1838 Verwarmingstoestel in de woning aan de Herengracht en de Buitenplaats “Spaarn-Berg” 

___________________________________________________________

16-02-1838 Letterbode voor het jaar 1838, vrijdag

Haarlem.
Aan onderstanden Brief ruimen wij gaarne eene plaats in.
Aan den Heer Redacteur van den Algemeenen Konst- en Letterbode.

Reeds eenmaal heeft UWEd. de vriendelijkheid gehad eenige berigten, door mij aan U gezonden, in Uw geacht Weekblad op te nemen, hetgeen mij aanmoedigt wederom eenige nuttige waarnemingen mede te deelen.

De verwarming van gebouwen, maar voornamelijk van Oranjehuizen en kasten ter bewaring van vreemde planten, door middel van heet water, is in ons land sedert eenige jaren bekend; maar niet zoo algemeen dat deze zoo nuttige, zuinige, en onschadelijke wijze van verwarming ook toegepast wordt op Woonhuizen, waarin de verwarmings-toestel op eene verdieping hooger geplaatst is, dan de waterketel, die, in een gemetseld fornuis gevestigd zijnde, aan het onderhuis warmte verschaft? terwijl gang en groote vertrekken daarboven gelegen insgelijks door een en het zelfde vuur verwarmd worden.
Twee dusdanige toestellen zijn in mijn woonhuis op de Keizersgracht bij het Molenpad voorhanden, en hebben, gedurende de felle koude van de afgeloopene maand Januarij, bijzonder wel aan het oogmerk voldaan.

Eene Verhandeling van den verdienstelijken en te vroeg aan de Maatschappij en de Wetenschappen ontrukten Hoogleeraar G. Moll heeft een duidelijke beschrijving van de op mijne Buitenplaats aanwezige Verwarmings-toestellen geleverd. Dezelve voert den titel: Over het verwarmen van Stookkasten met Heet Water: alhier gedrukt in 1829 bij J. Muller en Cie. Ook vindt men een beknopt verslag daarvan in het Algemeen Handelsblad en in de Arnhemsche Courant van het jaar 1828.

Eenige jaren later heb ik op mijne voorschrevene Buitenplaats genaamd Spaarn-Berg, gelegen in de Gemeente Velzen, Provincie Noord Holland, een nog grooter en uitgestrekter Gebouw gesticht, hetgeen op eene verbeterde wijze, door heet water wordt verwarmd.
Hetzelve thans de proef van eene zeer felle koude doorgedaan hebbende, acht ik het niet ongepast daarvan aan het publiek kennis te doen dragen.
Het voormelde Gebouw heeft eene lengte van
20 Ellen 1 Palm
Breedte 6 Ellen 6 Palm 6 Duim
Hoogte in het midden 7 Ellen 7l Palm Nederl. maat.
en is aan den voorkant voorzien van staande en schuins liggende glasramen.
De eerste worden gedekt door houten, buitenluiken, maar het hoog liggende enkelde glas is geheel ongedekt; iets hetgeen in ons land zeer ongemeen is, en als eene gewaagde proef kan worden aangemerkt.

De verwarming bestaat in ééne liggende ovale pijp, die aan den voor- en achterkant en de twee zijden, onder den beganen grond rond loopt, en in een’ enkelden waterketel, buiten den achtermuur geplaatst, zich vereenigt.
Deze pijp ligt in eene gemetselde goot, die gedekt is met een roosterwerk van gegoten ijzer, zoo dat hier door hoegenaamd geene ruimte verloren wordt en daarover gemakkelijk kan worden gegaan.
Als men dezen toestel vergelijkt met dengenen, die in de voormelde Verhandeling is beschreven, dan zal bet gemakkelijk te begrijpen zijn, dat ik zeer angstvallig was over de resultaten, gedurende de jongste felle koude; maar dezelve overtreffen mijne verwachting: want niet alleen dat geen schijn van vorst in dit gebouw te vinden was, zoo zijn zelfs de uiterste takken der hooge boomen, die nagenoeg tegen het ongedekte glas in aanraking komen, geheel ongeschonden gebleven, en hebben sommige derzelve onafgebroken gebloeid.
In het warmste gedeelte van dit gebouw teekende de thermometer van Fahrenheit meest altoos 50 à 52 graden. (10 – 11 Cº)

De door mij ingevoerde verwarming, door de ondervinding gebleken zijnde, toepasselijk te zijn op alle soorten van gebouwen, en op onderscheidene manieren kunnende worden toegepast en ingerigt, is allezins prijzenswaardig. Vooral daar dezelve aan geen ander gevaar van brand onderhevig is, dan alleen dat van een gewoon kagchelvuur; en eene ontploffing van stoom geen plaats kan hebben, daar de waterketel gedekt is door een zwaar houten deksel, dat in het hoogst zeldzame geval van overstoking opgeligt wordt, en den overtolligen stoom uitlaat.

Het is bekend, dat verwarming door heete lucht, door middel van zoogenaamde tuyaux de chaleur, zeer gevaarlijk is, en is het schoone Winter-Paleis te St. Petersburg waarschijnlijk daardoor eene prooi der vlammen geworden.
Wanneer bij den opbouw van een geheel nieuw huis, oranjerie, kast of anderzins de toestel dadelijk wordt geplaatst, zijnde kosten onaanzienlijk in evenredigheid van het nut en de groote bezuiniging van brandstof.
Ik groet UEd. zeer minzaam.
Amsterdam 7 Feb. 1838. A. van der HOOP.

P. S. Eergisteren is in mijn woonhuis alhier een kleine brand ontstaan in een’ ouderwetschen open schoorsteen en vuurhaard; tijdens, dat, ten gevolge van eene toevallige en weinig beduidende omstandigheid, dien avond de water-toestel niet kon worden gestookt.

___________________________________________________________

Naar Buitenplaats “Spaarnberg”