___________________________________________________________ |
14-11-1897 Nieuwsblad van het Noorden, zondag
Telegrafische berichten.
Opening van den Tramweg Winsum-Ulrum.
WINSUM, 13 Nov.
Hedenmorgen had de officiëele proefrit plaats van de tram Winsum-Ulrum. Na een welkomstgroet van den heer Van Starkenborgh, president-commissaris, werd vanaf Winsum de proefrit ondernomen.
Te Wehe heette de burgemeester van Leens, de heer P. de Rochefort, de deelnemers aan den tocht welkom en sprak hij woorden van sympathie voor het nieuwe vervoermiddel.
Evenzoo deed te Ulrum de burgemeester van die plaats, de heer J. van Julsingha.
Hier werd een telegram van sympathie van den heer mr. C. C. Geertsema, commissaris der koningin, ontvangen.
Onder het dejeuner werden talrijke toasten uitgebracht, o.a. op den heer Geertsema, commissaris der koningin.
In prettige stemming werd de terugtocht aanvaard om te 4.50 (Gr.tijd) te Winsum terug te zijn.
Alles liep van een leien dakje; het materieel verdient extra vermelding.
___________________________________________________________ |
16-11-1897 Nieuwsblad van het Noorden, dinsdag
De opening v. d. Winsum-Ulrum.
Wat een uitstekend geslaagde, bijzonder genoeglijke dag is dat geweest! zoo zeiden we tegen elkaar toen we Zaterdagavond te ongeveer half zeven afscheid van elkaar namen en we gelooven, dat er geen der deelnemers aan de proefrit van de tram Winsum-Ulrum is, die deze woorden niet onderschrijft.
Zooals we Zaterdag gelegenheid hadden in ‘t kort te seinen werden we te Winsum, waar de wapperende vlaggen al dadelijk de feestelijke stemming te voorschijn riepen, verwelkomd door den presidentcommissaris jhr. mr. E. Tjarda van Starkenborgh Stachhouwer. Deze herdacht in een rede den steun, dien de onderneming van verschillende zijden heeft ondervonden. Spreker wees erop dat het aanleggen van een tram niet zoo gemakkelijk is als men misschien zou meenen. De tram loopt door een welvarende streek; de commissarissen hopen en verwachten dat die welvaart nog moge toenemen door dit nieuwe vervoermiddel.
De heer van Starkenborgh deelde mede dat hij tot zijn leedwezen niet aan de tocht kon deelnemen, door ambtsbezigheden verhinderd zijnde.
Hierop werden de nog in aanbouw zijnde remise en de tramrijtuigen bezichtigd. Het is hier een geschikt punt om een en ander mee te deelen omtrent het materieel van de maatschappij.
Zoowel te Winsum als te Wehe en Ulrum heeft de maatschappij remises en stallen; die te Wehe zijn de grootste, hier woont ook de directeur.
De stevige, flink gebouwde paarden, twintig in aantal, zijn gehuisvest in nette, ruime stallen, voorzien, we zouden bijna schrijven „van alle gemakken.”
De remises, de zolders, alles ziet er keurig, practisch ingericht uit. De rijtuigen, acht in aantal, waarvan sommige voor 40, andere voor 30 personen, voldoen aan de hoogstgestelde eischen; gemakkelijke met rood fluweel overtrokken banken, warmwaterstoven, een netje om de bagage in te bergen, enz. Klassen bestaan er niet.
De wagens zijn afkomstig van de Belgische fabriek „La Métallurgique.”
Voor het goederenvervoer is de maatschappij in het bezit van een goederenwagen, een lorrie en een heel eigenaardig wagentje met één as.
Voegen we er hier terstond bij dat de wagens zeer aangenaam en gelijkmatig loopen, wat tegelijk een aanbeveling is voor den wagen en den weg.
De tram volgt den weg langs Maarhuizen, Mensingeweer, Hoorn, Wehe. De weg is vijftien kilometer lang.
Aan den tocht namen deel de burgemeesters en wethouders der drie betrokken gemeenten, de heer Dijkhuis, lid van Gedeputeerde Staten, de ingenieur Wind, ingenieur van het waterschap Hunsingo, de heer Boot, inspecteur van staatsspoorwegen, de heer Elzelingen, hoofdingenieur van den Waterstaat en vertegenwoordigers der verschillende Groningsche bladen.
Met twee tramwagens, elk met twee paarden bespannen, werd de proefrit ondernomen.
Aan alle deuren en vensters zag men hoofden, die even een kijkje van het nog ongewone schouwspel namen.
Wel de vermelding waard is een feit, waarop de heer Starkenborgh in zijn welkomstwoord zinspeelde, namelijk dat daar bij Winsum een paar boomen, die den aanleg in den weg stonden, door de maatschappij zijn aangekocht voor niet minder dan f 500, omdat de eigenaar ze voor minder niet wilde afstaan. Een duur stukje hout, voorwaar!
Even verder is weer een plek, die vermelding verdient omdat zij de maatschappij heel wat hoofdbrekens heeft gekost bijden aanleg. Het is de brug Winsum-Obergum, die zoo plotseling steil opliep, dat er geen denken aan was daar een tram tegen op te slepen. Nu heeft men over een vrij langen afstand den weg opgehoogd, zoodat een lange, zachte helling is ontstaan. Wel zijn nu de ramen en deuren van eenige huizen door de daardoor ontstane ophooging in minder aangenamen toestand gekomen, daar de bewoners door de ramen gedeeltelijk tegen de ophooging aanzien en een trapje noodig hebben om uit hun deur op straat te „klimmen,” maar men moet voor het algemeen welzijn wat over hebben, on dat hebben die menschen, tenminste we hoorden van geen ernstig verzet. Zoo zouden we van nog meer merkwaardige punten kunnen gewagen, want men kan verzekerd zijn dat de ondernemers met heel wat meer moeilijkheden hebben geworsteld dan men zoo zou zeggen als men ia een gemakkelijken wagen, door een paar goede paarden getrokken, langs den weg rolt. Maar met zooveel te meer voldoening kunnen zij op hun werk terugzien, nu het voltooid en welgeslaagd is.
Ook merkwaardigheden, die met de nieuwe tram niets hebben uit te staan, werden gepasseerd; zoo o.a. de grenspaal Leens-Ulrum, waarop vermeld staat: „Ik ben geene schandpaal, maar limiet.”
We willen echter meer dergelijke aardige of belangwekkende bijzonderheden niet beschrijven; een ieder ga een tochtje maken niet de tram van Winsum naar Ulrum en hij zal kennis maken met een interessante streek en — want daar komt het in dit verslag voornamelijk op aan — met een uitstekend vervoermiddel. Alleen dit willen we nog meedeelen, dat men aan de flinke en talrijke boerenplaatsen, die wij langs reden of in de verte in het land zagen, wel kon zien, dat dit een welvarende streek is.
Te Leens (Wehe) werden de genoodigden ontvangen door den burgemeester dier plaats, den heer de Rochefort, die namens zijne gemeente een dronk uitbracht op den voorspoed van het nieuwe vervoermiddel.
De heer van Julsingha, burgemeester van Uirum, commissaris der maatschappij, die den tocht leidde en presideerde, dankte namens genoodigden voor de gulle ontvangst. Na hier een gezellig half uurtje te hebben doorgebracht werd de tocht voortgezet tot Ulrum, waar ook eerst evenals elders remise en stal werden bezichtigd.
Vervolgens werd door de gemeente, die terecht begrepen had, dat na zoo’n tocht de maag zich zou doen gelden, een tweede ontbijt aangeboden, waarvan de „fabrikant,” de heer Waterborg alhier, alle eer had on dat blijkbaar algemeen zeer werd gewaardeerd.
Hier was het, dat werd ontvangen het telegram van den commissaris der koningin, luidende als volgt:
Ik breng het bestuur der tramwegmaatschappij mijn hartelijke gelukwenschen met de voltooiing van het werk en wensen aan de maatschappij voortdurend ontwikkeling en bloei.
Geertsema.
De burgemeester van Ulrum verwelkomde de tochtgenooten in zijn gemeente, wees erop hoezeer de middelen van vervoer vooruitgaan en hoe nu ook Ulrum uit zijn afzondering is opgeheven.
Spr bracht dank uit aan den heer Huurman, die zooveel voor de totstandkoming der tram gedaan heeft en aan de ondernemers.
Hier werden, om een oudbakken beeldspraak te gebruiken, de sluizen der welsprekendheid geopend, om niet weer gesloten te worden alvorens men te Winsum in den trein stapte. We zien er dan ook van af een getrouw verslag te geven van al de woorden van hulde, waardeering en wenschen voor de toekomst, die werden uitgesproken, hier en later te Winsum, waar de burgemeester dier plaats, de heer Wierda, het gezelschap ontving met eenige goedgekozen woorden, besproeid met „de edelste aller dranken.”
De heer Huurman dankte voor de hen gebrachte hulde en huldigde op zijn beurt den heer Knol Bruins en den heer Wibbelink. zijn rechterhand.
De heer de Rochefort dronk op den commissaris der koningin en verzocht den heer Dijkhuis de geuite goede wenschen aan die overheidspersoon over te brengen. De heer Dijkhuis beloofde hieraan te zullen voldoen en zegde der maatschappij den steun van het provinciaal bestuur toe.
De heer van Veen dronk op de pers en de nestor der aanwezige journalisten op de tram; er werd gedronken op de gemeente en de burgemeesters persoonlijk, op den heer Wind en op nog meer menschen en zaken, te veel om te noemen.
En dat men zich goed amuseerde bleek, want eerst op ‘t laatste oogenblik kon men er toe besluiten naar het station te wandelen.
Een algemeen woord van waardeering en hulde aan de besturen der gemeenten Winsum, Leens en Ulrum voor de wijze waarop zij de tochtgenooten ontving en onthaalde is zeker aan ‘t eind van dit verslag op zijn plaats.
Tenslotte zij gemeld, dat de maatschappij op alle mogelijke wijzen aan het gemak en het belang van het publiek tegemoet komt. Zoo heeft zij bijv. voor schoolkinderen abonnements-schoolkaarten tegen laag tarief, geeft zij gelegenheid door „boodschapskaarten” tot het meegeven van boodschappen, enz.
Commissarissen der maatschappij zijn de h.h. Van Starkenborgh (reeds genoemd) J. van Julsingha, D. W. van der Tuuk, mr. K. van Veen, P. M. A. Huurman, H. Knol Bruins en C. Reinders.
Het kapitaal der tramwegmaatschappij Winsum—Ulrum bedraagt honderdtachtig duizend gulden.
Foto vervaardigd door Kalmer Goudsmit
___________________________________________________________ |
Naar Tramweg Maatschappij “Winsum-Ulrum”
Naar Fotograaf Kalmer Goudsmit