19-08-1967: Artikel over publicaties van Meester J. S. van Weerden

___________________________________________________________

19-08-1967 Trouw, zaterdag  

J.S. van Weerden: schrijven als levensbehoefte 

NA VEERTIG JAAR DIK BOEK OVER DE AFSCHEIDING door Hans Wierenga

JAN STOFFER VAN WEERDEN (79) heeft een boek geschreven over de afscheiding in Ulrum. Er zijn al veel boeken over de afscheiding geschreven, maar natuurlijk is er in dit geval weer iets bijzonders. En dat is dat Jan Stoffer van Weerden géén theoloog is, maar autodidact-historicus en niemand heeft het tot nu toe gewaagd of nuttig geacht deze kerkelijke materie van de historische kant te benaderen. 

Jan Stoffer van Weerden is pas uitgeroepen tot eerste ereburger van het Groningse LEENS, „omdat hij zich in hoge mate verdienstelijk heeft gemaakt voor de gemeente en de gemeenschap”. 

Jaja, zegt hij in zijn mooie witte huisje en met zijn vrouw als wakend oor, ‘t zijn allemaal onderscheidingen die je geld kosten. Zo is ‘t meestal. ‘t Wil natuurlijk wel wat zeggen, ereburger. De burgemeester kwam hier en bracht ons op de hoogte. Ik vind ‘t iets moois en weet zelf niet waaraan ik ‘t verdiend heb.
Maar ja, je voert van alles in je schild en later krijg je ‘t op je brood. Je kunt ook zeggen dat je er langzamerhand ingegleden bent, zonder dat je het zelf gemerkt hebt, vindt mevrouw Van Weerden. 

De heer Van Weerden heeft zich zijn hele leven al bezig gehouden met de streekgeschiedenis van Noord-Groningen Hij is ruim veertig jaar hoofd der school in Zuurdijk geweest en in die tijd bespeelde hij het orgel van de hervormde kerk. „De wieg van de Stichting Noord-Groningen alsmede die van de Groninger Culturele Gemeenschap stond in het meestershuis te Zuurdijk“, zo staat er ergens over hem geschreven. 

Van Weerden is ook een belangrijk man geweest bij de oprichting van het Ommelander Museum, de stichting Verhildersum en het vormingswerk van „De Breede“. 

Hij kreeg in 1957 de culturele prijs van Groningen. 

Allemaal dingen, die de Grönnegers erg veel zeggen, maar wij willen het even hebben over dat nieuwe boek. Best, zegt Van Weerden, dat wil ik wel vertellen, maar dan krijgt u wel een eenzijdig verhaal hoor, want ik heb veel meer gedaan. 

DAT boek dus. „Spanningen en conflicten — Verkenningen rondom de afscheiding van 1834 te Ulrum en omgeving” gaat het heten. Van Weerden heeft er vijf jaar aan geschreven en er al met al wel veertig jaar aan gewerkt. En ‘t kost allemaal geld, zegt hij alles wat ik geschreven heb kost me geld.

Ik heb nog aan geen enkel ding iets verdiend, maar dat is niet erg want daar gaat ‘t me niet om. Dat is niet waar Jan, zegt mevrouw Van Weerden, „De geschiedenis van de Westpolder” heeft je geen geld gekost. Nee, dat is zo, geeft hij toe. Maar de rest wel. Neem dit manuscript. Eerst had ik het geschreven, maar toen was het zo dik, dat het telkens uit elkaar viel. Nu heb ik het in vijfvoud laten tikken en nou ja, dat kost je al gauw zo’n… Nee Jan, ik vind niet dat je dat kunt vertellen, dat mag niet in de krant komen, aldus mevrouw. Nee dat is misschien wel zo. 

Maar goed, over Ulrum is altijd geschreven door theologen. Ik ken de geschiedenis van Ulrum beter dan de beste theoloog. Dit hier is mijn jachtterrein op geschiedkundig gebied.

Veertig jaar geleden viel me in handen een naamloos pamflet tegen De Cock. De ene theoloog zei: ‘t is van die en de ander noemde weer een ander. Volgens mij was Marten Douwes Teenstra de schrijver, maar niemand geloofde mij. Jaren later kreeg ik toevallig een paar boeken uit de nalatenschap van Teenstra in handen en hierin vond ik niet alleen een brief van de drukker, aan hem gericht over dit pamflet, maar ook nog een onbekend gebleven vervolg erop. Dat was dus voor mij het bewijs
Ja, herinnert mevrouw zich, toen hij dat gevonden had, werd hij helemaal wild. Toen is hij pas goed begonnen. Ik vond nog wat werken van tijdgenoten en uit het in die loop der jaren verzamelde materiaal heb ik de laatste vijf jaar zeventien hoofdstukken geschreven, vertelt Van Weerden. 

Als het boek is uitgegeven zal het vierhonderdvijftig bladzijden dik zijn buiten de illustraties, ‘t Wordt een kostbare zaak. We proberen er subsidie voor te krijgen en dat zal wel lukken. Het boek gaat ƒ 22,50 kosten bij voorintekening en na het verschijnen ƒ 32,50. De oplage zal denk ik zo’n vijfhonderd zijn, ‘k weet ‘t niet precies. Eigenlijk zouden het er wat meer moeten zijn, maar ja, de kosten. Er komt een onbekend portret van De Cock in. 

Mijn levenswerk? Och, ‘k weet niet, wat is je levenswerk, wat is belangrijk? Alles gaat voorbij. Mevrouw: jij hebt een grote interesse in kerkgeschiedenis. Ja, dat is zo, zegt hij. 

Er was toen een soort uiteengaan in Ulrum. De één voelde de zuiverheid zus en de ander zo. Toen er twee kerken waren, gingen de mensen beide kerken bezoeken, gewoon uit belangstelling. Er was geen haat en nijd onderling. Ze leverden elkaar gewoon turf en zo. De tegenstellingen zijn mede door de schoolstrijd sterker geworden. Er zijn op ‘t ogenblik in Ulrum vier a vijf kerkelijke groeperingen, die toch wel goed met elkaar omgaan. Dat is de bevolking. Dat trouwt daar ook gewoon onder elkaar, ‘t Zijn heel gewone mensen, zonder iets aparts, zoals in Bunschoten of op de Veluwe. Ze zijn erg verdraagzaam. Er is één keer wat herrie geweest, in 1905 meen ik. Ach, zegt mevrouw, dat is al lang geleden en ‘t is helemaal niet belangrijk. 

Waarom juist die afscheiding in Ulrum? Dat kwam door dominee De Cock. ‘t Had overal kunnen gebeuren waar De Cock gestaan had. Hij was eerst gewoon een vriend van Hofstede de Groot. Die heeft hem meen ik ook bevestigd. De Cock kwam in aanraking met de dominee van Warfhuizen, een vrijgezel en kenner van Calvijn. Daar heeft De Cock voor ‘t eerst kennis gemaakt met de Institutie. Dat vind ik ook zo merkwaardig, dat hij die nooit gezien had. De Cock trof hier veel „bevindelijke” arbeiders, mensen, die mystiek waren aangelegd. Daar kwam bij dat die arbeiders een klein beetje als minderwaardig beschouwd werden.
Mevrouw: nee Jan, dat kun je zoniet zeggen, ze waren van een lagere stand. Ja, natuurlijk. De arbeiders stonden overal buiten. Alleen in de kerk hadden ze stemrecht en daarom waren ze heel erg kerkelijk. Dat heeft er wel degelijk een rol bij gespeeld. 

Daar komt ook nog bij dat er vroeger hier in de streek een sterke onderstroming was van doopsgezinden, oude Vlamingen. Hun vermaningen werden opgeheven omdat er geen voorgangers meer waren, de kerk begon te verlopen en ze sloten zich aan bij de kerk van De Cock. Die richtingen kwamen wel overeen, het menselijke zat er vrij sterk in. Als De Cock hier voorging, mensen, dat was nog eens wat. Wat een dominee, een man naar ons hart. Het stond zwart van de koetsen en de mensen kwamen soms een dag van te voren om een preek van hem mee te maken. Toen De Cock uittrad, zijn heel veel mensen met hem meegegaan. Op de lijst staan honderdzevenendertig mensen, veel familie van elkaar, vaak eenvoudige lieden, meest arbeiders.  

Ik heb allerlei achtergronden beschreven en de figuur van De Cock en de bevolking. Ik heb oorzaken aangegeven, waardoor ze eerder De Cock volgden dan iemand anders, ‘t Is gewoon een geschiedkundig werk geworden, zonder strekking maar met een groot aantal gegevens. Ik heb de scheiding beschreven, zoals de bevolking die toen in werkelijkheid heeft meegemaakt. Hierdoor ia me veel duidelijk geworden. Ik heb er een zuiverder kijk op gekregen, niet zozeer theologisch, maar sociologisch en sociaal. Zelf ben ik hervormd lidmaat en ik sta tolerant tegenover de verschillende godsdiensten. Of die afscheiding juist was? Och, dat weet ik niet. De geschiedenis gaat zo haar eigen weg. Kleine dingen kunnen mensen soms weer tot elkaar brengen. 

Was het een plezierig werk? O heden ja, zegt mevrouw, m’n man heeft er veel belangstelling voor. Hij doet het, ja, uit drang uit liefde voor het werk. 

Och ja, zegt Van Weerden, dit is nou één van de dingen die me interesseren. Ik heb erg veel dingen geschreven. Als jongen van twaalf was ik al redakteur van de schoolkrant. Je kunt gerust zeggen dat je er ingegleden bent, zegt mevrouw. Jij kreeg honger naar alles. Jouw werk is voor jou een levensbehoefte. Jij zou je werk niet willen missen. Je zou jezelf niet meer zijn. Nee, zegt Van Weerden, ik heb een heel rijk leven gehad door mijn studie over het doen en laten van de mensen. Of ik nog meer ga schrijven? Ik hoop nog iets te kunnen maken over de kerkelijke geschiedenis van Leens.
Verder heb ik het hier goed hoor, ik ben een heel tevreden mens en mijn vrouw is de baas.

___________________________________________________________

Naar Spanningen en Conflicten