer men de vrouwenportretten in het schilderij van Teenstra vergelijkt met het portret van Frouwe Venema door haar kleinzoon Henrick de Cock (1860-1935), in het bezit van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Kampen, schiet men ook al niet veel op.
Er is, zoals ds. Bouma al constateert, een (te) groot leeftijdsverschil. In de literatuur is de man linksboven op ons portretgroepje geïdentificeerd als prof. Hofstede de Groot, als predikant voorganger van ds. De Cock in Ulrum en later een verklaard tegenstander van hem. In vergelijking met portretten van prof Hofstede maakt dit niet geheel onaannemelijk.
Frouwe Venema heeft haar echtgenoot De Cock beschreven als van een „tengere gestalte, voorzien van een goed gewelfd hoofd met donkerbruin haar, langwerpig gelaat met donkere, oopen ogen, welgevormden neus en vriendelijken mond, waarom lichtelijk een glimlach speelde”.
Mij is niet bekend of deze beschrijving opgesteld is bij het leven van ds. de Cock of wellicht jaren na zijn overlijden.
Het beeld kan echter aangevuld worden met het signalement van De Cock, dat opgetekend werd in het Register van Opneming en Ontslag van het Huis van Burgerlijke en Militaire Verzekering, waar ds. De Cock van 23 november 1834 tot 11 februari 1835 gevangen zat.
Het signalement luidt als volgt: „aangezigt ovaal, kleur bleek, haar ligt bruin, wenkbrauwen dito, voorhoofd rond, oogen blauw, neus ordinair, mond matig, kin rondom baard ligt bruin, bijzondere kentekenen geen”.
Wanneer men deze beschrijving vergelijkt met het portretgroepje door Teenstra, dan vallen de mannen linksboven en rechtsonder af, daar zij blond en donker haar hebben.
De man linksonder heeft eerder een hoog dan een rond voorhoofd, zijn kin is eerder markant dan rond.
Wie het ermee eens is dat de man rechtsboven eerder een lang gezicht heeft dan een ovaal, zal ook in hem niet Hendrik de Cock herkennen.
Het is daarentegen opvallend dat de geportretteerde man in het midden gelijkenis vertoont met het signalement van de Groningse gevangenis. Tegen een aanwijzing als De Cock pleit de jeugdige leeftijd van de vrouw naast hem.
Het blijft dus twijfelachtig of op het schilderij van Teenstra Hendrik de Cock voorkomt.
Misschien betreft het wel een geheel andere familie.
Houdt men toch vast aan een portret van De Cock, dan is het de man in het midden.
Linksboven is dan mogelijk prof. Hofstede de Groot afgebeeld. Tot slot moet nog vermeld worden dat aan Het Catharijneconvent gesuggereerd is dat de overige drie heren broers van De Cock zouden zijn. Van hen moeten er twee getrouwd geweest zijn en die zijn misschien met hun echtgenoten afgebeeld.
Drs. R.P Zijp, conservator Rijksmuseum Het Catharijneconvent, Utrecht
___________________________________________________________ |
Naar het Familieportret