___________________________________________________________ |
22-02-1979 De Hogelandster, donderdag
1979 Sneeuwstorm | Zuurdijk ingesneeuwd
Hoe zit dat …..?
Waren de vreemde capriolen van Koning Winter voor de Hogelandster geen nieuws?
In de afgelopen dagen hebben tal van abonné’s van „De Hogelandster” de redactie belaagd met de vraag waarom in de editie van donderdag 15 februari geen aandacht is besteed aan het isolement waaraan vele dorpen als gevolg van de extreme weersomstandigheden ten prooi zijn gevallen.
De verklaring daarvoor is uiterst simpel. Op het moment dat de uitzonderlijke situatie zich begon af te tekenen, was de editie in z’n geheel reeds afgedrukt. Expeditie naar de buitendorpen bleek echter niet meer mogelijk, zodat een groot gedeelte van de oplaag niet op het normale tijdstip bij de bezorgers kon worden afgeleverd.
Hetzelfde geldt m.b.t. de postverzending. Dit moest worden uitgesteld omdat geen enkele bestelling kon worden uitgevoerd.
Voor de goede orde leek het ons raadzaam de lezers hiervan even op de hoogte te stellen.
Redaktie „De Hogelandster”.
Februari 1979. Wat niemand eigenlijk nog voor mogelijk hield, is op volkomen onnavolgbare wijze toch gebeurd: Koning Winter heeft een staaltje van zijn macht laten zien dat zelfs de oudste generatie inwoners van Noord-Nederland met stomheid heeft geslagen.
,,U kunt me geloven of niet,” gaf een bijna 100-jarige inwoner van Ulrum dezer dagen te kennen „zo erg als nu heb ik het nog nooit meegemaakt.”
Wie met zijn eigen ogen het antarctische poollandschap heeft aanschouwd waarin Noord-Nederland de laatste dagen door onzichtbare hand is omgetoverd – en wie heeft dat niet? – weet intussen dat aan die worden weinig valt toe te voegen.
Die weet ook welke gevolgen de machtsgreep van koning Thialf heeft gehad: tal van dorpen die volledig van de buitenwereld waren afgesneden door metershoge sneeuwbergen, lamgelegde verbindingen, noodgedwongen sluiting van scholen en bedrijven, inderhaast afgelaste vergaderingen, bijeenkomsten en voorstellingen, in staat van alarm gebrachte openbare lichamen, leeggekochte bakkerswinkels en levensmiddelenbedrijven, noodsituaties voor veehouders die hun melk niet kwijt konden of zonder voer voor hun dieren kwamen te zitten, mensen die door de buren uit hun woningen moesten worden verlost, ambulances die de ziekenhuizen niet meer konden bereiken, stagnerende nutsinstellingen enz. enz.
De rij van voorbeelden waardoor het openbare leven totaal werd ontwricht, zou nog met talloze kunnen worden aangevuld.
Vraag is evenwel: waar te beginnen en waar te eindigen? Het gevaar is namelijk uitermate groot dat vele belangrijke aspecten uit de wirwar van gegevens en verhalen slecht of in het geheel niet tot hun recht zullen komen.
Wat bijvoorbeeld te vertellen uit de logboeken die in de tot crisiscentra ingerichte gemeentehuizen zijn bijgehouden van de aktiviteiten die van daaruit zijn ondernomen om de wegen sneeuwvrij te maken, om als verbindingsschakel op te treden bij het moeizame vervoer van zieken, gewonden en
as. moeders naar de ziekenhuizen?
Die logboeken puilen uit van gegevens, waarmee alleen al enkele pagina’s van
deze editie zouden kunnen worden gevuld.
Het is bekend dat tal van operaties zijn uitgevoerd, die met gouden letters een plaatsje in
deze kolommen zouden verdienen. Zoals b.v. van het doen overbrengen van een tweetal
personen uit de regio naar de ziekenhuizen in Groningen. Een bijzonder staaltje van samen-
werking tussen o.a. Z.T.M., Rijkspolitie en hardwerkende shoveldrivers die samen plm. 10 uur op pad waren om Groningen te bereiken.
Maar wie komt daarvoor de grootste eer en waardering toe en zijn er niet vele andere voorbeelden van spontane hulpverleningsakties te noemen?
Waar blijft dan de dank en waardering die toekomt aan hen die eveneens dagen en nachten achtereen in de weer zijn geweest – in welke vorm dan ook – om te helpen waar te helpen viel en om
de ontwrichte maatschappelijke orde te herstellen? En waar de dank aan de vele vrijwilligers en vrijwilligsters die voor vriend en vijand op de bres hebben gestaan om onder barre omstandigheden dreigende nood te helpen keren?
Past die waardering en dank alleen de militairen die met groot materieel zijn ingezet om de wegen weer begaanbaar te maken? Bepaald niet, want loonwerkers, kantonniers van Rijkswaterstaat,
sneeuwruimploegen van gemeenten en aannemersbedrijven enz. leverden wellicht nog veel grotere prestaties.
Of is het misschien vermeldingswaard dat minister Wiegel en Staatssekretaris Van Lent (Defensie) zaterdag j.l. per helicopter naar de verrichtingen van de militairen tussen Leens en Ulrum kwamen kijken?
Toegegeven, dat gebeurt niet elke dag, maar dat bliksembezoek valt in het niet bij de solidariteit en saamhorigheid die de bewoners van Noord-Groningen deze moeilijke dagen aan de dag hebben gelegd.
Dat is de bewindslieden, na te zijn verwelkomd en uit gezwaaid door burgemeester Van der Vliet, niet of nauwelijks duidelijk geworden. Hoezeer ze dan ook onder de indruk zijn gekomen van het natuurgeweld. Ze hebben niet gezien hoe de burgers van Noord-Groningen de problemen te lijf zijn gegaan met nachtelijk gezwoeg en geploeter. Zodat ze in wezen slechts een glimp hebben opgevangen van wat zich allemaal heeft afgespeeld.
Daardoor is hen ontgaan wat naast alle doffe ellende en naast de miljoenen schade die door het winterse schrikbewind is veroorzaakt, toch ook winst is geboekt.
Want die was er. Eenzelfde winst als die waardoor de oorlogsjaren 1940-1945 werden gekenmerkt: tastbare solidariteit en ondefinieerbare saamhorigheid, zoals die door niemand nog voor mogelijk werden gehouden.
Voorafgaand aan de balans die straks kan worden opgemaakt – een balans die vele negatieve
saldi te zien zal geven – een post van onschatbare waarde.
Met die wetenschap achter de hand past nog slechts één slotopmerking: dank an iedereen die ertoe heeft bijgedragen dat de problemen – hoe groot die ook waren – toch konden worden opgelost.
Van burgemeester tot vuilnisman, van huismoeder tot politieagent of medewerker van Radio Noord, van krantenbezorger tot shoveldriver en van huisarts tot kraanmachinist.
Kortom: AAN IEDEREEN!
In de hoop dat Noord-Groningen zich ook in de toekomst als één man zal weten te manifesteren.
We moeten namelijk samen weer aan de slag!
___________________________________________________________ |
..-02-1979 Hogelandster
Waar ligt Zuurdijk?
Of anders gezegd: een verhaal over een geïsoleerd dorp
Samenvattende impressie van onze Zuurdijkster correspondent
De verrassing was voor iedereen groot. Ingesneeuwd ! Niemand had daarop gerekend of gehoopt. Maar het was dan toch gebeurd.
Woensdagochtend, na het openen van de gordijnen was het al mis.
Niks te zien, geen licht, alleen maar wit voor de ogen.
De ogen uitgewreven, nog eens gekeken, het bleef wit ! Wat nu ?
Het slaapkamerraam maar eens geopend. Daar werd het aanzienlijk duidelijker van; we waren gewoon ingesneeuwd. Wat moest er nu gebeuren?
De buren maar eens gebeld.
„Ja, we zijn ingesneeuwd!”
„O, kunt U er nog uit?”
„Jawel de voordeur was niet geblokkeerd. maar voor de rest zit alles dicht.”
„Nou bedankt, dan weten we tenminste wat.”
Toen de radio maar aangezet om te ontdekken of het een gemeenschappelijk probleem was of dat alleen wij maar ingesneeuwd waren.
En ja hoor, succes.
„Dit is Radio Noord op 97,5 MegaHertz”
Wij realiseerden ons toen dat het een wat ongewoon tijdstip was voor de Regionale Radio, dus er moest wel iets aan de hand zijn.
De omroeper meldde: wegen afgesloten – dorpen geïsoleerd – militairen ingezet – Siberische toestanden -boeren in nood – electriciteit uitgevallen – etc. etc.
Allemaal ellende dus. Maar één konklusie lag vast: het was niet onze slaperigheid. Dus eerst maar eens buiten kijken.
Het zijraam geopend, en gewapend met een schop de sneeuw ingestapt om de voordeur sneeuwvrij te maken.
De buren hadden ook de schop al gehanteerd. Er waren inmiddels toegangswegen tot de respectivelijke deuren uitgegraven.
„Hoe is het met U?” sprak de buurman. „Alles goed?”
„Ja hoor, het gaat wel” antwoorden wij.
„Heeft U nog genoeg eten in huis?”
„Nou tot morgen in ieder geval en het zal toch zeker wel voor het weekend over zijn.”
„Ja, dat hoop ik maar.”
Zo verliep de eerste ontdekkingstocht, van wat later bleek een bijna totale isolatie te zijn. Want de radio, t.v. en telefoon bleven het gelukkig doen. En dat was een hele steun. Want niemand had de ellende kunnen overzien als die ook eens weg zouden vallen.
Het eerste probleem was de vraag of er voldoende voedsel aanwezig was om het nog even vol te houden.
Na inventarisatie was er vooral behoefte aan brood. Zodat op vrijdagochtend een boodschappentransport werd georganiseerd. Men vertrok met ± 25 mensen, gewapend met sleën, te voet over de velden naar Leens.
De barre tocht verliep, ondanks de oostenwind, toch redelijk vlot. Binnen het halfuur was het dorp bereikt, en konden de boodschappenlijsten voor de dag worden gehaald. Om de voorraden voor buren en eigen gebruik weer op peil te brengen. Het was eigenlijk best gezellig en spannend. Want overal in Leens werden we gefotografeerd en gefilmd, als een soort toeristische trekpleister. Een rol die we als Zuurdijksters eigenlijk niet zo zien zitten. Maar het hoorde er allemaal bij waarschijnlijk.
Een punt van ergernis was dat de Leenster bevolking zoveel gehamsterd had, dat er voor Zuurdijksters nauwelijks meer suiker, boter, pap en b.v. koffie te koop was. Een weinig solidaire houding in deze barre tijden.
Op de terugweg nog even een aantal Hogelandsters meegenomen om de nieuwsvoorziening in het dorp op peil te houden.
Bij terugkomst in Zuurdijk was de dorpskom tot aan Meerstra inmiddels ontzet. De sneeuwploeg had niet verder kunnen komen i.v.m. de enorme sneeuwduinen. Zodat „eerste en tweede Nijhoezen” nog geïsoleerd bleven.
Ook kwamen toen de verhalen los van de hand- en spandiensten die diverse mensen verricht hadden, voornamelijk bij de boeren.
„Miedema z’n koestal stond op instorten, ze zijn met 20 mensen bezig geweest om de sneeuw van de stal af te halen. Het is gelukkig gelukt, want er zaten 150 koeien onder.”
„Bij Mulder hebben ze vanochtend de schuurdeuren vrij gemaakt, hij kon zijn beesten geen vreten meer brengen, en dat is toch al te mal.”
De Gebr. Veenboer hebben gisteren (donderdag) met plastic zakken kuilvoer opgehaald.”
„Een zak vol was genoeg voor 1 koe en ze hebben d’r 190, dus die zijn daar wel even bezig geweest.”
„Vandaag hebben we met een paar mensen de staldeuren en het kuilgras uitgespit, dan kunnen ze er weer bij.”
„Als tegenprestatie konden we bij diverse boeren gratis melk afhalen, omdat de tank toch vol was en de tankwagen voorlopig nog niet kan komen.”
En zo ging het nog even door, maar duidelijk was dat men elkaar niet liet zitten, solidariteit dat was het motto de afgelopen dagen.
Vrijdagavond om ± 7 uur werden „Eerste en tweede Nijhoezen” ontsloten door de sneeuwploeg. Een mooi moment. En tegen 9 uur die avond was het pad naar Torringa en Van Wijk ook weer begaanbaar. Zodat de tankauto van de DOMO en de vrachtauto’s van de veevoedercentrale’s de veeboeren weer konden bereiken.
Zaterdagochtend moesten er weer boodschappen gedaan worden en 2 bewoners hadden een rijontheffing gekregen. De een ging naar Leens en de andere probeerde het tichting Wehe-den Hoorn. De weg naar Leens bleek onbegaanbaar. En er werd besloten om het richting Ulrum te proberen. Daar stootte men halverwege Vlakke Riet op een gestrande SRV-wagen, die vervolgens, min of meer, leeggekocht werd.
De missie naar Wehe-den Hoorn verliep, voor zover je daarvan kan spreken, probleemloos.
Ondanks het rijverbod waren er natuurlijk zaterdag toch nog van die lummels die meenden even de stoere bink uit te moeten hangen.
Zo ook een stel uit een naburig dorp, die als excuus hadden dat ze „op vakantie naar Amsterdam” moesten. De verzamelde menigte op straat heeft hen vriendelijk geadviseerd even om te keren. Dit advies werd soepel opgevolgd.
En dan minister Wiegel die zaterdagmiddag over Zuurdijk vloog, (volgens Radio Noord rechtstreeks vanuit Curaçao). Opvallend was dat weinig mensen de bewindsman toewuifden.
Zaterdag kregen we tot onze blijdschap en verrassing het Nieuwsblad bezorgd. Maar niet door Burgemeester Ausma. We nemen aan dat zijn chauffeur Zuurdijk niet kon bereiken.
Maar goed, er was al leed genoeg. En daarom had Dorpsbelangen zaterdagavond een bingoavond uitgeschreven. Een spontaan idee en tot ieders verrassing met een keur aan prijzen. Waar die zo snel vandaan kwamen blijft voor een ieder een raadsel.
Raadsels blijven er voorlopig genoeg, maar één ding is zeker: voorjaar wordt het toch.
En misschien moeten we dadelijk als de dooi invalt, wel vlotten bouwen om over het water boodschappen te doen in Leens. Maar dat leest U dan t.z.t. weer in De Hogelandster.
Hans Heesterman
___________________________________________________________ |
Naar schade aan boomgaard boerderij “Stoepemaheerd”