___________________________________________________________ |
Nu stegen wij dan weder te paard, om langs denzelfden weg, dien wij afgereden waren, de vallei weder te verlaten. Deze weg is er eerst bij het overlijden van Napoleon, om er deszelfs lijk bij neer te voeren, vervaardigd. Deze vallei, die in eene vernaauwende kloof eindigt, zuidoostwaarts omrijdende, vindt men op derzelver zuideinde Hutt’s-gate, alwaar de weg door een hek of wring afgeschut is; ook scheidt zich de weg hier hier in tweeën, vormende Trois-bras. De regter weg geleidt naar de Diana-piek en de linker, dien wij insloegen, naar Longwood. Zoodra men het huis, waarin de heer en mevrouw Bertrand gedurende de eerste twee jaren woonden, voorbij is, rijdt men naar het oosten en noordoosten. Kort achter Hutt’s-gate vindt men ter linkerhand eene tweede zeer diepe en steile vallei, die zich met de Napoleons-vallei vereenigt, en vervolgens de Ruperts-vallei geheeten wordt, vallende (bij sterke regens slechts water lozende) bij Banksis in zee. Deze tweede tak der Ruperts-vallei is meer rond van gedaante, dan de Napoleons-vallei, zijnde deze diepe kuil een oude krater, Duivels punchkom of bowl genaamd, — hebbende de oude er eene nog grootere punchbowl op het Amerikaansche eiland St. Eustatius, zoodat er nog al een mooi teugje in gaat. Dit kommetje omgereden zijnde, kwamen wij aan een’ hoogen groenen bergrug, die naar het oosteinde des eilands loopt, zijnde met eene vervallene verschansing of een’ opgeworpen wal (nagenoeg 500 Nederlandsche ellen van oud-Longwood verwijderd) en een groot hek afgesloten, en deze langwerpige ronde hoogte oprijdende, heeft men oud-Longwood regt voor zich; terwijl op dezen winderigen uithoek eenige naakte gomboomen (conyza gummifera) staan, die zware kruinen, maar door den wind korte kromme stammen hebben, en zich in eene breede en lange lengte (van waar deze plaats den naam Longwood , dat is lang woud, zoude hebben ontleend) uitstrekken.
De gomboomen zouden hier oorspronkelijk te huis behooren. Brooke zegt(*), dat men in het jaar 1777 stelde, dat Longwood zoo vele boomen bevatte, als het overige gedeelte van het eiland (behalve die van oen toenmalige gouverneur Byfield) te zamen. Echter is het bosch nu van weinig beteekenis, staande de kromme kortstamde boomen, met winderige toppen, alles behalve weelderig; ook zouden zij veel in den beginne door het rundvee, de schapen en inzonderheid door de schorsvretende geiten hebben geleden. Het denkbeeld, om Longwood te omheinen, is het eerste ontstaan bij den kapitein Pyke (†), zijnde onder den toen besturenden gouverneur Smith bewerkstelligd, zoodat er (volgens Brooke) in 1758 reeds 150 acres (75 morgen) ingesloten waren, behalve de hier aangrenzende Paardenpunt , welke uit 64 acres bosch bestond. Oud-Longwood was reeds vóór den tijd van Napoleons ballingschap de grootste plantaadje of boerderij van het geheele eiland, en het gebrek, dat men toen ten tijde aan water had, is door de kunstige leidingen van den generaal-majoor Beatson, die hier van 1808 tot 1813
(*) Zie History of the Island of Sainta Helena p.27.
(†) Pyke, die naderhand gouverneur van St. Helena geworden is, kwam hier in die betrekking, na er vroeger zijn verblijf gehad te hebben, in Maart 1751
gouverneur geweest is, veel verbeterd, wordende nu het water door middel van looden pijpen van de Halley’s-mount, een afstand van derdehalve Engelsche mijl, herwaarts geleid.
Longwood en Deadwood werden voorheen te zamen Greatwood geheeten; dan, volgens het meer waarschijnlijk berigt van Barnes, waren Long– en Greatwood twee verschillende bossehen, en daar het laatste om en bij het jaar 1760 grootelijks uitstierf, veranderde men het woord great (groot) in dead (dood), zoodat het toenmalige Greatwood nu Deadwood is.
Longwood is thans in oud– en nieuw-Longwood verdeeld; het eerste lang vóór Napoleons verblijf alhier, en het laatste gedurende zijne ballingschap gebouwd: beide gebouwen liggen op denzelfden droogen heuvel, met het huis, bij Napoleons tijd door Bertrand bewoond geweest; welke gebouwen door steile, ondoordringbare bergkloven, en een’ even steilen en op sommige plaatsen overhangende zeeoever omgeven zijn, kunnende men dezelve niet anders, dan van de westzijde genaken, en liggende voor den vollen zuidoostpassaat , een’ hier altijd waaijenden schralen wind, blootgesteld; en hoe gezond dit plekje dan ook heeten mag, was het in mijn oog de minst bevallige woonplaats van het geheele eiland.
Napoleon zoude er van hebben gezegd: ≪Ik haat dit Longwood, het gezigt er van maakt mij zwaarmoedig; laat hem (de gouverneur) mij ergens plaatsen, waar schaduw, geboomte en water is, (en waarlijk dit alles ontbreekt hier,) hier waait het altijd een wordende storm met regen en mist, chef mi taglia l’anima (die mij de ziel doorsnijdt) (*).”
Waar of de heer Potter (†) hier de vruchtbare dalen, verrukkelijke valleijen en nimmer van schepen ontbloote reede heeft gezien, is mij onbegrijpelijk; nu, dit was ook in 1805; en waar of toch die heerlijke bosschen zoo spoedig gebleven zijn? welke kunsten mogen zich toen toch hier met de natuur vereenigd hebben? welk voordeel, welk vermaak kan zijn eerwaarde hier in eenen hoogsten graad hebben gevonden? waarlijk, dit weet ik niet te plooijen. Een’ tijd lang kan ik mij in stormweer op den dijk vermaken, terwijl de wind, met de haarlokken spelende, de zorgen doet verdrijven; maar wie kan dit vermaak duurzaam noemen? Potter mag Longwood eene der aangenaamste en schoonste verblijfplaatsen van dit eiland noemen; mij is het als een dorre, sombere en winderige heuvel, waar geen droppel water te zien is, dan dat der onmetelijke zee, op de hoogte der steile rots voorgekomen, hetwelk de natuur tot eene bannelingsplaats gevormd heeft;
(*) Zie Stem uit St. Helena, door Barry E. O’Meara, esq., Napoleons gewezen wondarts, I Deel, blz. 67. te Dordrecht, bij Blussé en van Braam, 1822.
(†) Lotgevallen, enz. II Deel, blz, 79.
wordende ook thans door niemand anders, dan door dienstbare personen bewoond, die daarvoor, van wege het Engelsche gouvernement, dat hier eene paardenstoeterij heeft, ruim bezoldigd worden.
Oud-Longwood, alwaar Napoleon zijne laatste dagen doorbragt, en eindelijk bezweek, is een nederig gebouw van slechts eene verdieping hoog, met een blaauw leijen dakje gedekt, wordende thans door den vriendelijken landman George Brockie bewoond. De kortheid van tijd verhinderde mij, om de reeds begonnene schets van dit vervallen gebouw af te maken.
Men gaat over de plaats, aan welker muur, mits aan de binnenzijde, de sopha stond, waarop Napoleon overleed, hebbende de aan weerzijden geplaatste schuifraams slechs 15 (6 boven en 9 onder) kleine glasruiten.
Dan volgt de noorder kamer met drie gezigten tegen het westen, en twee aan weerzijden van den hoofdingang of de deur tegen het noorden. Deze kamer, met zeegroen papier behangen, was des keizers wapen- en kleedkamer; thans is er het behang meestal afgevallen, of afgescheurd en bemorst, zoodat de blaauwe grondverf overal voor den dag kwam, zijnde de witte gipsen zolder door stof en spinrag bijna onzigtbaar geworden. Thans diende deze kamer tot berging van haverschoven, die kort van stroo en ongemeen slecht beladen waren; de geheele kamer was met dit paarden voed er gevuld, zoodat er. slechts een smal gangetje langs de glazen van den westermuur vrijgelaten was.
De tweede kamer, die ten zuiden aan de voornoemde wapenkamer grenst, diende Napoleon tot deszelfs slaapvertrek, waarin twee gezigten tegen het westen, die juist op de hier naar toeloopende laan uitzien, hebbende dit kamertje zuid en noord slechts de lengte van 8, en de breedte van 6 passen, zijnde ongeveer 12 voeten hoog onder de zoldering.
In dit vertrek, waarin Napoleon des avonds van den 5 Mei 1821 met zonne-ondergang zacht en stil ontsliep, bevindt zich thans een haksel molen, tot het fijn snijden van stroo voor paardenvoeder, welke machine buiten het huis in den hoek door twee paarden, die onder een groot kamrad rondloopen, gelijk onze boekweitmolens, in beweging wordt gebragt. Ook hier benam de veelheid van stof, spinrag en soortgelijke vuiligheid aan dit kamertje het aanzien van een keizerlijk verblijf, terwijl wij voor de dik bestovene glazen uitriepen: « wij zien door een glas duisterlijk;” dan de menigvuldige gebrokene ruiten waren ons in dit onbevallig bakselvertrek, om uit te zien, zeer dienstig.
Mij gelukte het, om hier nog uit de plank van den muur, waaraan de sopha of het sterfbed vastgezeten had, een’ roestigen spijker los te wrikken en mede te nemen: want zie, men moet er toch zoo iets van kapen; gelijk ik ook uit dit kamertje een stuk behangsel losrukte en, hoe morsig ook, even zorgvuldig medenam.
De derde kamer, die thans geheel vol haksel lag, was nu ongemeen donker, doordien de buitenstaande molen onder eene groote houten kap rondliep, welke kap het licht op het noorder glas wegnam, zoodat men weinig, dan een duister en somber vierkant hol onderscheiden konde. Ook hier en daar hingen de lappen van het roode met vergulde bloemen versierde behangsel papier gescheurd aan den wand, waarvan op nieuw de reliquiën vermeerderd werden.
Deze kamer, die altijd donker geweest is, bezigde Napoleon, om er met zijne vrienden het middagmaal te houden, hebbende de vertrekken van zijn gevolg bijna alle hierin hunnen uitgang.
Bertrand woonde met zijn huisgezin wel afzonderlijk; maar de graven Montholon en Las Cazes woonden op oud-Longwood in zich hierbij bevindende kamers; terwijl de bedienden hun verblijf op de zolderingen in kleine afgetimmerde hutten hadden, waarin zij, door de helling van het leijen dak, nergens, dan juist in het midden, regt op konden staan, — zoo leert men bukken!
In het westelijke vooruitkomende gebouw was de kamer, waarin Napoleon na zijn overlijden twee dagen, den 6 en 7 Mei, op een paradebed ten toon gesteld is, zijnde toen voor allen van nabij te zien, hetwelk zoo weinige eilanders bij zijn leven had mogen te beurt vallen. Bij het ingaan van deze kamer (thans van de zuidzijde) stond het staatsiebed aan de regterzijde, in den eerstenhoek; en terwijl wij ons ter dezer plaats bevonden, verhaalde onze geleider ons, (altijd met eene eerbiedwekkende bedaardheid en zachtheid sprekende,) dat vele eilanders geloofden, dat er op St. Helena van Napoleon niets dan deszelfs ingewand begraven was, alhoewel hij (Binnyt) zich overtuigd hield, dat er niets van hem weggevoerd was, maar dat alles in eene en dezelfde kist in voormeld graf bemetseld was.
Deze westerkamer is thans een dubbele paardenstal, of stal met twee tegen elkander over staande rijen, iedere rij voor 5 paarden ingerigt, waar tusschen een zeer breede middelgang is.
Hier vonden wij, behalve andere, vier Engelsche bloed paarden, alle merriën, ten dienste der stoeterij, van eene ongemeene grootte, alle bruin van kleur, wier beenen zoo zwaar en tevens zoo sterk met haar omhangen waren, als ik er nimmer gezien heb. Deze paarden (naauwkeurig door mij gemeten) hadden op de schoft de meerdere en mindere grootte van 160 Nederlandsche duimen, terwijl deze sterke karrepaarden allen vijf jaren oud waren. Dan hoe stonden wij verbaasd, toen wij in een open omheind plein den monstereuzen vierjarigen hengst zagen! de beenen van dit kolossaal schepsel geleken naar die van een’ olifant. Het is waar, dat het gezigt, na met de kleine Kaapsche en Javaansche paardjes te hebben gegaan, bedriegelijk is; maarde Nederlandsche ellemaat, hierbij gebezigd, kan toch niet misleidende zijn: deze hengst was aan de zuidzijde van voornoemden stal in een groot vierkant bij veertien merriën opgesloten.
Verder levert dit Longwood geen bijzonders op. Aan de westzijde van het huis vindt men een’ verwilderden tuin, die nog zoo ligt, als hij ten deele door Napoleon zelven omgespit is. Dan deze tuin is van deszelfs sieraden ontdaan; het priëeltje is naar Engeland gevoerd, en alles, wat los was, werd ongemeen duur verkocht, hebbende de stoelen 19 en 20 ponden sterling het stuk gekost. Thans ziet men in dezen tuin, behalve een’ hakselmolen en mesthoop, eene menigte onkruid, dat tot niets nut is, en door Napoleon zorgvuldig uitgeroeid werd.
De woning van den heer en mevrouw Bertrand staat ruim 100 passen ten noorden van oud-Longwood, waar Napoleon bijna dagelijks eene visite kwam afleggen. Dit huis dient thans tot woonplaats van den gezegden landman Brockie, die oud-Longwood tot stal, schuur en bergplaats bezigt.
De noorder kamer van dit huis heeft een ongemeen schoon uitzigt naar het noorden, en het was in dit vertrek, waar Napoleon bij zijne gezellige volgelingen de vrolijkste uren doorbragt. Het kamertje is niet groot, en eenige voeten boven den grond verheven, met kleine, maar, door derzelver lage plaatsing, vrolijke waar zelfs sein gedaan werd, als Napoleon in den tuin verscheen.
Het huis van Bertrand is omgeven van een’ lieven tuin, met fraaije heesters en bloemen verrijkt; aan de noordoostzijde van dit huis bevond zich nu een korenveld, zijnde een gemengd gewas van gerst en haver, ieder halm ter naauwernood de lengte van een heen hebbende. Het gewas, dat schraal en vol onkruid stond, had geen voordeelig aanzien; de gerst stond in aren en de haver in thails. Dit korenveld was door een lang ijzeren hek, in gedaante gelijk aan dat van Napoleons graf en nagenoeg vier voeten hoog, van de tuinen van dit huis en van die van nieuw-Longwood afgescheiden.
De thermometer, die in de zindelijke en fraaije slaapkamer van mevrouw Bertrand, in het westelijk gedeelte van dit huis, hing, teekende des middags naar de schaal van Fahrenheit 72°.
Nieuw-Longwood staat ten westen van het huis van den heer Bertrand, dat echter nimmer door Napoleon bewoond is geworden, zijnde de verhuizing van oud– naar nieuw-Longwood vertraagd, doordien hij nog eenige verandering aan hetzelve verlangde.
Nieuw Long-wood is een laag, van klipsteenen gebouwd huis, zijnde het daaraan verbruikte hout, ijzer, alsmede deszelfs leijendak , marmer, koper en andere werken geheel bewerkt uit Engeland naar het daarvan gemaakte bestek overgezonden.
Dit gebouw is over het algemeen zeer doelmatig en netjes ingerigt, welks bouworde mij uitnemend bevallen is. Het front staat met twee niet ver vooruitspringende vleugelen naar het noorden, hebbende dit huis dus nagenoeg hetzelfde gezigt als dat van Bertrand, ziende ten noorden bij Banksis en ten oosten bij Barn-hill van boven als uit de wolken in zee. Dit gebouw heeft tusschen de vleugels eene luchtige gaanderij, op gegotene ijzeren kolommen rustende, welke tusschenbeiden met smaakvol ijzeren hekwerk doortrokken is, waarbij eene soort van klimop gegeplant is, dat reeds zoo digt en bladrijk is, dat van nieuw-Longwood tusschen de vleugels of van deszelfs front niets anders, dan de glasramen, waarvoor men dit gewas weggeschoren heeft, kan worden gezien.
Volgens mr. Brockie, zoude Napoleon den weelderigen groei van dit geboomte eigenhandig bevorderd en aangekweekt hebben.
Nieuw-Longwood, noordwest van Old-Longwood gelegen, is eene verdieping hoog en heeft oost en west vier naast elkander liggende leijen daken; de kamers zijn met groote glazen voorzien, en over het geheel, voor zoo ver de plaats dit gedoogt, zeer vrolijk van uitzigt. In meest alle kamers vindt men prachtige marmeren haardsteden, terwijl de zalen en kamers ongemeen kostbaar behangen zijn.
Maar doordien hetzeIve door niemand (welk vrij mensch zou deze akelige standplaats bevallen?) bewoond wordt, geven deze reeds hier en daar in het verval gerakende en ledige ruimten zonder meubelen en zonder onderhoud, terwijl de doodelijkste stilte in dit nare en eenzame oord heerscht, een somber en akelig aanzien aan het geheel. De tuin, bij Brockie in gebruik, was nog al tamelijk wel onderhouden; maar de verschillende heesters en bloemen schenen alle als verlatenen te treuren over hunne standplaats tusschen woeste rotsen en steenklompen, van dorre, uitgebrande valleijen en leven – en waterlooze huizen omgeven, wordende altijd zonder ophouden door den eentoonigen, schralen zuidoostpassaat gezweept, ofschoon men daartoe nog al de noordwestzijde van nieuw-Longwood als tuin uitgekozen had.
In het midden van dit gebouw bevindt zich een open vierkant plein, waarin eenige nog jonge boomen stonden.
In het noorder gedeelte van dit gebouw is eene groote keuken, waar de vloer voor den haard en de fornuizen gedeeltelijk opgebroken was, om er het stoffelijk overblijfsel van Napoleon mede te dekken: dit gaf aan de keuken met roestige platen en fornuizen een zeer vervallen aanzien. In eene der westelijke kamers bevond zich een marmeren bad met twee kranen, de eene voor heet water, in de keuken gestookt wordende, en de andere voor koud water. Dat dit bad prachtiger en gemakkelijker, dan dat was van Caledon, zult gij voorzeker even gaarne gelooven, als dat het laatste met meer effekt op de menschelijke gestellen werkt.
Het gezamenlijke Longwood bestaat dan nu uit de drie voornoemde gebouwen: oud-Longwood staat hooger, dan het huis van Bertrand, staande nieuw-Longwood het laagste aan de noorder helling van dezen droogen bergrug.
Volgens zeggen van den heer Brockie, behoorden thans tot het landgoed Longwood 1500 acres (750 morgen) goed (?) grasland, welk gras hij dupagras (panicun dactylon) noemde.
— Dan dat wij Longwood nu vaarwel zeggen en onze terugreis aannemen.
___________________________________________________________ |
Naar 12-05-1826 (vrijdag): Bezoek aan het graf van Napoleon Bonaparte
Naar 12-05-1826 (vrijdag) vervolg uitstapje
Naar Deel II De Vruchten mijner werkzaamheden