23-01-1993: De stedeling wil voedsel van hoge kwaliteit, maar ook een landschap van hoge kwaliteit

___________________________________________________________

23-01-1993 Trouw, zaterdag 

‘Uiteindelijk zal Parijs de boeren laten vallen’

PARIJS – „Het Franse dreigement om een wereldvrijhandelsakkoord met een veto te treffen, is niet reëel.Gerard Hegemans, landbouwraad op de Nederlandse ambassade in Parijs, denkt niet dat Frankrijk werkelijk de EG zal dwingen tot een handelsoorlog met de VS omwille van de Franse boeren. 

Toch is dat wat alle Franse politici in koor roepen, of ze nu tot de regerende socialistische partij behoren of tot de oppositie: Frankrijk moet binnen de EG zijn veto uitspreken om het gehate „akkoord van Washington” te torpederen. In Washington kwamen de toenmalige EG-commissarissen Andriessen en Mac Sharry in november tot een akkoord met de VS. Afgesproken is onder meer om het volume van de export van gesubsidieerde landbouwprodukten, zoals kaas en graan, met 21 procent omlaag te brengen, terwijl de EG de produktie van oliehoudende zaden, zoals zonnebloempitten, zal beperken door land braak te leggen. Hiermee is de jaren durende landbouwruzie tussen de VS en de EG ten einde en kan er de komende maanden een Gatt-akkoord worden gesloten over wereldwijde vrijhandel. Tenzij de Fransen hun veto uitspreken. 

„Maar dat zullen ze niet doen”, zegt Hegemans. „De binding aan Duitsland is veel te groot. Mitterrand wil tenslotte de historie ingaan als de grote president die de Europese eenwording inleidde. Het is alleen nog een intern probleem: ze moeten de boeren op de een of andere manier met een kluitje in het riet sturen.” 

Dat wordt nog een probleem voor de regering, want Franse boeren zijn nogal opstandig. Daarom vinden de socialisten het helemaal niet zo erg als ze de parlementsverkiezingen van maart verliezen en er een rechtse regering aantreedt, vermoedt Hegemans. Die mag dan het onvermijdelijke beulswerk opknappen, zodat de socialisten weer populair worden tegen de tijd dat er in 1995 een opvolger voor president Mitterrand moet worden gekozen.

Brullen
De Europese Commissie was medio november net terug uit Washington, of de Franse boeren gingen de straat op om tegen dit akkoord te protesteren. En dat terwijl de gevolgen nog niet zijn doorgerekend en waarschijnlijk weinig toevoegen aan de vorig jaar al doorgevoerde ombouw van het EG-landbouwbeleid. Brullen nog voor je geslagen bent, zo lijkt het motto van de Franse landbouwers.

Dat is de aard van het beestje“, zegt Hegemans. „Overleg bestaat hier niet. Als je hier iets gedaan wilt krijgen, ga je eerst staken, schreeuwen, een opstootje veroorzaken. Dat geldt voor boeren, verpleegsters, metropersoneel. En die hebben daar ook altijd succes mee gehad.”
Maar Franse boeren zijn niet alleen uit zichzelf geneigd tot felle acties, er zijn ook derden die zich graag bedienen van deze roerige beroepsgroep. „Rijke graanboeren laten anderen voor zich demonstreren”, vermoedt de Nederlandse landbouwraad. „De grote graanboeren, die zelfs tegen de wereldmarktprijs nog goed kunnen concurreren, gebruiken het arme voetvolk als piekeniers.” Zo worden de opstandige, verarmde boeren gebruikt voor de verborgen doeleinden van efficiënte boeren, die alles al hebben behalve de macht van het getal. Ook politici willen nog wel eens het boerenprotest aanmoedigen om er zelf beter van te worden. Het ministerie van landbouw bleek in het verleden een uitstekend opstapje voor wie een carrière in de politiek ambieert. De socialist Delors en de neo-gaullist Chirac, de grootste kanshebbers om Mitterrand in 1995 op te volgen, begonnen beiden hun loopbaan op het ministerie van landbouw. „Franse boeren zijn als stemvee te manipuleren”, zegt Hegemans. Vooral oudere boeren hebben vaak alleen lagere school. 

Klagen
Nog een indicatie van de onwetendheid onder Franse boeren: driekwart houdt niet eens een boekhouding bij. „Hoe kun je nou klagen”, zegt Hegemans, „als je niet eens weet wat je verdient”. 

Een andere reden waarom Franse boeren snel geneigd zijn met hun tractoren Parijs te omsingelen of anderszins harde actie te voeren, is dat ze op die manier veel sympathie blijken te kweken. Stadsmensen, vooral Parijzenaars, hebben vaak nog wortels op het platteland. „Die hebben nog een oom die op het platteland werkt, of ze houden het ouderlijk huis aan waar ze dan in de weekends heen gaan, de plaatselijke wijn drinken en zich gelukkig voelen”, zegt Hegemans. Die stedelingen zijn ontvankelijk voor boerenprotest, ze willen niet dat het Franse platteland verder ontvolkt en achteruit gaat. 

De politieke macht van het platteland mag dan groot zijn, de ontvolking gaat onverminderd door. Jongeren willen niet meer op het land werken; zo’n veertig procent van de agrariërs heeft geen opvolger. Vooral jonge vrouwen vertrekken naar de stad. In afgelegen regio’s als Auvergne bestaat bij gebrek aan vrouwen meer dan twintig procent van de boerderijen uit entreprises célibataires: bedrijven van boeren die ongewild vrijgezel zijn. 

Door de leegloop van het platteland is er zoveel aanbod aan land dat de prijzen voortdurend zijn gedaald de laatste tien jaar (met uitzondering van de wijngaarden, waar van malaise geen sprake is). Een hectare gras in Loire Atlantique kostte in 1990 zelfs nog maar 2.400 gulden. De exodus zal doorgaan. Naar verwachting zal de komende jaren de helft van de 960.000 boerenbedrijven verdwijnen. Dat heeft één voordeel: zo kunnen de overblijvende bedrijven groter worden, net als in Nederland is gebeurd. 

En dergelijke schaalvergroting is hard nodig. Hegemans noemt het voorbeeld van de schapehouders: tachtig procent daarvan houdt minder dan honderd schapen, terwijl om te overleven minstens zeshonderd schapen nodig zijn. Juist deze kleine schapefokkers zijn de felsten. Zij vielen de laatste twee jaar regelmatig Britse veewagens aan en staken de inhoud in brand, al dan niet na die geslacht te hebben.

___________________________________________________________

Als dat protectionisme heet, prima
door  Gerbert van Loenen 

Vooral in Frankrijk is het vaak mis: boeren protesteren fel tegen elke aantasting van hun subsidies. Nieuwe afspraken met de VS lokten in november weer menig Frans landbouwer de straat op. In Nederland en Duitsland is van fel protest intussen nauwelijks sprake. Vanwaar die verschillen? Hoe zit het met de mythe van de boer als hoeder van het land? Vandaag vanuit Frankrijk het slot van een serie over achtergronden van het boerenverzet. 

Ik hou er niet van als men zegt dat Frankrijk in de EG de baas wil spelen op landbouwgebied“, zegt de jonge Franse boer Hervé Morize.

„Maar misschien is het verschil met Holland dat in Frankrijk vorige maand uit een peiling bleek dat tachtig procent van de bevolking het rampzalig zou vinden als het platteland wordt uitverkocht voor de belangen van de internationale handel.” De Franse landbouw staat dus niet alleen in zijn belangenbehartiging, zegt Morize, die actief is in de bond van 80.000 jonge Franse boeren, de CNJA. „De stedeling wil voedsel van hoge kwaliteit, maar ook een landschap van hoge kwaliteit, en dat betekent: geen kunstmatig of verwaarloosd landschap en geen ontvolking.” Dat is wat nu wel dreigt: sinds een jaar of dertig loopt het Franse platteland leeg en wordt vooral Parijs groter en groter. „De stille revolutie“, zo noemt Morize deze leegloop. Daardoor verdwijnt het evenwicht tussen stad en platteland. „En hoe groot moet Parijs worden? Twaalf miljoen? Veertien miljoen?”

„In december was ik bang dat er snel een Gatt-akkoord zou komen”, zegt de jonge boer. Eind vorig jaar werden EG en VS het eens over terugdringing van de subsidies aan de landbouw, zodat de weg nu vrij is voor een wereldwijd vrijhandelsakkoord. „Maar nu ben ik niet bang meer dat er spoedig een Gatt-akkoord zal komen. Men komt erachter dat er meer is dan alleen landbouw, dat de Amerikanen zich ook op het gebied van staal, textiel en informatica keihard opstellen. Iedereen komt nu terug van het idee dat de boeren een akkoord blokkeren dat voor alle anderen zo fantastisch zou zijn”, denkt Morize. 

En hij is nu ook optimistischer dan in december omdat de vrijhandelsgezinde Britten niet meer voorzitter zijn van de EG, terwijl de twee EG-commissarissen die het akkoord tot terugdringing van de landbouwsteun hebben gesloten, ook weg zijn. „Mac Sharry is geloof ik voor een Amerikaans bedrijf gaan werken“, zegt Morize met een blik van verachting in zijn ogen, „en Andriessen was ook niet veel waard”. 

Ultra-liberalisme
Nog een reden om goede hoop te hebben dat het niet tot een Gattakkoord komt, is dat de dagen van het Amerikaanse ultra-liberalisme zijn geteld, zo meent de medewerker van de overigens als gematigd bekend staande organisatie CNJA. „Ik denk dat de huidige Gatt-ronde de laatste zal zijn die streeft naar vrijhandel van het ultra-liberale soort. De Amerikanen hebben veel krediet verloren, ze hebben grote sociale problemen, kijk eens naar de toestand van hun autoindustrie, en dan hebben ze ook nog een groot begrotingstekort. Het zijn allemaal échecs van de grote voorvechter van liberale vrijhandel. Ik geloof dan ook niet dat zij ons de les moeten lezen. De grote meerderheid van de Amerikanen wil verandering, en dat gaat in de richting van meer regulering.” „Er is altijd wel ergens ter wereld een land waar de menselijke omstandigheden, de sociale verworvenheden zo gering zijn dat ze goedkoper kunnen produceren en zo iedereen omlaag trekken.” Daarom moet er een minimumprijs voor landbouwprodukten worden gegarandeerd binnen de EG, vindt Morize. „Als dat protectionisme heet, nou, akkoord.” „Wij zijn echt overtuigde Europeanen”, zegt Morize, die tijdens het referendum over ‘Maastricht’ in september de aangesloten jonge boeren dan ook adviseerde om vóór te stemmen. „De wereld is een dorp en Europa is ons huis. Wij willen eenwording en een vrije markt. Maar we willen geen Europa in de uitverkoop.” En dat is wat de Britten willen: „Die willen liefst zo snel mogelijk 20, 25 lidstaten zonder gemeenschappelijk concept, zonder sociaal beleid, zonder de geest van samenwerking die de oorspronkelijke zes EG-landen hadden.” 

Een concept, een filosofie, dat is wat Morize mist in het huidige EG-landbouwbeleid. Dat is minder vaag dan het klinkt, want Morize bedoelt gewoon dat hij wil dat de politiek grote potten met geld doorschuift. De vraag hoe de landbouw in Europa moet draaien, moet door de politiek worden beantwoord, en niet alleen door de vrije markt, zegt Morize: de politiek moet het primaat hebben.

Politieke oplossing
„De volkshuisvesting en de volksgezondheid worden toch ook door de politiek bepaald, en op heel moedige wijze. Waarom dan geen politieke oplossing voor de landbouw?” Een voorbeeld van zo’n politieke oplossing waar de Franse boeren hun hoop op vestigen, is het „industrieel braakleggen“. Dat zou in plaats komen van het huidige verplichte braakleggen van vijftien procent van het graanareaal. Dat braakleggen ligt erg gevoelig in Frankrijk; grond is er immers om benut te worden

Morize doet het af als „kunstmatige werkloosheid”. Bij „industriële braak” zou een boer zijn akkers wel mogen benutten voor gewassen, mits die niet als voedsel worden gebruikt, maar als grondstof voor de industrie. Bip-ethanol en di-ester afkomstig uit suikerbieten en koolzaad bijvoorbeeld zouden als brandstof kunnen dienen. 

De benzine groeit dan op het land, de Arabieren kunnen inpakken met hun olie en de boeren hebben weer toekomst. Maar dit kan alleen met veel subsidie, want zulke bio-brandstof, waar trouwens al enkele Franse stadsbussen op rijden, is veel duurder dan diesel. Dat bedoelt Morize dan ook als hij vraagt om een politieke’ oplossing: subsidie. „Het gaat niet om de financiële argumenten. De politiek moet beslissen.”

Zelf heeft Hervé Morize een gemengd bedrijf vijftig kilometer ten zuiden van Parijs. „Nee”, antwoordt hij resoluut op de vraag of hij nog investeert in zijn bedrijf. „Dat doe ik sinds twee jaar niet meer. Ik probeer alleen nog zoveel mogelijk schulden af te lossen.” Een van de problemen van Morizes bedrijf is dat de compensatie die de EG geeft in ruil voor de verplichte braaklegging, afhangt van de gemiddelde opbrengst per hectare in het departement. Morize produceerde echter efficiënter dan de gemiddelde collega in zijn departement. Daar wordt hij nu voor gestraft; de compensatie is voor hem te laag in verhouding tot de forse opbrengst die hij van zijn akkers wist te halen toen hij die nog niet braak hoefde te leggen. Voor hem is het werk voor de organisatie van jonge boeren, het Centre national des jeunes agriculteurs (CNJA), nu essentieel. „Een boer alleen is niets waard, hoe groot zijn bedrijf ook is. Solidariteit is noodzakelijk.”

___________________________________________________________

Naar Boerenprotesten 1991 – 1993