| ___________________________________________________________ |
DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE. 10e Jaargang, No 27
GEÏLLUSTREERD NIEUWS.
INHOUD: De jongste overstroomingen in Nederland en België. []
Wanneer een vreemdeling ons land bezoekt, weet hij geen woorden genoeg, te vinden om zjjns verbazing uit te drukken over de omstandigheid, dat Nederlands bodem voor een goed gedeelte lager dan de oppervlakte der zee is gelegen; en het is inderdaad verwonderlijk hoe dat kleine plekje gronds, ’t welk het koninkrijk der Nederlanden genoemd wordt, bij de geduchte stormen, die telkens zijne uitgestrekte kusten beuken en het water, Neêrlands ouden erfvijand, met schier onweerstaanbaar geweld tegen duinen en dijken jagen, hoe ons land niet weder door de golven, waaraan het ontweldigd is, verzwolgen wordt.
De volhardende vlijt, de rustelooze ijver der Nederlanders heeft echter met onwrikbaren moed den geduchten vijand, het water, gebreideld en door het opwerpen van ontzaglijke en kostbare verschansingen zijne grenspalen tegen de invallen van den oceaan beveiligd. Nederland is een veroverde grond, maar hoewel de vijand zijne grenzen nog omsloten houdt, toch kunnen zijne bewoners tamelijk gerust zijn en slechts bij enkele gelegenheden wanneer de zee een bondgenootschap met den noord-westen storm schijnt gesloten te hebben breekt de vijandschap opnieuw uit en doet zij nog eens gelukkig slechts voor een wijle hare geduchte macht gelden.
De vreeselijke storm van de twee laatste dagen der vorige maand, gevoegd bij het juist invallende springtij, heeft opnieuw bewezen welk een gevaarlijke nabuur de oceaan is, en hoe hij in weinige uren millioenen schats, de vrucht van jaren arbeid, en, helaas, ook menig menschenleven kan doen verloren gaan.
Allertreurigst zijnde berichten, die van Noord en Zuid ontvangen zijn over de gevolgen van dien storm, welke vooral inden nacht van den 30en op den 31 Januari met zulk eene vreeselijke kracht woedde, en een eenigszins uitvoerig verslag er van zou het vierdubbele van de ruimte vorderen, welke wij er voor beschikbaar hebben. Onze geheele zeekust, van den Dollard tot de Schelde, kan de getuigenis afleggen van het geweld van vloed en storm, evenals al de streken, die aan onze groote rivieren gelegen zijn. Tallooze dijken zijn doorgebroken, duizenden bunders land zijn overstroomd géworden, prachtige waterwerken werden óf vernietigd óf zwaar beschadigd, huizen zijn ingestort, schepen van hunne ankers geslagen en vergaan, vruchtbare polders met groene weidevelden en korenakkers zijn volgeloopen en een aantal menschen hebben, door den vloed verrast, den dood inde golven gevonden.
Nergens echter is de schade zoo groot, was de overstrooming zoo geducht, als in het noorden der provinciën Groningen en Friesland, langs de zoogenaamde Wadden en aan de Zuiderzee.
Nabij Nieuweschans, ten zuiden van den Dollard en nabij de Pruisische grenzen, zijnde met ontzaglijke kosten aangelegde nieuwe dijken bezweken, waardoor de zee met onstuimig geweld de schoone polders van den Dollard binnenstroomde en alles op haren weg vernielde. Boomen, schuren, huizen, alles werd door den vloed medegesleept, en wie niet vluchten kon, vond in den opgezweepten vloed zijn graf. Talrijke menschenlevens zijn verloren gegaan en men heeft de lijken opgevischt van moeders, die hare kinderen nog in de armen gekneld hielden. De geredden zelve zijn van alles ontbloot en moeten de hulp der openbare liefdadigheid inroepen.
Van Nieuweschans af de Wadden westwaarts volgend, treft men overal bij gelijke oorzaken dezelfde gevolgen aan en wordt de schade bij millioenen- begroot.
Niet het minst zijnde gemeenten Ulrum, Vierhuizen, Zoutkamp, aan of nabij de Lauwers gelegen, het tooneel der verwoesting geweest.
De buitengewoon zware Westpolderdijk nabij Ulrum brak in den nacht tusschen 30 en 31 Januari wel op twintig plaatsen door.
Kort daarna was de uitgestrekte Westpolder in eene woedende zee herschapen, waarboven nog slechts de daken der woningen uitstaken.
Een twaalftal personen vonden hun graf in de golven; gelukkig dat de meeste woningen aan den aandrang van het water wederstaan hebben, want de zee was met zulk een ontzettende snelheid opgekomen, dat er geen tijd tót vluchten overbleef. Dan volgenden morgen werden reddingsbooten van Zoutkamp uitgezonden, om de op de zolders en daken der woningen gevluchte bewoners op te nemen.
Onze gravure geeft een gezicht op den overstroomden Westpolder.

Ook op andere plaatsen : Beerta, Hornhuizen, Termunten, Oostmahorn, enz. is de aangerichte schade niet minder groot, en heeft men het verlies van enkele menschenlevens te betreuren. IJzingwekkend is voorts het verhaal van het vergaan der stoomboot Willem III op het Fleussenmeer, tusschen Koudum en Sneek, waarbij een twintigtal personen omgekomen zijn.
Hoewel België minder door den storm en de overstroomingen geleden heeft dan Nederland, hebben zij toch ook daar te lande veel schade aangericht; gelukkig echter zijn er geen menschenlevens te betreuren en bepaalt zich alles tot eene, hoewel niet geringe, materieele schade. Nieuwpoort, Ostende, Boom, Antwerpen hebben op eene geduchte wijze dó gevolgen van storm en vloed ondervonden. Evenals in Nederland stak de storm in België inden namiddag van den 30en Januari op, draaide van het zuidwesten naar het noordoosten en bereikte inden daarop volgenden nacht zijne grootste kracht.
Bij Antwerpen was de Schelde in eene woedende zee veranderd; de golven sloegen met geweld tegen de kaaimuren aan en de schepen werden als notendoppen op en neer geheven. Een groote, geladen bark is in het droge dok op den linkeroever der rivier door de kracht van den wind omgekanteld. Onze gravure geeft een afbeelding van het vaartuig, zooals het óp den morgen van den 31en Januari te zien was.
De laaggelegen straten van Antwerpen werden overstroomd; de kelders liepen vol en vele goederen werden bedorven. Op het Zand en in de omliggende straten stond het water bijna een meter hoog in de huizen, de koopwaren van vele pakhuizen werden beschadigd, zoodat de schade zeer aanzienlijk is.
Te Boom was het niet beter: het water van den Rupel overstroomde eene groote uitgestrektheid gronds, waardoor verschillende woningen en vooral een aantal steenbakkerijen, die inde omstreken bij menigte gevonden worden, beschadigd zijn. Er ontstonden groote scheuren in, terwijl de voorraad steenen gedeeltelijk bedorven zijn. Alleen voor de gemeente Boom wordt de schade op een half millioen franken begroot.
Onze tweede gravure geeft een gezicht op den dijk aan den Rupel, waaromtrent do steenbakkerijen gelegen zijn en die, zooals zulks op onze teekening zichtbaar is, zelf door het water geleden heeft.
| ___________________________________________________________ |
Naar 1874 Westpolder bedijking
Naar Geuchien Zijlma: Herinneringen aan het doorbreken van de Westpolderdijken 1877