___________________________________________________________ |
Jan Zijlma in zijn boek “De Marne” blz 197:
“1823. een door ruim 1900 landbouwers geteekend, door mr. J. R. Modderman opgesteld adres, met eene uitvoerige memorie van toelichting, aan den Koning ingediend, om den invoer van vreemde granen, ter opbeuring van den vaderlandschen landbouw, te verbieden, totdat de tarwe f 7,00, de rogge f 7,00, de gerst f 4,50, de haver f 3,00, de boonen f 4,50 en het koolzaad f 8,00 gold.”
Meester J. S. van Weerden heeft in zijn – in de Hogelandster opgenomen – artikelen: “Wandelingen door De Marne” het volgende beschreven:
Wanneer men de graanprijzen van vóór 1817/18 gaat vergelijken met die der jaren daarna, dan ligt het voor de hand, dat de landbouwende stand met een ramp bedreigd werd.
Konden de oudere boeren, die de goede jaren hadden meegemaakt, nog een stootje verdragen, doordat ze een flinke reserve hadden kunnen vormen, voor de jongere, die zich in de laatste jaren als boer hadden gevestigd of door koop eigenaar van een boerderij waren geworden, zag de toekomst er maar donker uit.
Want voor de eerstvolgende jaren konden zij vast en zeker niet op enige verbetering rekenen. De omliggende landen waren immers, door het invoeren van hoge beschermende rechten, bezig, de positie van hun eigen landbouw te verstevigen. Was het een wonder dat in onze provincie steeds sterker de roep klonk, dat ook onze eigen Regering moest optreden, om het bestaan onzer landbouwers veilig te stellen.
Ten slotte liepen de boeren te hoop, om gezamenlijk zich tot de Koning te richtten met het verzoek, de invoer van vreemde granen te verbieden totdat de tarwe ƒ 7 de rogge ƒ 5.50, de gerst ƒ 4.50, de haver ƒ 3, de bonen ƒ 4.50 en het koolzaad ƒ 8 gold. Maar de invloedrijke graaf Van Hogendorp was hier steeds sterk tegen; hij bleef de vrije handel bepleiten.
De Groninger boeren riepen toen de hulp in van de Groninger advocaat mr. J. R. Modderman. Deze zou een verzoekschrift vergezeld van een gedegen toelichting opstellen, welke verzoekschrift, ondertekend door ruim 1.900 van de meest vooraanstaande Groninger boeren, door 3 hunner onder aanvoering van mr. Modderman, aan Z. M. koning Willem zou worden aangeboden. Het is wel merkwaardig, dat deze 3 afgevaardigden alle uit de Marne kwamen of er door nauwe banden mee verbonden waren.
Het waren Gijsbertus van der Ley, landbouwer op Panser, die in 1825 burgemeester van Ulrum zou worden. Menne Jans Beukema, landbouwer te Niekerk op Ikemaheerd en Marten Douwes Teenstra, landbouwer in de Noordpolder, wonende op Arion. De commissie had de eer, op 12 mei 1824 door Z. M. de Koning in audiëntie te worden ontvangen. Onder aanbieding van het petitionnement gaf zij een uiteenzetting van de moeilijke positie, waarin de Nederlandse landbouw verkeerde.
In het bijzonder gold dit wel voor de provincie Groningen, omdat deze toen nog zuiver agrarisch was ingesteld. En daar kwam nog bij, dat ook voor de ambachtsman en de landarbeiders, die zo sterk aan de landbouw waren gebonden, slechte tijden waren aangebroken.
Deze waren niet erg bemoedigend. Wel was de ontvangst, door Koning Willem zeer vriendelijk, doch hij gaf de Commissie weinig hoop, dat in afzienbare tijd aan haar verzoek zou kunnen worden voldaan.
Daarvoor was de invloed, die de vrijhandelsgezinde heren in Holland, onder aanvoering van de graaf Van Hogendorp, op de Koning hadden, te groot.
De terugreis naar het Noorden, die met het Lemmer beurtschip geschiedde, dit was de route waarvan het Noorden veel gebruik maakte, werd in een enigszins gedrukte stemming aanvaard en mr. (Jan Remees) Modderman trachtte daarom zijn reisgenoten wat op te beuren en enige moed in te spreken, door te wijzen op Bredero’s spreuk ,,‘t Kan verkeren“.
Hij nam, op het beurtschip, zelfs papier en potlood en schreef zo voor de vuist weg een bemoedigingsgedicht, dat ik hier laat volgen.
Ik gebruik daarbij de spelling, die Mr. Modderman ook gebruikte.
Bemoedigingslied.
t Gaat niet altijd voor den wind,
Soms moet men laveren;
Hebt ge ‘t heden slecht, mijn vrind!
Troost u, ‘t kan verkeeren.
Altijd voorspoed deugt ons niet;
Vroeg geluk baart laat verdriet
Doch ten allerlesten )
Strekt het al ten besten. ) bis
Gist’ren was de wind nog goed,
Thans is hij ons tegen;
Onze laakbare overmoed
Staat daar bij verlegen:
Want geheel de Haagsche reis
Liep ons mee naar wensch en eisch
‘t Is om ons te leeren ).
Hoe het kan verkeeren. ) bis
Als wij straks op gindsche kust
Ons aan wal begeven,
Worden wij met nieuwe lust
Huiswaarts heengedreven:
Daar in Gruno’s grijze vest,
Of in ieder zijn gewest
Hopen we onze vrinden )
Vrolijk weer te vinden, ) bis
Ook de groote levensreis
Gaat niet steeds voorspoedig;
Doch die zich gedraagt naar eisch
Torst zijn noodlot moedig:
Zeker, dat hij vroeg of laat,
Hoe het hem ook schijnbaar gaat,
Op gewenschte stranden )
Veilig aan zal landen. ) bis
___________________________________________________________ |
Dit gedicht was opgenomen in:
Almanak ter bevordering van Kennis en Goeden Smaak voor het jaar 1835
Achtste Jaargang.
Uitgegeven door het Departement Leens, der Maatschappij: Tot Nut van ’t algemeen.
te Groningen, bij J. Oomkens.
BEMOEDIGINGS- LIED, VAN WIJLEN mr. J.R MODDERMAN (*)
(*) Vervaardigd op het buitenlemmersche beurtschip in 1824, bij gelegenheid dat eene Kornmissie van wege de Groninger landbouwers de heeren mr. J. R. MODDERMAN, te Groningen, M. J. BEUKEMA, te Niekerk, G. VAN DER LEI, op de Panser onder Vierhuizen, en M. D. TEENSTRA, op Arion te Noordpolder, uit ‘sGravenhage naar Groningen terug keerden.
___________________________________________________________ |
In December 1823 werd het Rekwest aangeboden aan Koning Willem I., waarvan de titel luidde:
Rekwest en Inlichtende Memorie namens EEN AANZIENLIJK AANTAL VOORNAME LANDBOUWERS in de Provincie Groningen, ter erlanging van tijdelijk verbod en voordurend bezwaar op den invoer van Granen en Peulvruchten
De tekstuitgave van het rekwest en de toelichting werd door H. Eekhoff, Hz. te Groningen gedrukt. (bron: Delpher.nl)
Tekst Inleiding en Rekwest 1823
In de toelichting zijn enige berekeningen opgenomen om duidelijk te maken dat de prijze te laag zijn.
Opmerkelijk is dat in de berekeningen uitgaan wordt van 80 jaar voor levensduur van de gebouwen.
___________________________________________________________ |
___________________________________________________________ |
Professor Jacobus Albertus Uilkens, oom van Marten Douwes Teenstra, was het oneens met de inhoud van het Rekwest. Hij was de mening toegedaan dat de boerenstand het onheil over zichzelf had afgeroepen. Dit leidde tot een nimmer bijgelegde breuk tussen oom en neef.
In de geveilde bibliotheek van J. A. Uilkens bevond een exemplaar van de gedrukte en uitgegeven tekst van het Rekwest.
___________________________________________________________ |
Naar Onrust in de Marne 1813 – 1848