1935 09 28 Uitspraak Raad Scheepvaart

___________________________________________________________

1935 09 28 Publicatie uitspraak Raad Scheepvaart
No 76 UITSPRAAK
van den Raad voor de Scheepvaart in zake het aan den grond loopen van het stoomschip Veerhaven bij den ingang van de baai van Tampa (Florida).

Op 25 Januari 1935 is het stoomschip Veerhaven bij den ingang van de baai van Tampa (Florida) aan den grond geloopen.
In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van dit ongeval zou instellen, welk onderzoek ter zitting van 2 Augustus 1935 buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart heeft plaats gehad. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde als getuige Lambertus Coolen, kapitein op de Veerhaven ten tijde van het ongeval.
Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken:
De Veerhaven is een Nederlandsch stoomschip, metende 5291,32 bruto-, 3261,90 netto-registerton, van de N. V. Scheepvaart Maatschappij „Noordzee”, te Rotterdam, onder directie van de N. V. Gebr. van Uden’s Scheepvaart en Agentuur Maatschappij, aldaar. Het schip is in het jaar 1929/1930 van staal gebouwd.
De Veerhaven was op reis van Charleston (Zuid-Carolina) naar Tampa (Florida), diepgang 16 voet.
Nadat volgens de log sinds het vorig middagbestek 135 mijlen waren afgelegd, werd in den morgen van 25 Januari 1935, omstreeks te 3.45 uur, bij den ingang van de baad van Tampa gestopt om de log in te halen.
Deze log bleek zeer onbetrouwbaar, maar aangezien de betrouwbare log door visschen was afgebeten, was de kapitein wel genoodzaakt de reservelog te gebruiken.
Te 3.50 uur werd 10 vadem gelood. Langzaam werd in den koers N. 47° O. verder gestoomd om de uiterton op te zoeken. Het zicht was heiig. Te 3.55 uur kwam op één streek aan stuurboord een wit schitterlicht in zicht, hetwelk werd aangezien voor dat van de uiterton.
Zoowel kapitein als eerste- en tweede-stuurman constateerden een schittering van twee seconden duur. Het schip bleef langzaam vooruitgaan met de bedoeling daglicht af te wachten, het tijdstip, waarop de loodsen naar buiten komen.
Bedoeld licht werd één streek op s.b.-boeg gehouden. Te 4.25 uur werd de machine gestopt. Te 4.30 uur werd gelood en 10 vadem bevonden. Te 4.45 uur werd nogmaals 10 vadem gelood. De machine werd weer op langzaam vooruit gezet. Te 5.30 uur werd een blink in het N. 80° O. r.w. gezien.
Het karakter daarvan deed denken aan het licht van Egmont Cav.
Weldra verdween dit licht echter weer uit het zicht.
Te 5.45 uur werd besloten verder op de uiterton aan te sturen, doch te 5.50 uur stuurde het schip niet meer en bleek aan den grond te zitten, zooals later bleek bij boei n°. 18, die X. 45° W. r.w. werd gepeild.
In den morgen van 26 Januari 1935 te 3.40 uur is het schip met behulp van een sleepboot vlot gesleept. Onder loodsaanwijzing werd de reis naar Tampa vervolgd. Lekkage werd niet geconstateerd.
Ter zitting gaf de kapitein toe, dat de tweede en derde looding niet juist kunnen zijn geweest.
Het licht, hetwelk men voor dat van de uiterton hield, is gebleken dat van boei n°. 7 te zijn geweest.
De Raad is van oordeel, dat deze stranding hieraan is toe te schrijven, dat de kapitein een boei, welke later bleek boei n°. 7 te zijn, heeft aangezien voor de uiterton, in verband met de omstandigheid, dat hij te weinig heeft gebruik gemaakt van het lood.
De beide omstandigheden hangen in zoover samen, dat, volgens verklaring van den kapitein, het looden in het laatste uur werd nagelaten, juist omdat men zeker meende te zijn van de uiterton.
Geheel bevredigend is deze verklaring, naar ‘s Raads oordeel niet en de kapitein moest dan ook toegeven, dat hij nog wel een keer heeft laten looden nadat hij die zoogenaamde uiterton in het zicht had gekregen, welke looding hij, naar hij verklaarde, deed „voor alle zekerheid”.
Het is echter wel jammer, dat hij dan ook maar niet voor alle zekerheid is blijven doorgaan met looden. Daarvoor bestond zelfs alle reden. Het is bekend genoeg, dat daar ter plaatse niet ten volle op het karakter der lichten kan worden vertrouwd.
Er waren trouwens voldoende teekenen, welke den kapitein aan het twijfelen hadden moeten brengen, of hij wel juist had gezien.
Het had hem moeten treffen, dat de laatste twee loodingen onmogelijk juist konden zijn — de 10-vadem-lijn ligt 8 mijl van de uiterton af — wanneer het schip zich bevond ter plaatse, waar de kapitein meende te zijn.
Dit alles had voor den kapitein aanleiding te over moeten zijn om ten anker te gaan ten einde den dag af te wachten, of, indien hij dit niet wilde doen, veel meer het lood te gebruiken en daarbij scherpe controle toe te passen.

De haast om nog Zaterdagavond uit Tampa te vertrekken, heeft den kapitein parten gespeeld.
Hij had daarbij echter de uiterste voorzichtigheid moeten betrachten.
Dit heeft hij evenwel niet gedaan. Integendeel heeft hij de elementaire eischen van voorzichtigheid niet in acht genomen, omdat hij — hetgeen echter niet verantwoord was — ten volle er op vertrouwde, dat het licht, dat hij zag, dat van de uiterton was.
Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, plaatsvervangend voorzitter, C. J. Canters, G. J. Lap, A. L. Boeser en B. C. van Walraven, leden, M. A. Hooykaas, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van ‘s Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden plaatsvervangend voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 13 September 1935.
(get.) B. M. Taverne.
C. J. Canters.
G. J. Lap.
A. L. Boeser.
van Walraven.
M. A. Hooykaas.
H. B. Tjeenk Willink.
Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.

___________________________________________________________

27-01-1935 St. Petersburg Times, Sunday 


Bijschrift: View of the Dutch freighter Veerdam as she lay stranded on a sand bar off Egmont key, with Coast Guard patrol boat 100 lying in the foreground, ready to lend assitance. The Veerhaven was pulled free early Saturday and proceede to Tampa. 

___________________________________________________________

Op het Nationaal Ereveld Loenen bevindt zich een gedenksteen van Lambertus Coolen (1875 – 1943), oud-gezagvoerder Koopvaardij, * 16-12-1943 te Schiermonnikoog en † 15-10-1943 te Gourock, Renfrewshire, West-Schotland

Op 16-12-1875 werd op Schiermonnikoog geboren Lambertus Coolen, als zoon van Douwe Coolen en Geertruida Draaijer.
Aangevers en getuigen geboorte: Dirkje de Boer, 36 jaar, vroedvrouw, wonende Schiermonnikoog [] uit Geertruida Harmens Draijer, zonder beroep, wonende te Schiermonnikoog, echtgenoote van Douwe Coolen, zeeman, wonende alhier, zijnde deze door afwezigheid verhinderd in persoon, de aangifte te doen [] in tegenwoordigheid van Jan Fransberg, 69 jaar, gemeentebode, wonende te Schiermonnikoog en Dirk Verwer, 42 jaar, veldwachter, wonende te Schiermonnikoog

Later werden vader en zoon als bakker aangeduid aan de Langestraat te Schiermonnikoog

___________________________________________________________

Terug naar Jan Blink in Tampa