___________________________________________________________ |
Het meisje met de blauwe hoed is een film uit 1934 in zwart-wit met geluid. De film is een bewerking van het gelijknamige boek uit 1927 van Johan Johannes Fabricius (* 24-08-1899 Bandoeng, † 21-06-1981 Glimmen). Fabricius was schrijver, illustrator, boekband ontwerper, journalist, avonturier en zoon van de Drentse dichter en (toneel)schrijver Jan Fabricius.
De film was voor die tijd uitermate modern; er werd voor het eerst gebruikgemaakt van een rijdende camera en werd te Amsterdam voor de binnenscènes opgenomen in de in 1934 Cinetone Klankfilm Studio’s. De buitenscènes werden opgenomen in Schoonhoven, Gouda, Den Haag, Zandvoort en Soesterberg. In Soesterberg werd het opnamegezelschap zelfs belaagd door het Nederlandse leger.
De kosten van de film liepen op tot f 100.000,00, voor die tijd een enorm hoog bedrag.
Originele titel: Het Meisje met den Blauwen Hoed
Alternatieve titel: Swing time
Productiejaar: 1934
Keuringsdatum: 06-12-1934
Premièredatum: 20-12-1934
Distributeur (oorspronkelijk): Filma
Productiemaatschappij: Filma
Opnamestudio: Duivendrechtsekade in Amsterdam
___________________________________________________________ |
De sullige Daantje Pieters uit Schoonhoven werkt in een kruidenierszaak en wordt plotseling opgeroepen voor het Nederlandse leger. Gaat hij niet dan wordt hij aangemerkt als deserteur.
Met het treintje uit Schoonhoven komt hij aan op het perron van het toenmalig station nabij de Karnemelksloot te Gouda en vandaar arriveert hij in Den Haag bij het leger. Daar aangekomen wordt Daantje geplaagd door zijn medemilitairen. Zijn kamergenoot Toontje Bulthuis heeft er veel plezier in hem voor de gek te houden. Het enige wat Daantje op de been houdt is de gedachte aan ‘het meisje met den blauwen hoed‘, een prachtige jongedame die hij in Den Haag opmerkte.
Daantje en Toontje kunnen het uiteindelijk goed met elkaar vinden en Toontje doet zijn best Daantje te koppelen aan Betsie, het meisje met de blauwe hoed. Dit lukt, maar na een bezoek aan de ouders van Daantje in Gouda verbreekt zij de verloving. Betsie legt uit dat ze te wild voor Daantje is.
Daantje Pieters wordt gespeeld door Roland Varno
Toontje Bulthuis door Lou Bandy
Betsie door Truus van Aalten
Lou Bandy – zanger en conferencier – zingt in de film de liedjes “In de petoet” (bij afspelen even wachten tot na de reclameboodschap) en “Vaste verkering“, die hits werden in Nederland.
Andere hits van Lou Bandy waren: Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan?, Rats, kuch en bonen, Zoek de zon op, Schep vreugde in het leven en Louise zit niet op je nagels te bijten.
In de Tweede Wereldoorlog werd de film verboden vanwege oorlogspropaganda.
In 1972 werd een zevendelige televisieserie uitgezonden met Jenny Arean en André van Duin in de hoofdrollen.
Daantje Pieters wordt gespeeld door Huib Rooymans
Toontje Bulthuis door André van Duin
Betsie door Jenny Arean
Vrouw van de kapitein door Teddy Schaank
Jenny Arean en Huib Rooymans waren met elkaar getrouwd en zijn in 1973 gescheiden.
Teddy Schaank (* 10-06-1921 Groningen, † 09-03-1988 Amsterdam) is gehuwd geweest met Leo de Hartogh en Ko van Dijk. Bij de geboorte kreeg zij de oeroude Groningse voornaam “Tietje” mee, later vervangen door de roepnaam “Teddy“.
Voor en tijdens WOII had Teddy een relatie met Willy Derby (zanger en conferencier).
In 1948 werd uit het huwelijk met Leo de Hartogh geboren haar dochter Linda (* 18-05-1948 Amsterdam). Linda nam als artiestennaam aan: van Dyck, naar haar stiefvader Ko van Dijk.
Linda overleed op 17-12-2023 te Amsterdam, 75 jaar.
In 2004 herhaalde de NCRV de televisieserie in 4 delen. De serie is door de NCRV in 2007 op DVD gezet. Op Youtube zijn hiervan fragmenten te vinden.
___________________________________________________________ |
De film uit 1934 (zie ook Filmmuseum Eye)
Naar de liedteksten in de film
___________________________________________________________
De film werd begin 1934 aangekondigd.
Begin september werd aangevangen met de opnames, waaronder Gouda en Schoonhoven.
Op 21-12-1934 was de première.
Aan dit alles werd uitvoerig aandacht besteed in de kranten.
___________________________________________________________ |
Amsterdam: 21-12-1934 Weekblad voor Israëlitische Huisgezinnen
De naam “Grand Theatre/Theater” kwam in meerdere steden voor.
___________________________________________________________ |
22-12-1934 Het Nieuwsblad van de Dag, zaterdag
„HET MEISJE MET DE BLAUWE HOED”.
Zon, vreugde en wat warmte in de duisternis der dagen.
ZEER GOEDE VERMAAKSFILM BIJ TUSCHINSKI.
Wie zou, in de duisternis der dagen rond Kerstmis, geen behoefte hebben aan wat zon, wat vreugde en wat warmte?
„Het meisje met de blauwe hoed” geeft ze, naar het een goede vermaaksfilm betaamt, in veel schakeeringen: van gijn tot stillen humor, van liefde tot hartelijkheid, van zotte situatie tot een week moment.
„Het meisje met de blauwe hoed” lanceert Lou Bandy als filmacteur en zet hem in de voortreffelijke entourage van collega’s als Roland Varno, Mathieu van Eysden en Truus van Aalten; en met dit viertal, dat gesteund wordt door een basis van uitnemend technisch werk, bereikt de film dan hoogtepunten van jolijt.
Een krantenverslag behoeft niet zeer nauwkeurig uit te weiden over de historie van een film in dit genre. Want de hoofdzaak is hier niet de aan het boek van Johan Fabricius ontleend inhoud — de vrijage van een schuchteren provinciejongen die in garnizoen komt te Den Haag, met een naar wuftheid neigend meiske — de hoofdzaak is de atmosfeer van het soldatenleven, de typen en de grappen.
En die slagen wonderwel. Bandy, als de tofste aller toffe jongens, bij het regiment de grenadiers, is even vlot, om niet te zeggen vlotter dan wanneer hij in een revue staat: met hetzelfde gemak als op de planken verkoopt hij zijn slagwoorden en zingt hij zijn liedjes. En ongetwijfeld opent hij een nieuwe en succesvolle carrière met dit „Meisje met de blauwe hoed”, want evenzeer als ieder woord van hem het doet op het tooneel doet het ’t hier: met een verbluffend, virtuoos gemak boeit hij zijn filmzaal en bereikt met ieder klein détail effect. Een groot talent, voorwaar, dat dadelijk zijn eigen stijl en eigen toon gevonden heeft en dat met dezen eerste slag een talent dat nog slechts in zijn uiting kleine retoucheeringen behoeft — het schijnt bijvoorbeeld thans nog iets te hevig ingenomen met zichzelf — om aan de spits te komen van den jongen groep der Nederlandsche filmkomieken.
Bandy’s kleurrijk gamma valt in dit geheel natuurlljk verreweg het sterkste op: de andere figuren zijn van gelijkmatiger karakter en van stiller toon. En het zal dan Bandy ook wel zijn die het succes van een en ander draagt: men zal om hem te zien en om zijn grappen en om zijn soldaten-gaminerie hierheen trekken.
Doch de ietwat aandachtiger beschouwer zal ongetwijfeld naast hem de voortreffelijkheid zien van een rustige en fijne — en moeilijke! — rol van Roland Varno: een kunstenaar die wederom een misschien iets te neutraal, doch overigens prachtig-bruikbaar stuk regiomateriaal blijkt te zijn, wiens woord even harmonisch en zuiver als zijn gebaar aandoet. Voorts zal hij, die aandachtige beschouwer, met gróót genoegen naar Mathieu van Eysden kijken, die zich volkomen thuis blijkt te voelen in deze ingeving en die er zich kalm, sympathiek en levend in beweegt, en naar Truus van Aalten, met haar sprekend filmgezicht en haar routine….
Een goed kwartet! Een ensemble dat zich met veel charme en met vaardigheid gekweten heeft van deze taak, en dat de film vol tempo over ’t doek doet gaan.
Gelijk gezegd: zij vieren steunen op een een hechte basis van de technische prestatie. Rudolf Meinert’s aandachtige regie en Theo Güsten’s frappante foto zijn voortdurend uiterst aangenaam om naar te kijken, en Max Tak verhoogt de smaak van het geheel met een uitstekende en ook uitstekend-klinkende muziek — zijn marsch is na den eersten avond reeds een Schlager —, zoodat de heele groep van werkers onder leiding van Tuschinski àlles heeft gedaan om het effect van spel en spelers zoo sterk mogelijk te doen zijn: zij zijn het die de totale atmosfeer van dit „Meisje” zoo prettig en vreugdig en licht hebben gemaakt.
Een capabel werk is aan de serie der Nederlandsche spreekfilms toegevoegd. Een stuk in het amusementsgenre dat zijn plaats vooraan met eere bezet!
___________________________________________________________
22-12-1934 De Tijd
Het Blauwe Hoedje
Een mislukking
Nadat men ons uitdrukkelijk verzekerd had, dat Rudolf Meinert de maker was van de eertijds befaamde en sensatieverwekkende film „Het kabinet van dr. Caligari”, begonnen we een lichte hoop te koesteren, dat er in de Nederlandsche filmindustrie eindelijk eens een respectabel werk zou te voorschijn komen. Er werden wonderen verteld over Meinert en zijn staf en we wachtten dus met vertrouwen af.
In den nacht van Donderdag op Vrijdag is ( dan eindelijk het wonder verschenen onder den titel „Het meisje met de blauwe hoed” en als we onze eerste opwelling hadden gevolgd, zouden we over de film gezwegen hebben.
Er is geen enkele reden om bijzonder melding van deze film te maken, noch om haar een ernstige critiek waardig te keuren.
Laten we daarom liever volstaan met de verklaring, dat wij er met den besten wil niets anders in kunnen ontdekken dan een dilettantische poging om een verhaaltje zoo tam mogelijk te fotografeeren, een verhaaltje, dat volstrekt geen attractie zou bezitten, wanneer niet Lou Bandij ‘n reeks moppen tapte, die hem wel afgaan, maar die hij met evenveel succes op het tooneel kan debiteeren.
Van film-maken heeft de heer Meinert blijkbaar geen begrip, zoodat we weigeren te gelooven, dat hij ooit een artistiek aandeel in „Caligari” zou hebben gehad.
De film is onschuldig en iedereen kan haar gaan zien. Wij vreezen echter, dat niemand behalve de grapjas Bandij in staat zal zijn indruk te maken.
Jammer voor de kans, die verloren ging. Meinert neme een voorbeeld aan Benno en zijn medewerkers. De fotografie van Theo Güsten. wiens capaciteiten wij nimmer hebben onderschat, laat óók te wenschen over. Maar Roland Varno en Truus van Aalten in „Het Meisje met de blauwe hoed.”
___________________________________________________________ |
Naar Firma P. R. van Duinen
Naar Pieter Roelf van Duinen