23-10-1840  E. Meeter en H. J. Bolt veroordeeld in hoger beroep tot gevangenisstraf; A. Sonius vrijgesproken | wafelkraam-oproer

___________________________________________________________

23-10-1840 Groninger Courant, Vrijdag
GRONINGEN den 22 October.

Het Provinciaal Geregtshof alhier []
Hetzelfde Geregtshof, regt doende in hooger beroep van een vonnis, gewezen den 9 September j .l. door de Arrondissements Regtbank te Groningen, kamer kennis nemende van correctionele zaken, heeft, bij arrest, uitgesproken ter openlijke teregtzitting van den 21 dezer, den appellant Eijlert Meeter, oud 22 jaren, zonder beroep, geboren te Oude Pekela, en wonende te Groningen, –
ter zake van
1. het boosaardiglijk en openbaar smaden, honen en lasteren der waardigheid des Konings en van Hoogstdeszelfs persoon, door middel van het dagblad de Tolk der Vrijheid, no. 16, 18 en 19;
2. het boosaardiglijk en openbaar aanranden van de verbindende kracht der Wetten, en het aansporen tot ongehoorzaamheid aan dezelve, door middel van hetzelfde dagblad, no. 18 en 19;
3. het, mede in hetzelfde dagblad, no. 15, 18 en 19, te last leggen aan den Burgemeester van de gemeente Ten Boer van daadzaken, die, wanneer zij bestonden, denzelve aan lijfs- of boetstraffelijke vervolgingen, of althans aan de verachting en den haat der burgeren zouden blootstellen; — en, eindelijk,
4. het in eene openstaande en voor het publiek toegankelijke, op de straat, te Groningen, opgeslagen zuurkraam, en, vervolgens, in eene dergelijke wafelkraam, ten aanhooren van vele, vóór en bij die kramen verzamelde menschen, in den nacht van den 18 op den 19 Mei laatstl., herhaaldelijk aanheffen der kreten »Weg met den Koning! Weg met den Koning van Holland ! Leve de Republiek!” —
veroordeeld, met toepassing, onder anderen, van art. 1 en 3 der Wet van den 1 Junij 1830 (Staatsblad no. 15), en van art. 367 en volgende van het alsnog vigerend Wetboek van Strafregt, tot gevangenzetting voor den tijd van vier jaren, en, ten behoeve van den Staat, tot eene geldboete van honderd guldens.
Voorts den appellant Jan Hendrik Bolt, oud 35 jaren, van beroep boekdrukker, geboren en wonende te Groningen, ter zake van het ter zelfde gelegenheid als hier voren, sub 4, en ter zelfde plaatsen herhaaldelijk aanheffen van dezelfde kreten, met toepassing van het reeds aangehaalde art. 1 der Wet van den 1 Junij 1830 (Staatsblad no. 15), tot gevangenzetting voor den tijd van twee jaren;
en eindelijk, den appellant Abraham Sonius, oud 28 jaren, zonder beroep, geboren en wonende te Groningen, van de hem te last gelegde medepligtigheid aan het beleedigen van eenen ambtenaar van het administratief of regeringsbestuur, invoege dat wanbedrijf is omschreven en strafbaar gesteld bij het eerste gedeelte van art. 222 van bovengemeld Wetboek van Strafregt, vrijgesproken.

Zijnde, voor het overige, bij datzelfde arrest, den appellant Meeter verklaard niet schuldig aan het, door middel van meergemeld dagblad no. 10, 15, 18 en 19, beleedigen door woorden van den Burgemeester der Gemeente Ten Boer, ter zake van de uitoefening tan deszelfs functien, en alzoo aan het wanbedrijf, voorzien bij het zoo even aangehaalde art. 222 van hetzelfde Wetboek van Strafregt, — en eveneens niet schuldig aan het misdrijf, voorzien hij art. 1 der Wet van den Junij 1830 (Staatsblad nº. 15), voor zoo verre hij, volgens het vonnis van den eersten Regter, in den nacht van den 15 op den 16 Mei laatst), in eene wafelkraam te Groningen edn Koning zoude hebben gesmaad en gehoond; — en den appellant Bolt niet schuldig aan het, door middel van meergemeld dagblad nº. 9, beleedigen van den Burgemeester van de Gemeente Ten Boer, en eveneens niet schuldig aan mondelinge en voorwaardelijke bedreiging van brandstichting, invoege door den eersten Regter was aangenomen; terwijl, eindelijk, bij ‘s Hofs onderwerpelijk arrest, met opzigt tot denzelfden appellant J. H. Bolt, het beginsel is toegepast, dat op een’ drukker en uitgever alleenlijk dan verantwoordelijkheid rust wegens het door hem gedrukte en uitgegevene, wanneer de auteur of schrijver onbekend is; weshalve deze dan ook van de hem te last gelegde medepligtigheid aan de door den veroordeelden E. Meeter, door middel van het dagblad de Tolk der Vrijheid, als voren, gepleegde wanbedrijven is vrijgesproken.

In weerwil van den overgrooten toeloop van nieuwsgierigen, welke deze teregtstelling, uit den aard der zake, in en om het Hofgebouw had doen zamenvloeijen, leverde het kalm en rustig gedrag der menigte een voor de ingezetenen van Groningen vereerend bewijs op van derzelver eerbied voor de wetten en belangstelling in de handhaving der geregtigheid.
Alleenlijk heeft men bij het intreden de veroordeelden in het rijtuig, hetwelk hen terug zoude voeren, een klein getal straatjongens hurrah ! hooren roepen.

___________________________________________________________
 

25-10-1840 Drentsche Courant, vrijdag  

Assen, den 22 October.
Gisteren heeft het Hof van Groningen het vonnis, door de Arrondissements-Regtbank aldaar gewezen, in de zaak tegen E. Meter c.s., in zoo verre veranderd, dat E. Meter, behalve tot eene geldboete, veroordeeld is tot 4 jaren gevangenisstraf, J. H. Bolt tot 2 jaren gevangenisstraf en A. Sonius is vrijgesproken.

___________________________________________________________

Naar de processen