17-02-1848 “Stoepemaheerd” verhuur aan Rijpke Jans Loots

___________________________________________________________

17-02-1848 openbare verhuring “Stoepemaheerd” aan Rijpke Jans Loots
Huurtermijn: 6 jaar;
huurprijs: jaarlijks  f 3.160,00
Bijzonderheden:
– Artikel 4: Speciale regelingen voor de bewoners van: de overzetterij “De Stoepen”
– Artikel 6: richtlijnen Winsumer Brandassurantie
– Artikel 7: hooi mag niet in de schuur
– Artikel  8: geen vee uit andere provincies i.v.m. longziekte
– Artikel 9: richtlijnen betreffende maaien, zaaien en onkruid
– Artikel 11: onderhoud dijk


Dingsdag 25-01-1848 Leeuwarder Courant  

___________________________________________________________

In het jaar achttien honderd achtenveertig, den zeventienden van de maand Februaij, des nademiddags te drie uren, ten huize van de weduwe Rembt Hendriks Elinga te Warfhuizen, compareerde voor ons ondergeteekende Meester Hendrik van Bolhuis, notaris, residerende te Leens, gemeente van dien naam, arrondissement Appingedam, provincie Groningen, in tegenwoordigheid der hierna genoemde en mede ondergeteekende getuigen,
De Heer Roelf Eijes Torringa, landeigenaar, wonende te Zuurdijk, gemeente Leens, in kwaliteit als voogd over Jannes Luitjes Torringa, minderjarige zoon, uit het tweede huwelijk van des comparants vader de Heer Hendericus Jannes Torringa en diens vóór overleden echtgenoote Mejuffrouw Antje Ates de Graaf geboren;
welke comparant – aan ons, notaris, bekend – verklaarde, te hebben doen publiek maken het voornemen, om op heden, uur en plaats voorschreven, in het openbaar te veilen en, indien daartoe termen zijn, te verhuren de na te meldene onroerende goederen aan genoemde minderjarige toebehoorende, en bestaande in:
Voor eerst. Eene kapitale boerenplaats bestaande in eene ruime behuizing, schuur en verdere getimmerten, geteekend numero zes, benevens derzelver erf, tuin, boomgaard en diverse perceelen bouw- en weiland, dijk en verdere grondperceelen, met nog eene daarop staande behuizing, Stoepen genaamd; alles te zamen, volgens de Kadastrale opmeting groot twee en negentig bunders twee en negentig roeden en vier en tachtig ellen,
waarvan twee en zeventig bunders dertien roeden en vier en zestig ellen, waarop de behuizing, schuur en verdere getimmerten, geteekend numero 6, zijn staande, gelegen zijn te Zuurdijk,
terwijl de overige twintig bunders negen en zeventig roeden en twintig ellen, met de behuizing Stoepen, onder Warfhuizen zijn gelegen;
alles in de gemeente Leens, en aldaar in den legger van het Kadaster bekend onder Zuurdijk, Sectie G, nommers 479, 576, 577, 581 tot en met 590, 590 bis, 591 tot en met 614,
en onder Warfhuizen Sectie F, nommers 88 tot en met 91, 130 tot en met 136, en
Ten tweede. Een bunder en negen en twintig roeden land, gelegen te Warfhuizen, gemeente Leens, en aldaar in den legger van het Kadaster bekend als weiland, boomgaard en water, onder Sectie F, nommers 251, 252 en 504.

Tot verhuring waarvan de comparant heeft opgegeven en vastgesteld de volgende conditien, welker met al het voorschrevene – en vóór de veiling, door ons aan de te zamen gekomen gegadigden zijn voorgelezen, als:
Artikel een. Voorschrevene perceelen zullen worden verhuurd voor den tijd van zes achter een volgende jaren, die aanvang zullen nemen, ten opzigte van de Landerijen, tuin en boomgaard, den twaalfden Maart – en ten aanzien van de behuizingen en verdere gebouwen op den eersten Mei alles in dit jaar, en mitsdien eindigen, wat de Landerijen, tuin en boomgaard betreft, op den twaalfden Maart – en wat de behuizingen en verdere gebouwen belangt op den eersten Mei alles in den jare achttienhonderd vier en vijftig, en zonder voorafgaande opzage of aanzegging. Echter behoudt de verhuurder het regt, om zijne schapen tot aan den, door hem, in het voorjaar, op het verhuurde te houden boeldag, of mobilaire verkoop, in de verhuurde groenlanden te mogen weiden, zonder tot eenige betaling of vergoeding dezwege aan den huurder te zijn verpligt.
Artikel twee. De perceelen zullen worden verhuurd zoo groot en klein, goed en kwaad als dezelve zich bevinden en in hunne einden en zwetten zijn gelegen, zonder dat de verhuurder aansprakelijk zal zijn wegens mindere maat of verkeerde opgave van de Kadastratie, als wordende de huurder gerekend, met dit een en ander, door vooraf genomene informatien, genoegzaam bekend te zijn.
Artikel drie. In de verhuring zullen generlei losse goederen, hetzij meubelen, boerengereedschappen, schutten wringen of levende have begrepen zijn, gelijk ook de losse zolder in de hut ten allen tijde van daar door den verhuurder zal mogen worden weggenomen en vervoerd, of ook aldaar, gedurende den huurtijd, zal mogen verblijven, ter keuze van den verhuurder; wordende de gebouwen en landerijen verhuurd met alles wat aan dezelve aard – en nagelvast is, terwijl ook de karnmolen, het dorschblok en de losse breeden en tijlings in de bedsteden, mede in de verhuring zullen zijn begrepen.
Artikel vier. De huurder zal het gehuurde zelve moeten bewonen en gebruiken en daarvan, buiten des verhuurders schriftelijke toestemming, niets aan anderen mogen overdoen, afstaan of wederverhuren. 
Echter wordt uitdrukkelijk bepaald en bedongen, dat de huurder gehouden zijn om Rijpke Mennes Beukema, met zijn gezin, gedurende den huurtijd, te laten bewonen en gebruiken de westersche woning, met den daarbij behoorenden tuin, van de behuizing Stoepen genaamd, welke thans door hem wordt bewoond, en om hem tevens, gedurende dien tijd, te laten uitoefenen en genieten de regten op overzetting over het Reitdiep, alles tegen eene jaarlijkschen betaling van veertig gulden, telkens op primo Mei verschijnende, welke, voor de eerste maal primo Mei achttienhonderd negen en veertig, door den huurder ten zijnen voordeele, van gemelden Rijpke Mennes Beukema, ingevorderd en ontvangen zal kunnen worden;
Voorts, om Klaas Pieters Cleveringa, met zijn gezin, gedurende den huurtijd, geheel vrij en zonder eenige betaling van huur, te laten bewonen en gebruiken de oostersche woning van dezelfde behuizing, zoomede den daarbij gebruikt wordenden grond, en om hem, tevens zonder eenige betaling of vergoeding deswege te kunnen eischen, een schaap op de verhuurde kwelder te laten weiden; met verdere verpligting aan den huurder, om genoemden Klaas Pieters Cleveringa als arbeider aan te nemen, in dienst te houden en het gebruikelijke dagloon te betalen, gedurende den huurtijd.
Artikel vijf. De verhuurder zal de behuizingen, schuur en verdere gebouwen, bij de aanvaarding, behoorlijk dak- deur- en vensterdigt leveren, terwijl de huurder verpligt zal zijn, om dezelve, gedurende den huurtijd, in eenen goeden staat te onderhouden, en bij het einde der huurtijd wederom alzoo aan den verhuurder over te leveren, onder welk onderhoud het verwen en dekken der schuur en andere gebouwen mede begrepen zullen zijn. Indien de verhuurder eene geheele of gedeeltelijke vernieuwing van het dak der schuur, hut of andere gebouwen mogt goedvinden en noodig oordeelen op zijne eigene kosten, zoomede; ingeval hij door verwen, timmer- en metselwerken, door bepootingen of beplantingen van boomgewassen op het heem, den tuin of de laan eenige verbeteringen od veranderingen, ten zijnen koste, aan het verhuurde mogt verkiezen toe te brengen, zal hij daartoe, ten alle tijde, gedurende den huurtijd, het regt en de vrijheid hebben, en de huurder, in zoodanige gevallen, verpligt zijn, om de daartoe gebezigd wordende ambachts- of werklieden van de door hen benoodigde kost en drank te voorzien, alsmede, om de benoodigde materialen tot zoodanige verbeteringen en veranderingen, te moeten aanhalen; aller zonder wegens dit eene of andere iets ten laste van den verhuurder te kunnen pretenderen of in rekening brengen.
Artikel zes. Alle brandschade welke door onweder of andere toevallen, buiten schuld of toedoen van den huurder, of van diens huisgenooten, aan de verhuurde gebouwen mogt worden veroorzaakt, blijft ten laste van den verhuurder. Zullende de huurder, gedurende den huurtijd, verpligt zijn, om de lantaarnen in de verhuurde gebouwen in zoodanige staat te hebben, als bij het Reglement der Winsumer brand assurantie wordt bepaald; des noods op aanzegging van den verhuurder.
Artikel zeven. De huurder zal het gewonnen hooi niet in de schuur of andere verhuurde gebouwen mogen plaatzen, maar hetzelve telken jare in bulten moeten bergen op het heem of land, en vandaar, ter vervoedering aan het vee, moeten aanhalen, met verdere verpligting aan den huurder, om op eerste aanzegging van de directe der Winsumer brand assurantie, of van den verhuurder, het hooi, op het verhuurde aanwezig, te moeten dollen of omploegen. Voorts zal de huurder het heem of hof niet mogen weiden, en geene boom- of heestergewassen, op het verhuurde aanwezig, zonder toestemming en aanwijs van den verhuurder mogen kappen of snoeien.
Artikel acht. De huurder zal steeds niet minder dan vijftig stuks oud en jong hoornvee op het gehuurde moeten bezitten, en op stal aanhouden en voorts, naar evenredigheid, beslag van paarden en schapen;
terwijl de huurder geen vee uit eene andere provinncie – noch binnen twee uren afstand van eene plaats waar de longziekte heerscht, zal mogen koopen of weghalen en op het verhuurde brengen of doen brengen. 
Hij zal de mest welke zich thans op het verhuurde bevindt en tot de aanvaarding aldaar gemaakt wordt, zoomede de mest welke gedurende den huurtijd van het vee gemaakt wordt, ieder jaar naar behooren over de landerijen moeten brengen, zonder daar van iets te mogen verkoopen of aan anderen afstaan, terwijl ook geen hooi of stroo (uitgezonderd het roggedak) van het verhuurde zal mogen worden vervoerd, maar alles dáár ter plaatse in het vee moeten worden vervoederd; en zal de mes welke bij het einde van den huurtijd op het verhuurde gevonden wordt aan den verhuurder moeten worden overgelaten, zonder dat deze daar voor tot eenige betaling of vergoeding jegens den huurder gehouden zal zijn.
Artikel negen. De huurder zal de landerijen oirbaar moeten gebruiken, in eenen behoorlijken staat onder houden en de tegenwoordige groenlanden (met uitzondering van die welke in het voorjaar van achttienhonderd zeven en veertig met klaverzaad zijn bezaaid gedurende den huurtijd, alléén en uitsluitend als groenland moeten blijven gebruiken, zonder die landen nimmer te mogen ploegen of bouwen. Hij zal de groenlanden niet meer dan om het andere jaar mogen hooijen en ingeval van hooijen, het gras vóór den eersten Julij van dat jaar gemaaid moeten hebben, zonder in dat jaar tot eene volgende of herhaalde maaijing te mogen overgaan. De tegenwoordige bouwlanden en die landen welke in het voorjaar van achttien honderd zeven en veertig met klaverzaad zijn bezaaid, zullen door den huurder naar welgevallen mogen worden gebouwd, met zoodanige vruchten als hij zal goedvinden, doch met geen krodde-, rood mosterd zaad, of andere schadelijke zaden; met verdere restrictie, dat hij, huurder, jaarlijks niet meer tarwe zal mogen verbouwen dan vier bunders, terwijl de bouwlanden door den huurder steeds schoon en zuiver zullen moeten worden gehouden van krodde, stekels, aart of wilde haver en andere onkruiden, en wel in de beide laatste jaren telkens op aanzegging en aanwijs van den verhuurder; zullende, ingeval de huurder hierin eeniger mate nalatig mogt worden, daar voor door hem worden verbeurd een som van vijftig gulden, ten voor deele van den verhuurder, welke laatste alsdan, bovendien, de magt zal hebben, om de bedoelde zuivering, ten allen tijde, ten koste van den huurder, te laten uitvoeren.
Voorts zal de huurder in ieder der huurjaren telkens ongeveer vijf bunders van het bouwland moeten zomer valgen, zoodanig, dat bij ieder dier zomervalging het land ten minste zes malen behoorlijk worde geploegd en geëgd, en wel ieder der beide laatste huurjaren telkens op aanwijs van den verhuurder, met verdere verplichting aan den huurder, om ieder jaar ten minste tien bunders, naar behooren met deugdzaam klaverzaad te bezaaijen (het laatste jaar op aanwijs van den verhuurder), en om daarna dat land telkens een jaar groen te moeten gebruiken alvorens hetzelve weder omgeploegd en gebouwd worden. De huurder zal wijders in den herfst van het jaar achttien honderd drie en vijftig, op aanwijs van den verhuurder, ten minste achtentwintig bunders met zoodanige winter vruchten (waaronder het koolzaad mede zal zijn begrepen) moeten bezaaijen, als de verhuurder alsdan zal goed vinden en opgeeven; terwijl eindelijk de huurder gehouden zal zijn, om de aanwezige herfstvalg éénmaal te ploegen.
Artikel tien. De mest welke in het najaar van achttien honderd drie en vijftig op het verhuurde gemaakt wordt en aanwezig is, zal eerst ná den eersten Julij achttien honderd drie en vijftig door den huurder over het land moeten worden gebragt, en wel op aanwijs van den verhuurder.
Artikel elf. De buiten dijk, tot het verhuurde behoorende, zal, gedurende den huurtijd, door den huurder in eenen goeden staat hersteld en onderhouden moeten worden, speciaal met verpligting, om dien dijk, aan de buiten zijde ieder voorjaar te beaarden, waartoe de benoodigde aarde, op aanwijs van den verhuurde, zal genomen worden uit het verhuurde land, en met verdere verpligting aan den huurder, om dien dijk steeds zuiver te houden van mollen, stekels en andere onkruiden; terwijl ook de waterlozingen door den huurder, voor zijne eigene rekening en kosten, behoorlijk zullen moeten worden onderhouden.
Artikel twaalf. Ingeval van doorbraak der dijk, zal de verhuurder denzelven voldoende herstellen, terwijl de huurder zal moeten gedogen, dat de daartoe benoodigde aarde worde weggenomen dáár, waar de verhuurder der zulks geschiktst zal oordeelen, en dat bij zoodanig werk gebezigd wordende paarden, tot aan den afloop van dat werk, op het verhuurde land worden geweid, zonder dat de huurder voor dit een of ander eenige betaling of schade vergoeding zal kunnen pretenderen, doch bij aldien de zoogenoemde polder, of het uiterdijk, buiten verzuim, schuld of toedoen van den huurder, voor meer dan de helft onder water mogt loopen, zoo zal de huurder daarvoor eene som van duizend gulden als schadeloosstelling genieten, en aan het alsdan eerst verschijnende termijn der huurpenningen kunnen korten.
Artikel dertien. De huurder zal uit hoofde van misgewas, verlies van vruchten of oogst, of om eenige andere redenen, hetzij door gewone, hetzij door gewone, hetzij door buitengewone toevallen veroorzaakt, geene vermindering van huurpenningen of andere vergoeding, ten laste van den verhuurder, kunnen of mogen pretenderen, behoudens de bepaling, in het laatste gedeelte van het vorig artikel twaalf vervat.
Artikel veertien. De betaling der huur penningen moet geschieden in klinkende, gangbare, Nederlandsche munt specien, ieder jaar in twee gelijke termijnen, op den eersten November deze jaars en den Mei van het naastvolgend jaar, en zoo vervolgens jaarlijks, zonder voorafgaande aanmaning, telkens ter woonstede van en aan handen van den verhuurder, zullende het verloopen van den tijd gelden voor in gebreke stelling.
Artikel vijftien. Alle gewone – en buitengewone, provinciale-, gemeente- dijks- en polderlasten, zijlschotten, directe- of grondbelastingen (eertijds bekend onder den naam van verponding) de personeele belastingen, mitsgaders het behoorlijk onderhoud van wegen, dijken, voetpaden, vonders en togten en, in het algemeen, alle lasten en belastingen op de bewoning en het gebruik der verhuurde goederen liggende, of gedurende den huurtijd, daarop gelegd wordende, zullen door den huurder moeten worden gedragen en betaald; met uitzondering alleen van de vaste land- of beklemhuur, welke jaarlijks aan de eigenaren verschuldigd en betaald moeten worden, welke ten laste van den verhuurder verblijven.
Artikel 16. De huurder zal moeten gedogen, dat zijn gehuurde door den verhuurder of degenen, die van derzelven gezonden worden, zoo dikwijls hij verhuurder zulks zal goedvinden, worde bezigtigd en opgenomen, tot bewaking van deszelfs belangen.
Artikel zeventien. De verhuurder en zijne regtverkrijgenden zullen, ten allen tijde, zoo zij zulks verkiezen, deze overeenkomst van huur en verhuring kunnen ontbinden en geheel te niet door: 
ten eersten. indien de huurder komt te overlijden, en ten tweeden, indien de huurder in gebreke mogt blijven huurpenningen stiptelijk op de gestelde tijden te voldoen. 
In beide deze gevallen zal deze overeenkomt van huur en verhuurder van tegtswege, zonder eenige procedure of ingebrekestelling, zijn ontbonden, door de eenvoudige beteekening aan het domicilie van den huurder, dat de verhuurder, of zijne regtverkrijgenden, dezelve houden voor ontbonden, en zullen de landerijen, tuin en boomgaard op den volgenden twaalfden Maart – en de behuizingen, schuur en verdere gebouwen op den daarop volgenden eersten Mei, door den huurder, of zijne regthebbenden, moeten worden verlaten, en vrij en ledig ter beschikking worden gesteld van den verhuurder, of zijne regthebbenden, tegen betaling van een halfjaar huur, indien zulks plaats heeft in het geval van overlijden des huurders.
[]
Artikel twee en twintig. De veilingen zullen worden gehouden volgens plaatselijk gebruik, reserverende de verhuurder zich nog een groot uur beraad na afloop der laatste veiling omtrent het verleenen of weigeren van den toeslag.

Hierna requireerde de comparant tot de veiling en verhuring van de hiervoren omschrevene onroerende goederen over te gaan en nadat alstoen diverse veilingen en opbiedingen hadden plaats gehad, is eindelijk hoogsten bieder gebleven met – en tot huurder verklaard voor eene jaarlijksche huurprijs van drie duizend een honderd en zestig gulden, Rijpke Jans Loots, buiten eigen beroep, wonende te Vierhuizen, gemeente Ulrum, die, hier tegenwoordig en aan ons notaris bekend, verklaarde deze huring aan te nemen en na gedane vorlezing, ter dezer plaatse heeft geteekend
[R.J. Loots]
Van al hetwelk dit procesverbaal is opgemaakt.
Gedaan en gepasseerd op plaats, dag, maand en jaar voorschreven; in tegenwoordigheid van Jarg Jans Pettinga, deurwaarder, wonende te Winsum, en van Frederik Wiersum, zaakwaarnemer, wonende te Leens, als getuigen ten deze verzocht, bevoegd en aan ons, notaris, bekend, die dit, na gedane voorlezing, met den comparant verhuurder en ons, notaris, onderteekend.
[R.E. Torringa, J.J. Pettinga, F. Wiersum, H. van Bolhuis]

___________________________________________________________

Naar Boerderij “Stoepemaheerd”