19-12-1992 Nieuwsblad van het Noorden: Bespreking Boerderijenboek II

___________________________________________________________

19-12-1992 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 

Boeren en boeken
Met het oog op de boer door Joop Boertjens 

Boeren hebben vanouds een warme liefde voor boeken. 

De dichter Poot, die tot zijn grote spijt niet alleen van de muze kon leven, was in het doordeweekse leven gewoon boer. In de meest prozaïsche bewoordingen beschreef hij het landleven in de vroege achttiende eeuw. Arcadische landschappen schilderde hij met zijn pen, vol van lieflijkheid, overdaad, zomerweelde en landlust. Slechts af en toe daalde hij af van zijn Olympus en besefte zich wat nors dat het boerenwerk toch elke dag gewoon moest doorgaan.
Dat het geploeg en gezweet op het land bij Poot niet altijd van harte ging wordt duidelijk uit de regels: “Hoe bad ik tijdens d’oogst wel menigmaal om regen, zodat ik van het land en bij mijn boeken kwam.”

Het boerenhart van de grote Poot was dus kennelijk nogal wat kleiner dan zijn dichterlijke aderen. Maar — en daar gaat het hier om — in elk geval wordt duidelijk dat de liefde van boeren voor hun boeken al eeuwen-oud is. 

Boeren lezen niet alleen veel boeken, ze schrijven ze ook. Merkwaardig genoeg is dat in de provincie Groningen uitgegroeid tot een ware traditie. Nergens, zo verzekerde mij laatst nog een rijksarchivaris, is er zoveel “petit histoire”, alledaagse geschiedenis vastgelegd in boeken als in Groningen. In de afgelopen decennia zijn er al veel van die zogenaamde boerderijenboeken verschenen. In het begin waren dat vooral boeken die naast afbeeldingen van boerderijen ook gegevens vemeldden van de vroegere en de huidige bewoners. Deze wat sobere en eenzijdige benadering is de laatste decennia verlaten en steeds meer gaat men de weg op van de plaatselijke geschiedschrijving. 

Vooral jubilerende landbouwverenigingen nemen de gelegenheid te baat om een complete historie van het werkgebied te schrijven. Veel speurwerk gaat daar aan vooraf, vaak verricht door een breed samengestelde plaatselijke commissie. 

Steeds meer ook kiest men daarbij voor professionele ondersteuning en begeleiding van beroepshistorici. Vele jaren werk, met vereende krachten, gaat er vaak vooraf aan het verschijnen van het jubileumboek. De resultaten zijn doorgaans uniek, niet alleen door omvang en veelzijdigheid, maar ook voor de verzorging van de details. 

Nu ligt voor me een dikke stapel “boerenboeken”, de oogst 1992. Die van De Marne, Beerta, Het Halve Ambt en De Veenkoloniën zijn de belangrijkste uitgaven van dit jaar, maar er zijn er veel meer. 

Het Gedenkboek Nijverheid, in twee dikke delen, gaat over de Marne, de boerderijen en de bewoners. Zo’n duizend pagina’s leveren een schat aan informatie over de gewone geschiedenis van de gewone mensen in het gebied. Het zo uitgebreid en minutieus vastleggen van de regionale geschiedenis is meer dan een leuke hobby of een aardigheidje. Natuurlijk bij het doorbladeren van de Marneboeken komen er, zeker voor degenen die het gebied kennen, veel “aha en och, ja” gevoelens naar boven. Maar het belang van deze gedetailleerde beschrijving is veel groter dan alleen de herkenning van het moment en zal met het verstrijken van de jaren alleen maar groter worden. Immers de laatste vijftig jaar heeft zich in landbouw en platteland een totale revolutie voorgedaan. Wat is er dan interessanter dan de verslagen van de ooggetuigen van deze revolutie te lezen. 

Grote en imposante boerderijen worden in het boerderijgedeelte van het Gedenkboek Nijverheid beschreven. Maar ook gewone boerderijen met bijzondere bewoners staan er in vermeld. De boerderij van Marc Calon en zijn moeder Lidya A. van den Hauwe, weduwe van E. L. A. Calon werd in 1676 bewoond door Jan Thomas. In 1691 had zijn weduwe Clara Peters het bedrijf nog in bezit. Tussen twee haakjes: in het Hollandse Abtswoude brabbelde in dat jaar de tweejarige Huubje Poot zijn eerste zinnetjes. Er kwamen Onnessen, Harmens en Pieters en daarna Bossen op het bedrijf en daarna nog verschillende andere Groninger geslachten. In 1956 kwam het bedrijf in Belgische handen en vanaf 1959 werd het verpacht aan de ouders van Marc Calon. In 1991 kochten moeder en Marc Calon het bedrijf sanaen van de Belgische verpachter. 

Groninger geslachten wisselen elkaar af op een eeuwenoude stek, sommige boerderijen groeien, prachtige voorhuizen stralen de weelde van de bewoners van weleer. Maar andere boerenbedrijven verpauperen en sterven een eenzame en onbewoonde dood. Wat voor de afzonderlijke bedrijven geldt, gaat ook op voor gehuchten, buurtschappen en dorpen.
En zo is de geschiedenis van de mensen en hun bedrijven daarmee de geschiedenis van de streek. Het ligt allemaal vast in de boeken.

___________________________________________________________

02-01-1993 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag 

Boeren en boeken II
Met het oog op de boer door Joop Boertjens 

Vorige keer beschreef ik op deze plaats het Gedenkboek Nijverheid, de historie van de boerderijen in De Marne en hun bewoners. Verschillende lezers vroegen mij hoe en waar deze jubileumboeken te verkrijgen zijn. Via de plaatselijke afdeling van de landbouwvereniging kan men altijd aan de boerderijenboeken komen. Meestal wordt er van de boeken een behoorlijk aantal exemplaren extra gedrukt, zodat ook de oudere uitgaven nog redelijk goed te verkrijgen zijn. Schrik alleen niet van de prijs! Sommige boerderijenboeken kosten tegen de tweehonderd gulden. 

In het geval van het Jubileumboek ‘De Marne’ krijgt men daar dan ook twee dikke gebonden delen voor, rijk geïllustreerd en op glanspapier gedrukt.

Eveneens op het Hogeland verscheen kortgeleden het jubileumboek ‘Boerderijen in het Halfambt‘. Dit boek, uitgegeven door Wolters-Noordhoff, is in zekere zin een mijlpaal in de boeren-geschiedschrijving te noemen. Omdat dit boek is opgenomen in het fonds van een grote uitgever is er nogal wat externe deskundigheid aan te pas gekomen. Dat betekent veel aandacht voor het wetenschappelijk niveau van dit boek en ook een goede en evenwichtige redactionele samenstelling. Zonder eerdere boeken tekort te doen kan ik constateren dat met deze uitgave het ‘genre’ boerderijenboek op een professioneel niveau terecht is gekomen. Typerend voor het hoge niveau van dit boek is de bijdrage van P. C. M. Hoppenbrouwers, die een minutieuze beschrijving geeft van de ontwikkeling van de landbouw in het Halfambt van 1800 tot 1950. “Nooit was de maatschappelijke positie van de Groninger boeren zo dominant als in deze honderdvijftig jaar,” stelt Hoppenbrouwers. Hij vervolgt: “Daarvoor stonden zij op veel plaatsen nog in de schaduw van de jonkers, erna boette de agrarische sector in menig opzicht aan betekenis in.” Hoppenbrouwers noemt de periode 1800 tot 1950 het “Boerentijdperk van de Groninger geschiedenis”. Bijzonder interessant is het te lezen hoe in die periode bepaalde gewassen hun opkomst en ondergang beleefden. Zo zijn bijvoorbeeld vlas en haver vrijwel verdwenen, terwijl tarwe, aardappelen en suikerbieten steeds dominanter werden. De moderne lezer zal zich daarbij uiteraard meteen afvragen of we met die oude en dikwijls ‘vergeten’ gewassen niet opnieuw aan de slag kunnen. Immers, het kweekwerk en de veredeling heeft zich de laatste decennia steeds vooral op die paar gewassen gericht die de kurk vormen waar het akkerbouwbedrijf op bleef drijven. De andere kleinere gewassen werden zo steeds meer in het defensief gedrongen. Nu er zowel vanuit economisch als milieuperspectief naar alternatieven wordt uitgekeken verdient het aanbeveling die oude en vergeten gewassen weer eens van stal te halen, ermee te kweken en te veredelen en te kijken wat we er in onze moderne tijd mee kunnen. Bij een paar van die ‘oldtimers’ is men daar trouwens mee begonnen. Terug naar het prachtige boek van het Halfambt, waarvan ik nog één bijdrage eruit wil lichten, namelijk die van P. W. Havik, over de ontwikkeling van de boerderijbouw in het Halfambt. Door opgravingen in Ezinge is de vorm van de boerderijen in dit gebied al vanaf enkele eeuwen voor Christus bekend. Vanaf de dertiende eeuw zijn er ook schriftelijke bronnen, die beschrijven hoe er werd gebouwd en welke benamingen men hanteerde.

Zo is de geschiedenis van de boerderijen tevens de geschiedenis van de bewoners, hun leven en werken en hun sociale opkomst en neergang. Uit deze micro-geschiedenis kunnen de kiemen worden gehaald, die later de aanzetten van grote sociale bewegingen hebben gevormd. Op dat verband tussen de ‘kleine’ en de ‘grote’ geschiedenis hoop ik in een volgende publikatie van ‘Boeren en boeken’ nog eens terug te komen. 

[van een volgende aflevering is niet gebleken]

___________________________________________________________

Naar Nieverheid