1798: De burger Marten Ædsges Teenstra komt in het plaatselijk bestuur, de gemeente Wehe

___________________________________________________________

VOORZITTERS DER PLAATSELIJKE BESTUREN.
Bij al de herhaalde veranderingen in ons staatsbestuur sedert de omwenteling in 1795, werden in 1798 plaatselijke besturen ten platten lande opgerigt, van welke wij de voornaamste veranderingen kortelijk willen aanstippen. Daar wij hier toch niet alle hoofden der onderscheidene plaatselijke besturen, van de drie provinciën kunnen noemen, willen wij ons, om den tijd der verwisseling der titulaturen te doen kennen, tot ééne gemeente bepalen, alwaar het voorzitterschap misschien het langst door één en dezelfde persoon is waargenomen, en die welligt ook in jaren de oudste onder onze Burgemeesters is geweest. 
Die veranderingen zijn ons aldus door nu wijlen Jan van JULSINGHA opgegeven zeggende:
„In 1798 werd ik reeds lid van het eerst opgerigte plaatselijk bestuur Leens” (in de Marne provincie Groningen). 
„Het intermediaere administratief bestuur van het voormalige gewest Stad en Lande, gaf op den 27 Maart 1798 kennis van de instelling van plaatselijke besturen en, benoemde tot leden van de gemeente Wehe” (bestaande uit de kerspels Leens, Warfhuizen (met den Hoorn), Wehe en Zuurdijk. (Toen was de hoofdplaats Wehe doch later Leens).
De burgers MICHIEL EISES van KAMPEN te Wehe, JOHANNES DEODATUS BECKERINGH te Leens, WILLEM WOLTHUIS te Leens, MARTEN ÆDSGES TEENSTRA te Zuurdijk en JAN VAN JULSINGHA op de Roodehaan onder Warfhuizen.
Gedaan te Groningen den 10 April 1798. Heil en Broederschap.
(was get.) J. E. WINTER.
uit naam van het best. (was get.) G. van IDSINGA, Secret.”

„Die besturen bleven ook onder SCHIMMELPENNINCK en koning LODEWIJK bestaan; doch tijdens onze inlijving in het Fransche Keizerrijk werden die ontbonden en door een ander plaatselijk bestuur vervangen. 
— Bij besluit van den heer Prefect van het Departement der Wester-Eems, van den 4 Julij 1811, werden J. VAN JULSINGHA tot Maire en WOLTHUIS tot adjunct Maire benoemd, benevens 10 municipale raden, zijnde den 1 Augustus 1811 beëedigd en in het locaal der gemeente Leens (zijnde toen een kamer van de pastorij aldaar) geïnstalleerd. 
Bij de vijfjarige verkiezing d. d. 5 Junij 1813, werden VAN JULSINGA en WOLTHUIS op nieuw als Maire en adjunct-Maire benoemd.
— Na de komst van de Souvereine vorst, werden bij besluit van H. H. Commissarissen van 28 Januarij 1814, den Maire’s den naam van Schouten gegeven, en de adjunct Maires die van Secretarissen.

Ïn gevolge koninklijk besluit van 10 Dec. 1819 n° 43 had er eene nieuwe benoeming van de hoofden der plaatselijke besturen plaats, en ook de herbenoemde J. VAN JULSINGHA deed met meer anderen, op den 21sten dier maand in handen van den heer Gouverneur VAN IMHOFF op het Provinciehuis te Groningen den voorgeschreven eed.

Bij kon. besl. van den 12 Aug. 1825 no. 130, bekwamen de hoofden der plaatselijke besturen, den titel van Burgemeester terwijl de Secretarissen dien naam bleven behouden. De Burgemeester werd bijgestaan door twee Assessoren en een zeker getal raadsleden naar evenredigheid der bevolking van de gemeenten.

VAN JULSINGHA bleef in die betrekking continueren, tot dat Jhr. Mr. EDZARD TJAARDA VAN STARKENBORGH STACHOUWER tot Wehe om die betrekking solliciteerde, en na dit eenige jaren te hebben waargenomen, vroeg en bekwam hij zijn ontslag, als vindende zich in die werkzame betrekking te zeer aan dat tabelarisch werk gebonden, en VAN JULSINGHA, die gedurende dit tusschen bestuur van 1829 tot 1839 Assessor en ambtenaar van den Burgerlijken stand geweest was, trad in gevolge kon. besl. van den 19 Januarij 1830 weder als Burgemeester op, doch in 1849 verzocht hij, wegens hoogen ouderdom, om bij de nieuwe benoeming van eenen Burgemeester niet weder in aanmerking te komen, waarop hij zijn ontslag bekwam, dat hem eervol werd verleend; en de nieuw benoemde Burgemeester, de heer Mr. PIETER BRONGERS, op den huize Mattenesse bij Mensingeweer, trad op 1 Januarij 1850 in functie, dan in het volgende jaar, benoemd tot Notaris, zag hij van het Burgemeesterschap af, en op primo Januarij 1852 aanvaardde de heer Mr. WOLTER WOLTHERS Burgemeester te Ulrum die betrekking, zijnde van toen af Burgemeester en tevens ook Secretaris der beide gemeenten Ulrum en Leens.
In 1851 werden de gemeente-besturen op nieuw georganiseerd (zie staatsbl. van 29 Junij 1851 no 85) en de Assesoren bekwamen dan titel van Wethouders en de anderen bleven den naam van Raadsleden behouden; ook in Friesland bekwamen de Grietenijen den naam van Gemeenten en
de Grietmannen dien van Burgemeesters.

VAN JULSINGHA was den 14 November 1762 te Schildwolde geboren. Zijn vaders vader JAN VAN JULSINGHA, die op het Hoogezand woonde, had twee broeders gehad, waar van de een Burgemeester te Groningen en de andere bestuurder van Reiderland is geweest. De vader EILDERT
BEERENDS VAN JULSINGHA, landbouwer, overleed in 1765 te Schildwolde, toen zijn eenige zoon JAN, slechts 3 jaren oud was.
— Na dat genoemde oud-Burgemeester sedert 1850 stil te Wehe was gaan wonen, stierf hij aldaar op den 7 November 1857, als een algemeen geacht en geëerd grijsaard, in 95jarigen ouderdom, hebbende bij zijne vroeger overledene echtgenoot MARTJE SIJTSMA (geb. te Baflo) één zoon en drie dochters nagelaten.

___________________________________________________________

Jan van Julsingha, * Schildwolde, ~ 14-11-762 Schildwolde, † 07-11-1857 Wehe, 94 jaar x 1790 Martje (Jacobs) Sijtsma, * Baflo, † 28-11-1828 Wehe, 55 jaar
Ouders Martje: Jakob Jenes Sijtsma, deurwaarder x Elizabeth Hiddes Bonnes
Ouders Jan: Eildert Berend van Julsingha x 24-10-1762 Schildwolde Roelfien Roelfs
Grootouders Jan: Jan (of Johan Julius?) van Julsingha x Henrica Eijlderts | 6 kinderen ? waaronder Roelef van Julsingha
Overgrootouders Jan: Rudolph (Roelf) van Julsingha x Aaltje Abbring
Betovergrootvader Jan: Barelt Julsing x Weinigje Ottens

___________________________________________________________

Naar Marten Ædsges Teenstra