20-08-1986 Tuinkoepel geplaatst in de tuin van “Verhildersum”

___________________________________________________________
 

Tuinkoepel
foto 29-10-2023 I. de Waard-Kimmel

09-05-1986 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
Noorder Rondblik 

Hernieuwde aandacht voor tuinkoepels in Groningen

Er is een hernieuwde belangstelling voor het oeroude vertier: het zitten in de tuin in een ouderwets gezellige theekoepel of tuinhuis. 

Bij een beperkte geldbesteding zoeken steeds meer mensen het dichter bij huis, mogelijk ook als antwoord op de massale vakantiedrukte en het rondtrekken in caravans langs overvolle wegen. 

Hoe het zij de tuinkoepels in de provincie Groningen staan in elk geval centraal in een onderzoek dat architect P. L. de Vrieze uit Groningen momenteel verricht. Zijn speurtocht naar tuinkoepels houdt verband met het samenstellen van een boekje met de belangrijkste koepels.
Het is de bedoeling dat dit tuinkoepelboekje begin juli zal verschijnen, wanneer ook de herdenkingstheekoepel klaar zal zijn in de tuin van de borg Verhildersum. Deze theekoepel wordt daar geplaatst om mevrouw T. Clevering-Meijer te eren, die tijdens haar leven als toegewijde „borgvrouwe” belangrijk werk heeft gedaan voor Verhildersum, de borg, de kruidentuin en het schathuis. 

De tuinkoepel, die daar door een comité met hulp van veel particulieren wordt geplaatst, is een bestaande koepel uit 1880, een gewezen tramhuisje, dat als theekoepel op het landgoed Vennebroek in Eelde heeft gestaan. Vennebroek is een tijdlang in de 18e eeuw havezathe geweest. Bekende geslachten, zoals Alting, Van de Merwede en De Sigers ter Borch, hebben er gewoond. Het hoofdgebouw werd in 1848 door jhr. J.H. Hooft van Iddekinge herbouwd. In 1913 is het gerestaureerd. De laatste 70 jaar wordt Vennebroek bewoond door de familie Camphuis.



Groninger Beeldbank: 31-05-1909 Frieschenveen, theekoepel met badhuisje op eiland | OP het bordes staan de eigenaar Pieter Arnold Camphuis, zijn echtgenote H. Kuiper en mevrouw Sissingh-Corstius 

Verhildersum krijgt dus een tuinkoepel. Er zal dan tevens vanaf 5 juli een tentoonstelling worden gehouden over tuinkoepels, „Zitten in de tuin“. 

In deze expositie kunt u tekeningen en foto’s zien en aquarellen (van Hans van der Veen, leraar kunstgeschiedenis en schilder te Groningen) aangaande tuinkoepels en o.m. een maquette van de tuinkoepel Oude Warf te Winschoten. Er zijn vroeger honderden theekoepels geweest in stad en provincie Groningen. Het zitten in de tuin om van daar uit van de natuur te genieten, is bijzonder in trek geweest. 

Mevrouw Clevering heeft zelf al eens in Verhildersum een speciale tentoonstelling gewijd aan het theedrinken en de theevisites (Rondblik 12 sept. 1978). 

Ook toen kwam de interesse voor tuinkoepels sterk naar voren. Architect De Vrieze vraagt uw aller medewerking om zijn inventarisatie zo compleet mogelijk te maken. De belangrijkste koepels worden dan beschreven en afgebeeld. Het gaat overigens wel om echte, gesloten, koepels en niet om afdakjes of t.b.c.-huisjes en zo. De interesse van de heer De Vrieze gaat ook uit naar verdwenen koepels, oude foto’s, tekeningen, schilderijen etc. over theekoepels. Er zijn honderden tuinkoepels geweest in de tijd, toen zitten in de tuin een geliefd tijdverdrijf was. Een 50-tal theekoepels heeft de heer De Vrieze inmiddels op zijn lijst staan. In de stad Groningen telde hij er 9. En voorts in Adorp, Appingedam (3), Baflo, Blijham (2), Eenrum, Pieterburen (2) waaronder „In Domies Toenhoes” uit het eind van de 19e eeuw en door architect De Vrieze gerestaureerd. Tuinkoepels verder in Ezinge (2), Finsterwolde, Grijpskerk(2) en Haren, nl. de ook al gerestaureerde Paalkoepel aan de Meerweg. Verder staan er nog tuinkoepels in Hoogezand, Kantens en Kloosterburen. 

Leens krijgt dan binnenkort een tuinkoepel op het terrein van Verhildersum. 

Ook tuinkoepels in Loppersum, Meeden, Midwolde, Middelstum, Uithuizen (2), Veendam (3), Wildervank (2), Visvliet, Winschoten, ‘t Zandt (2), Zuidbroek (2), Zuidhorn (4) en Zuurdijk. Tuinkoepels behoren met vele andere kleinere architectuur-elementen als duivetillen, schaapskooien, rosmolens, stookhutten, baarhuisjes, zonnewijzers, grenspalen, hekken, hoogholtjes, tot de zgn. „architecture mineure“. Het is belangrijk dat we deze kleinere, maar boeiende elementen in ere houden. De snelle technische en economische ontwikkeling sedert het begin van deze eeuw, veroorzaakte een veronachtzaming van dergelijke kleinere elementen, die toch een paar eeuwen achtereen ons platteland en onze parken en grote tuinen hebben gesierd en verlevendigd. Gelukkig groeit er steeds meer verzet tegen de wegwerp-mentaliteit, tegen de krampachtige antiromantiek, anti-klassicisme en tegen de anti-historische stroming, constateert de heer De Vrieze. Het begrip „monumentenzorg” is sedert de zestiger jaren verwijd en verbreed. In plaats van een enkel kerkgebouw, kasteel, toren of poort, gaat het nu veel meer om de samenhang met de omgeving, om totale straat- en pleinwanden, waterlopen met belendende bebouwing. Dit wordt samengevat onder het begrip „beschermde stads- en dorpsgezichten”. Er is een geheel nieuwe visie op monumenten ontstaan; van het enkele monument tot een stedebouwkundig geheel. Daarin bevinden zich dan vaak ook gebouwen (woonhuizen, pakhuizen e.d.) die niet monument-waardig of slechts beeldbepalend worden genoemd. 

Architect De Vrieze constateert een hernieuwde aandacht voor het verleden en een groeiend historisch besef. Direct na de oorlog probeerden we zo gauw mogelijk de grote oorlogsverwoestingen en de schrikbarende woningnood te boven te komen. Veel naoorlogse nieuwbouw sluit niet logisch en harmonisch aan op de bewaard gebleven historische bebouwing. Dat conflict tussen, bestaande historisch interessante bebouwing en de moderne, nieuwe zakelijke, gladde, doosachtige nieuwbouw, is zeer nadrukkelijk te zien in de vele wederopbouwplannen en de stads- en dorpsuitbreidingen. Het verzet tegen de onaandoenlijke, afwerende stadsuitleg en architectuur manifesteert zich in de oprichting van allerlei burgergroeperingen, vrienden van de stad, historie kringen, oude-huisjes-clubs monumentenstichtingen. 

De moderne technische verworvenheden en de nadruk op economie en functionaliteit toveren de gladde emotieloze beton-, staal- en glas-architectuur soms verhuld door en met baksteenomhulsel. Maar het [] wordt veelal niet meer ge[] door interessante vormgegeven detaillering, versiering en profilering. Enkel het geometrisch vakkundig en constructief vermogen van de mensen wordt er op  aangesproken en niet de onderliggende gevoelens van affectieve genegenheid, vertrouwde schoonheid, overzichtelijke menselijke schaal en verhoudingen. Verveling, afkeer, soms woede en vernieling, treden er weer voor in de plaats. Vandaar de speciale voor kleinschalige elementen en tuinkoepels, indachtig de zin: „wie zijn geschiedenis niet eert, is  de toekomst niet weerd!” 

___________________________________________________________
 

20-08-1986 Nieuwsblad van het Noorden, woensdag
Noorder Rondblik 

Tuinkoepels en tuinhuizen in de provincie Groningen

De tuinkoepel is een erfenis uit een voorgoed voorbij verleden. Door de grote wijzigingen in het maatschappelijke leven, de technische ontwikkeling en de grotere mobiliteit van de mens, is de rustig gelegen, tot uitrusten uitnodigende tuinkoepel vervangen door de caravan en de tent. 

De recreatie in de 18e en 19e eeuw speelde zich voor de gegoede lieden in de zomer vooral buiten af. Men hield een siertuin of een moestuin. Men wandelde langs de stadswallen onder het ruisend gebladerte of men ging naar de tuinkoepel buiten de stadswallen om er zijn vrienden te begroeten en te ontvangen. Daar dronk men thee en men deed gezelschapsspellen. 

Gelukkig is er de laatste tijd weer meer interesse voor behoud van deze bouwwerkjes die enkele eeuwen ons platteland en onze parken en grote tuinen hebben gesierd en verlevendigd. Architect P.L de Vrieze uit Groningen heeft een onderzoek ingesteld naar tuinkoepels en tuinhuizen in de provincie Groningen. Ik vertelde u daarover in de Rondblik van 9 mei 1986. Dat boekje is nu verschenen, kost f 14,90 en wordt verspreid door Boekhandel Boomker Groningen-Haren. 

Het werd uitgegeven ter gelegenheid van de oprichting van de tuinkoepel van Borg Verhildersum ter nagedachtenis van mevrouw T.F. Clevering-Meijer, die tijdens haar leven als toegewijde „borgvrouwe” belangrijk werd heeft verricht voor Verhildersum, borg, kruidentuin en schathuis. 

Een vijftigtal tuinkoepels en tuinhuizen wordt in dit boekje besproken. Er is een zestal hoofdvormen te” onderscheiden. De meest voorkómende vormen van de bestaande Groninger tuinkoepels zijn het vierkant en de achthoek. Varianten zijn de recht-, hoek, de cirkel en de onregelmatige vijfhoek. De oudste koepel is de zgn. schelpengrot op de borg Nienoord te Leek met een dak van pannen. Het fraaiste exemplaar is de prachtig gelegen achthoekige tuinkoepel van 1837 op de Oude Werf te Winschoten. Deze is bekroond met een tentvormig rietdak met een groot verstek, steunende op acht slanke zuilen. Een vierkante koepel met afgeschuinde hoeken staat in de grote tuin van de boerderij Hereweg 118 te Meeden. Het is een zgn. Jugendstilkoepel uit ongeveer 1910, met riet gedekt.

De meest barokke vorm heeft de Scholtenkoepel naast het viaduct aan de spoorbaan te Groningen uit 1868. Het enige koepeldak dat ons nog rest is de tuinkoepel aan de voet (oostzijde) van het viaduct te Groningen (1774). Men mag aannemen dat bijna alle bewoonde borgen en grotere behuizingen in het bezit warenvan theekoepels, tuinhuis of paviljoen. Op oude afbeeldingen kom je nog wel eens al lang verdwenen koepels tegen. 

Archiefbronnen doen vermoeden, dat er ten zuiden van de stad, buiten de wallen, tientallen koepels hebben gestaan. Ook in deze eeuw zijn nog prachtige koepels verdwenen. In 1921 werd de koepel in de tuin van de familie Hommes te Groningen aan de Nieuweweg, gesitueerd aan. de Oostersingel, afgebroken. Kort voor 1930 verdween een fraaie koepel aan de Zuiderkerkstraat in Groningen, behorend bij het huis Marktstraat 13. En in 1960 was het mogelijk een „Chinees” koepeltje op te offeren aan de verbreding van de Rijksstraatweg, in de tuin van de 19e eeuwse villa te Glimmen bij de afslag naar Zuidlaren, aldus architect De Vrieze.

In de beschrijving van de theekoepels die ons nog resten wordt gewezen op de oudste van de Groninger tuinkoepels aan de rand van het Sterrebos in de stad Groningen. Tot 1964 stond deze overigens nog aan de overzijde van de Hereweg, maar moest wijken voor de aanleg van de zuidelijke ringweg. De koepel is in 1818 gebouwd. In dat jaar kocht Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz, provinciaal ontvanger der indirecte belastingen in Groningen en Drenthe, een stuk grond van de eigenaars van de papiermolen. Deze molen stond ongeveer op de plaats waar nu het zwembad De Papiermolen is. Na de dood van De Ranitz werd in 1864 de behuizing met moestuin, koepel, siertuin en appelhof verkocht aan de Groninger arts dr. Gozewinus Acker Strating. De koepel werd in 1963 afgebroken en in 1964 aan de overkant van de Hereweg herbouwd. Het theekoepeltje in het Sterrebos wordt al vele jaren als atelier gebruikt door de kunstschilder Siep van den Berg. Ook aan het Martinikerkhof in Groningen zullen verschillende tuinkoepels hebben gestaan, o.a. in de tuin van de voormalige pastorie der Martinikerk (thans Landbouwhuis met Provinciale diensten no. 9). De enige koepel die bewaard is (ongeveer 1770), is nu de entree van Pictura, het laat-middeleeuwse huis, dat zijn entree op no. 1 aan de Sint Walburgstraat heeft. In sommige binnentuinen langs singels en diepen zijn nog enkele theekoepels gespaard. Aan de Noorderhaven staat een gaaf bewaarde, goed onderhouden koepel uit ongeveer 1860, op een achthoekig grondplan met een achtzijdig pyramidaal dak. 

Om nog even enkele tuinkoepels aan te tippen uit het boekje van De Vrieze, aan de Scholtenweg van Aduard naar Adorp staat, verscholen achter een boerderij (no. 4) een zeer bescheiden, maar charmant tuinkoepeltje. 

Aan de noordgrens van de provincie, dicht bij de Waddenkust in het gehucht Hornhuizen, onder de gemeente Kloosterburen, staat op het erf van een 17e eeuwse boerderij een klein zeshoekig tuinkoepeltje. De houten koepel is afkomstig uit Haren en, dateert uit het laatste kwart van de 19e eeuw. 

En wat de tuinkoepel in de tuin van Verhildersum betreft, deze koepel is laat 19e-eeuws en heeft tot 1909 dienst gedaan als wachthuisje voor de tram ergens aan de Hereweg te Groningen. In 1909 werd het koepeltje aangekocht door de familie Camphuis. De tuinkoepel heeft eerst gestaan op een eilandje in het door de familie Camphuis verworven Friescheveen en werd in 1913 overgeplaatst naar Huize „Vennebroek” te Paterswolde.

___________________________________________________________


Groninger Beeldbank: P.B. Kramer 1917 Frieschenveen, ansicht uitgegeven door Familiehotel 
theekoepel met badhuisje op eiland

___________________________________________________________

Naar Vereniging Ommelander Museum en Verhildersum