___________________________________________________________ |
17-05-1841 Weekblad van het Recht, nº 182
— Uit Groningen schrijft men, dat M. Rienks weder gedagvaard is, om op Woensdag den 26 dezer, des voormiddags ten half 40 ure, voor het Prov. Geregtshof te verschijnen, ten einde aan te hooren het rapport in cas d’appel van het vonnis, door de Arr.-Reglb. te Groningen, oordeelende in materie correctionneeel, den 31 Maart dezes jaars gewezen in de zaak van den officier bij dezelve Regtbank , eischer ambtshalve, onder anderen tegen den gedaagde, en van
___________________________________________________________ |
30-05-1841 Weekblad van het regt, No. 186
— Den 26 Mei stond voor het Prov. Geregtshof van Groningen te regt M. Rienks, ter zake van de stukken: Iets en de Kapitein van het schip Geduld, draagt het. commando aan zijnen zoon op, voorkomende in n°. 57 en 62 van den Tolk der Vrijheid. Over eene week zou het Hof in deze zaak uitspraak doen welk vonnis door hem, en welgemelden officier, appèl is ingesteld, en om alsdan zijne belangen in te brengen.
___________________________________________________________ |
28-05-1841 Groninger Courant, vrijdag
Gisteren is voor hetzelfde Provinciaal Geregtshof, in hooger beroep, behandeld de zaak van het openbaar Ministerie tegen Marten Jans Rienks. De Procureur-Generaal heeft gerequireerd, dat het Hof den Officier bij de Arrondissements-Rechtbank te Groningen, in deszelfs hooger beroep wel gegrond — en den beklaagde M. J. Rienks, in deszelfs hooger beroep niet gegrond zoude verklaren, dienvolgens het vonnis, waarvan is geappelleerd, ten aanzien der uitspraak wegens het dagblad de Tolk der Vrijheid, en wel in no. 62, jaargang 1840, onder den titel van »de kapitein van het schip Geduld“, enz. geplaatste artikel, zoude vernietigen en, te dien opzigte, op nieuw regt doende, gemelden beklaagde appellant, mede ter zake van dat artikel, zoude schuldig verklaren aan het wanbedrijf, voorzien bij art. 2 der wet van den 1 Junij 1830 (Staatsblad no. 15), en, overigens, het vonnis zoude bevestigen, tevens met veroordeeling van den beklaagde-appellant in de kosten ter zake van bet hooger beroep.
De uitspraak van ‘s Hofs arrest in dezen is bepaald op Woensdag, den 2 Junij aanstaande.
___________________________________________________________ |
04-06-1841 Weekblad van het Recht, No. 187
— Men verneemt nader uit Groningen, den 27 Mei nopens de vervolging van den Tolk der Vrijheid:
Gisteren is voor hetzelfde Prov. Geregtshof, in hooger beroep, behandeld de zaak van het Openbaar Min. tegen M. J. Rienks.
De Proc.-gen. heeft gerequireerd, dat het Hof den officier bij de Arrond.Regtb. te Groningen , in deszelfs hooger beroep wel gegrond – en den beklaagde M. J. Rienks, in deszelfs hooger beroep niet gegrond zoude verklaren, dienvolgens hel vonnis, waarvan is geappelleerd, ten aanzien der uitspraak wegens het dagblad de Tolk der Vrijheid, en wel in no. 62, jaargang 1840 onder den titel van «de kapitein van het schip Geduld,» enz., geplaatste artikel, zoude vernietigen, en, te dien opzigte, op nieuw regt doende, gemelden beklaagde, appellant, mede ter zake van dat artikel zoude schuldig verklaren aan het wanbedrijf, voorzien bij art. 2 der wet van den Junij 1830 (Stbl. no. 15), en, overigens, het vonnis zoude bevestigen (evens met veroordeeling van den beklaagde, appellant, in de kosten ter zake van het hooger beroep.
De uitspraak van ‘s Hofs arrest in dezen is bepaald op Woensdag den 2 Junij aanslaande.
___________________________________________________________ |
Naar 1841 processen