___________________________________________________________ |
Zoek-Licht Nederlandsche Encyclopedie voor allen. Onder leiding van Dr. T. P. Sevensma, secretaris der openbare leeszaal en bibliotheek te Amsterdam Deel IV | N.V. Uitgevers-Maatschappij van Loghum Slaterus & Visser | Arnhem MCMXXIII | gedigitaliseerd door Google Books
___________________________________________________________ |
Electrotechniek kan men omschrijven als de leer en de toepassing van het kunstmatig opwekken en gebruiken van electrische energie. Men kan de electrotechniek in 2 groote deelen verdeelen.
De oudste toepassingen der electriciteit vonden plaats op het gebied der zwakstroomtechniek (telegrafie, telefonie, signaalwezen). Het tweede, jongere doch grootere deel omvat de sterkstroomtechniek (het electrisch licht, de el. motoren, tractie, galvanotechniek, de el. in de scheikunde).
Het geboortejaar van de zwakstroomtechniek is 1837 toen de eerste practische telegraaf werd uitgevonden.
De galvanotechniek werd door Jacobi in 1839 ontdekt. De electrische gloeilamp werd in 1838 door Jobard te Brussel voorgeslagen en in 1844 werd door De Changy de eerste lamp met een gloeilamp van kool vervaardigd.
In 1835 werden door de Nederlanders Becker en Strattingh te Groningen en in het volgend jaar door Boote te Turijn proeven met el. wagens genomen. Daar men in dien tijd geen ander middel had om el. stroom te produceeren dan de galvanische elementen, leverden die proeven en denkbeelden op sterkstroomgebied geen practisch resultaat.
Eerst in 1866 deed de Duitscher Werner von Siemens eene uitvinding, nl. die der dynamo-electrische machine, waardoor niet alleen de mogelijkheid ontstond de voortbrenging van den el. stroom aanmerkelijk goedkooper te maken maar tevens stroomen van tot nog toe onbekend groot arbeidsvermogen op te wekken.
Nadat in 1876 de Belgische modelmaker Gramme de Siemensdynamo aanmerkelijk had verbeterd, had de sterkstroomtechniek de middelen gekregen om hare zegetocht over de aarde te beginnen.
___________________________________________________________ |
Naar het “Wagentje” van Stratingh en Becker