16-12-1830: Veiling onroerende goederen Nalatenschap Fredericus Rudolphus Cleveringa

___________________________________________________________
 

16-12-1830, notaris mr Hendrik van Bolhuis, aktenummer 3538 

In het jaar achttienhonderd dertig, den zestienden van de maand December, des voordemiddags te tien uur, ten huize van den herbergier Pieter Ouwes van Duinen te Leens, compareerde voor Ons ondergeteekende Meester Hendrik van Bolhuis, openbaar Notaris, residerende te Leens, Gemeente van den naam, Kanton Winsum, Kwartier Appingedam, Provincie Groningen, in tegenwoordigheid der hierna genoemde en mede ondergeteekende getuigen, 

de Heer Hobbo Lemke, Predikant der Hervormde Gemeente te Schraard, Grietenij Woenseradeel, Provincie Vriesland, en aldaar woonachtig, als gemagtigde, in gevolge onderhandsche procuratie van den dertienden December achttienhonderd en dertig, “Geregistreerd te Dokkum den veertienden  December achttienhonderd dertig, houdende  een halfblad, deel zeven, folio negen recto, vak een en twee, Ontvangen tachtig centen voor. regt, uitmakende met de vijfendertig opcenten een gulden acht centen. De Ontvanger (geteekend) G. van Schelle hierbij overgegeven om aan deze minute te worden geannexeerd, van deszelfs echtgenoote Mejuffrouw Rijka Maria van der Leij, bevorens Weduwe van wijlen den Heer Fredericus Rudolphus Cleveringa, thans vrouw van, gesterkt en geauthoriseerd door haren tegenwoordigen eheman den Heer Hobbo Lemke voornoemd, bij wien zij is inwonende, voor haar zelve en in qualiteit als moeder en wettige voogdesse over Anna Margaretha Cleveringa, hare minderjarige dochter, bij wijlen genoemden haren eheman den Heer Fredericus Rudolphus Cleveringa, in leven eigenaar, woonachtig te Leens, in echte verwekt, over welke minderjarige meergemelde Heer Hobbo Lemke is medevoogd en als zoodanig hierbij ook is gecompareerd, dewelke verklaarde, tengevolge dispositie, gegeven bij de Regtbank van eersten aanleg zitting houdende te Appingedam, den zevenentwintigsten November achttenhonderd dertig, waarvan een expeditie behoorlijk geregistreerd, hierbij is vertoont en dadelijk terug gegeven, te hebben doen publiek maken voornemens te zijn heden, uur en plaats voorschreven, ten overstaan van den Heer Meester Anthonius Beckeringh, Vrederegter van het Kanton Winsum, wonende op Saaxumborg onder Baflo, geadsisteerd met deszelfs Griffier, den Heer Geuchien Bartelds Hopma, wonende te Winsum, en ten bijwezen van Boele Harmannus Zeilinga, verwer en glazenmaker wonende te Leens, in kwaliteit als toeziend voogd over voornoemde minderjarige, allen hierbij present, te veilen en indien daartoe termen zijn, te verkoopen: 

Numero een. Eene behuizinge, geteekend numero zevennegentig, met de beklemming van diens heem en tuin, doende jaarlijks aan de weduwe Pluimker te Groningen tot grondpacht de sum van zes gulden, staande en gelegen te Leens, Kanton Winsum, Kwartier Appingedam, Provincie Groningen, zwettende
ten noorden de straat,
ten oosten wederom de straat,
ten zuiden Klaas Sebes Zijlstra en
ten westen Luitje Jannes Torringa 

Numero twee. Eene, op het heem van perceel numero een, staande Duiventil op afbraak, om te vervoeren vóór den twaalfden Maart achttienhonderd eenendertig. 

Numero drie. De vaste beklemming van ongeveer drie vierde bunder land, doende jaarlijks aan Mevrouw de Weduwe Hoving te Groningen tot huur zeven gulden vijftig cents, mede gelegen te Leens, Kanton, Kwartier en provincie alsboven,
zwettende
ten noorden aan Marcus Pootholt Mindelts,
ten oosten de Weduwe Enne Geerts Tammens,
ten zuiden Jan Jans Jansen en
ten westen het Kosterij land van Leens. 

Tot verkoop, waarvan de Comparanten hebben opgegeven de volgende conditiën, welke nevens den aanvang van dit Procesverbaal aan de gegadigden zijn voorgelezen:
Artikel een. Voorschreven goederen zullen worden verkocht, met alle carspel, Gemeente, Rijks, Dijks en alle andere lasten, lusten, Servituten en Zwarigheden, zonder wegens den Staat der gebouwen of grootte der opgegevene maat van van het land aanspraakbaar te willen zijn, alles zoo en in diervoegen als door als door de verkooper is bezeten en verdedigd kan worden, zullende geene losse goederen, van welke aard ook, in den verkoop zijn begrepen.
Artikel twee. De aanvaarding zal zijn van de behuizinge en diens heem dadelijk na de toeslag en van het land op den twaalfden Maart achttienhonderd twee en dertig, edoch zal de kooper van het perceel numero een moeten gedogen, dat de kooper van het perceel numero twee met het vervoer van de duivetil wagt tot den twaalfden Maart aanstaande en zullen alle de belastingen van welken aard ook te rekenen voor zoover het perceel numero een en numero twee betreft beginnen te loopen voor rekening van de kooper vanaf Primo Januarij aanstaande en van het perceel numero drie van af den eersten Januarij achttien honderd tweeendertig.
Artikel drie. De betaling der kooppenningen moet geschieden in klinkende gangbare Nederlandsche muntspecien en wel in twee egale termijnen op den eersten Mei achttienhonderd een en dertig en den eersten Mei achttienhonderd twee en dertig, met uitzondering van de duivetil, die op den eersten Mei aanstaande in een termijn moet worden betaald, ten kantore van voornoemde notaris, blijvende inmiddels het verkogte tot aan de geheele voldoening beleend en de verkoopesr gepreviligeerd, ingevolge de wet. Bovendien zal ieder bieder of kooper desgevraagd bij de finale toeslag genoegzame zelfschuldige borge moeten stellen, bij gebreke waarvan op elk bieder zal kunnen worden teruggevallen.
Artikel vier. Inwendig acht dagen na dato dezes betalen de koopers ieder pro rato van hun gekochte aan handen en op quitantie van den notaris de kosten van het publiek maken dezer verkoop, die bij de  Regtbank te Appingedam zijn aangewend ter bekoming van authorisatie en de vacatie van het Vrede Geregt tezamen begroot op achtendertig gulden, voorts de kosten van registratie en  transcriptie, zegels, grosse en expeditie, met die van uitveiling en het honorarium van den notaris en wel het laatste op eene getauxeerde declaratie van Mijnheer den President van de Regtbank, zonder van het een of ander iets aan den Koopprijs te kunnen korten, blijvende de strijk en opbotsgelden met de vertering welke van wege de verkoopersche gemaakt wordt, voor haar eigen rekening.
Artikel vijf. De verkooperen reserveren aan zich de magt om diverse malen te veilen en na afloop der laatste veiling, houden zij een groot uur beraad of zij het geveilde of een gedeelte van dien voor de gebodene sum willen toeslaan of intrekken. 

Hierna requireerden de comparanten tot de veiling over te gaan en nadat als toen diverse veilingen en opbiedingen hadden plaats gehad is eindelijk van het Perceel numero een hoogste bieder geweest voor eene sum van eenduizend guldens, Pieter Oewes van Duinen, herbergier wonende te Leens, welk bot de comparanten niet genoegzaam zijnde is dit geveilde ingetrokken en den hoogsten bieder voor deszelfs gedaan bot bedankt. 

Vervolgens is het perceel numero twee geveild waarvan hoogste bieder is geweest en tot koper verklaard voor de sum van zevenzestig gulden, Pieter Oewes van Duinen, herbergier wonende te Leens, die zulks heeft aangenomen en na voorlezing hier ter plaatse geteekend.
[P O. van Duinen] 

Eindelijk is het derde perceel geveild waarvan hoogste bieder is geweest Boele Harmannus Zeilinga, verwer en glazenmaker, wonende te Leens, voor eene som van tweehonderd vijfenvijftig gulden welk bot de comparanten niet genoegzaam zijnde is, dit geveilde perceel ingetrokken en den hoogsten bieder voor deszelfs gedaan bot bedankt. 

Van al hetwelk dit Proces-verbaal is  []  

___________________________________________________________

Naar 22-10-1831 Veiling onroerende goederen
Naar Fredericus Rudolphus Cleveringa